ECLI:NL:RBMNE:2013:2783

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
10 april 2013
Publicatiedatum
17 juli 2013
Zaaknummer
16-994009-13
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Heropening van het onderzoek naar valsheid in aanvraagformulieren voor WW-uitkering wegens onwerkbaar weer

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 10 april 2013 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het geven van opdracht tot of feitelijk leiding geven aan het vervalsen van aanvraagformulieren voor een WW-uitkering wegens onwerkbaar weer. De rechtbank heeft het onderzoek heropend omdat er belangrijke getuigen niet waren gehoord, waaronder de directeur van het betrokken bedrijf en enkele uitvoerders. De zaak is gestart naar aanleiding van anonieme informatie die de betrokkenheid van de bedrijfsleider suggereerde. De officier van justitie achtte de feiten wettig en overtuigend bewezen, terwijl de verdediging aanvoerde dat de verdachte niet op de hoogte was van de verboden gedragingen en daarom niet als feitelijk leidinggevende kon worden aangemerkt. De rechtbank heeft vastgesteld dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen en heeft besloten het onderzoek te schorsen en de getuigen alsnog te horen. De beslissing om het onderzoek te heropenen was noodzakelijk om een weloverwogen oordeel te kunnen vellen over de betrokkenheid van de verdachte en de andere betrokkenen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Afdeling strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer: 16/994009-13
Datum uitspraak: 10 april 2013
Vonnisvan de meervoudige kamer voor strafzaken
op tegenspraak
gewezen in de zaak zaken tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [postcode] [woonplaats], [adres],
Raadsman: mr. D.V.A. Brouwer, advocaat te Utrecht, bepaaldelijk gevolmachtigd.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 27 maart 2013.
De toepasselijke regelgeving in de tenlastegelegde periode.
De Werkloosheidswet hield, voor zover van belang, het volgende in:
Artikel 16
1.Werkloos is de werknemer die:
a.ten minste vijf of ten minste de helft van zijn arbeidsuren per kalenderweek heeft verloren, alsmede het recht op onverminderde doorbetaling van zijn loon over die uren; en
b.beschikbaar is om arbeid te aanvaarden.
(…)
Artikel 18
1.De werknemer, die werkloos is uitsluitend als gevolg van vorst, sneeuwval, hoog water of andere buitengewone natuurlijke omstandigheden heeft recht op uitkering voor de duur van de buitengewone natuurlijke omstandigheden.
(…)
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft bij brief van 17 februari 2010
betrokkenen geïnformeerd dat de CAO- bepalingen over loondoorbetaling die een beroep op artikel 18 WW verhinderden aldus zijn gewijzigd dat de werkgever bij onwerkbaar weer in de periode van 1 februari tot 1 april 2010 niet gehouden is het loon onverkort door te betalen. Werknemers in de bouwnijverheid die als gevolg van het onwerkbare weer niet kunnen werken, kunnen hierdoor in deze periode in aanmerking komen voor WW. De uitkeringen op grond van artikel 18 WW komen volledig voor rekening van het sectorfonds voor de bouwnijverheid. [1]
Werkgever en werknemer dienen een aanvraagformulier te ondertekenen dat bij het UWV ingeleverd kan worden. De werkgever vraagt daarmee voor de werknemer een WW-uitkering aan wegens onwerkbaar weer en doet opgave van gewerkte en niet-gewerkte uren en van de reden van een eventueel verzuim. De werknemer dient mee te ondertekenen om UWV toestemming te geven de uitkering aan de werkgever over te maken en om te verklaren dat hij/zij niet elders heeft gewerkt. [2]
De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd wat in de dagvaarding is omschreven.
Van de dagvaarding is een kopie als bijlage aan dit vonnis gehecht. De inhoud van deze bijlage geldt als hier ingevoegd.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte opdracht heeft gegeven tot of feitelijk leiding heeft gegeven aan
het vervalsen of vals opmaken van aanvraagformulieren voor een WW-uitkering wegens onwerkbaar weer door[bedrijf] en
opzettelijk gebruiken van die formulieren door [bedrijf].

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1 en 2 tenlastegelegde feiten heeft begaan en baseert zich daarbij onder meer op de verklaringen van[A] die heeft verklaard dat [B] en[C], haar hadden gezegd dat in een overleg met de directie het gebruik van de regeling “WW wegens onwerkbaar weer” besproken was. Voor het overige baseert de officier van justitie zich op de in het dossier aanwezige formulieren “Aanvraag ww wegens onwerkbaar weer”, de diverse getuigen die hebben verklaard dat er door hen slechts één handtekening is gezet op het formulier, terwijl met betrekking tot die getuigen meerdere formulieren zijn toegezonden aan het UWV ter verkrijging van de uitkering.

Het standpunt van de verdediging

De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen en heeft daartoe aangevoerd dat verdachte op basis van de gegevens van de Kamer van Koophandel voor Midden-Nederland zou kunnen worden aangemerkt als feitelijk leidinggevende aan het [bedrijf]te Utrecht.
Diverse getuigen en andere betrokkenen antwoordden op de vraag wie de directeur van [bedrijf] of wie de eigenaar is van [bedrijf] dat dit verdachte is.
Uit deze antwoorden kan niet zonder meer worden afgeleid dat verdachte ook de feitelijk leidinggevende is geweest. Enkel dat hij directeur en eigenaar was van de onderneming.
Voor feitelijk leidinggeven is meer nodig, namelijk enige wetenschap omtrent de verboden gedraging. Dit volgt niet zonder meer uit het gegeven dat iemand eigenaar of directeur is van een onderneming.
Uit de verklaring van [A], salarisadministrateur bij [bedrijf] en de [D], directeur van [bedrijf] BV, kan worden opgemaakt dat verdachte niet op de hoogte is geweest van het feit dat van de regeling “WW wegens onwerkbaar weer” gebruikt werd gemaakt door de onderneming. Verdachte zelf verklaart dit ook.
Dit betekent naar de mening van de verdediging dat verdachte de wetenschap van de verboden gedraging ontbeerde. Ook anderszins is in het dossier daarvoor geen bewijs aanwezig.
Nu wetenschap omtrent de verboden gedraging bij verdachte ontbreekt kunnen de tenlastegelegde feiten niet bewezen worden verklaard, zodat verdachte moet worden vrijgesproken, aldus de verdediging.

Overweging

Uit het onderzoek ter terechtzitting is de rechtbank gebleken dat binnen de onderneming [bedrijf]de volgende bedrijfsstructuur gold. [verdachte] en[D] vormden samen de directie van de onderneming.[C]
was bedrijfsleider en daarvoor hoofd van de afdeling P&O. [B] was hoofd P&O en daarvoor salarisadministrateur, welke functie ten tijde van de telastegelegde feiten werd uitgeoefend door [A]
[C] en [B] waren direct verantwoording verschuldigd aan de directie.
De salarisadministrateur, [A], viel onder de financiële administratie, waarvoor de heer[F], financial controller, verantwoordelijk was.
De heer [F] nam ook deel aan overleggen met de directie.
[F] is nooit gehoord door de opsporingsdienst, noch als getuige, noch als mogelijke verdachte.
Met betrekking tot het gebruik van de regeling “WW wegens onwerkbaar weer” werden door de salarisadministrateur aanvraagformulieren ingevuld op basis van weekstaten en urenstaten. Deze formulieren moesten door de betreffende werknemers worden ondertekend. De formulieren werden meestal door de uitvoerders ter plekke aan deze werknemers overhandigd. In de stukken worden een aantal van deze uitvoerders met name genoemd te weten [G] (ook wel[naam 1] genoemd) en [H].
De rechtbank heeft geconstateerd dat deze personen ook niet door de opsporingsinstantie zijn gehoord.
De rechtbank heeft geconstateerd dat uit het proces-verbaal blijkt dat het onderzoek door de Sociale Informatie en Opsporings Dienst (SIOD) is gestart naar aanleiding van anonieme informatie. In die anonieme informatie wordt de naam van de bedrijfsleider, de heer[I], genoemd als de persoon die aanvraagformulieren voor de “vorst-WW” door de werknemers heet laten ondertekenen.
Uit de stukken is de rechtbank gebleken dat [I] niet door de SIOD is gehoord.
De rechtbank is van oordeel dat, om tot een gedegen en weloverwogen beslissing in deze zaak te kunnen komen,[F] en de hierboven genoemde uitvoerders,[G] en [H], alsnog gehoord dienen te worden.
Ook de bedrijfsleider die in de anonieme CIE-informatie is genoemd en door zo goed als alle betrokken werknemers wordt genoemd, de heer [I], dient alsnog te worden gehoord.
De rechtbank zal derhalve het onderzoek heropenen, vervolgens schorsen en de stukken in handen stellen van de rechter-commissaris, teneinde uitvoering te geven aan de bepaling van de rechtbank dat [F], [G] (ook wel[naam 1] genoemd), [H] en [I] alsnog dienen te worden gehoord.
DE BESLISSING
De rechtbank beslist als volgt:
Heropent het onderzoek.
Bepaalt dat het onderzoek wordt hervat tegen een nog nader te bepalen tijdstip, met bevel tot oproeping van verdachte en zijn raadsman tegen dat tijdstip.
Verwijst de zaak naar de rechter-commissaris teneinde als getuigen te horen:
1.
de heer Maurik [F],
2.
de heer[I]
3.
de heer[G] (ook wel [naam 1] genoemd)
4.
de heer [H].
Stelt de stukken in handen van de rechter-commissaris.
Dit vonnis is gewezen door mrs M.J. Grapperhaus, voorzitter, mrs J.P.W. Helmonds en A.M.M.E. Doekes-Beijnes, rechters, bijgestaan door H.J. Nieboer als griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 10 april 2013.
De rechtbank heeft de voorkeur voor het horen van bovengenoemde getuigen door een gedelegeerd rechter-commissaris, die deel heeft uitgemaakt van de zittingscombinatie op 27 maart 2013. De rechtbank verzoekt de officier van justitie en de verdediging binnen 1 week na heden aan de griffier kenbaar te maken of daartegen wel of geen bezwaren bestaan.
BIJLAGE
1.
Aannemersbedrijf W.E. [bedrijf], op één of meer tijdstip(pen), in of
omstreeks de periode van 1 februari 2010 tot en met 16 maart 2010, in de
gemeente Utrecht, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met één of
meer natuurlijk(e) perso(o)n(en), althans alleen, 46, althans één of meer,
formulier(en) 'Aanvraag WW-uitkering wegens onwerkbaar weer', waaronder:
A - een formulier ten name van[naam 2]
(vindplaats: D-002-1, DP 290 e.v.); en/of
B - een formulier ten name van[naam 3]
(vindplaats: D-003-01, DP 302 e.v.); en/of
C - een formulier ten name van[naam 4]
(vindplaats: D-004-01, DP 314 e.v.); en/of
D - een formulier ten name van [naam 5]
(vindplaats: D-005-01, DP 324 e.v.); en/of
E - een formulier ten name van[naam 6]
(vindplaats: D-006-01, DP 334 e.v.); en/of
F - een formulier ten name van[naam 7]
(vindplaats: D-007-01, DP 344 e.v.)
G - een formulier ten name van [naam 8]
(vindplaats: D-009-01, DP 364 e.v.); en/of
H - een formulier ten name van [naam 9]
(vindplaats: D-010-01, DP 376 e.v.); en/of
I - een formulier ten name van [naam 10]
(vindplaats: D-011-01, DP 382 e.v.),
- zijnde elk (een) geschrift(en) bestemd om tot bewijs van enig feit te
dienen - (telkens) valselijk heeft opgemaakt en/of heeft vervalst en/of
valselijk heeft doen opmaken en/of vervalsen, zulks met het oogmerk om
dat/die formulier(en) als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te
doen gebruiken, hebbende dat vervalsen en/of valselijk opmaken hierin bestaan
dat - zakelijk weergegeven - op/in dat/die formulier(en) is vermeld dat in de
we(e)k(en) 5 en/of 6 en/of 7 en/of 8[naam 2] en/of[naam 3]
en/of[naam 4] en/of [naam 5] en/of[naam 6] en/of[naam 7]
en/of [naam 8] en/of [naam 9] en/of [naam 10] en/of één of meer andere
werknemer(s), 8 uren, althans een of meer u(u)r(en), per dag niet
heeft/hebben gewerkt vanwege onwerkbaar weer (vorst), terwijl in
werkelijkheid één of meer van genoemde werknemer(s) (deels) wel heeft/hebben
gewerkt en/of (op papier) vrij (ATV, vakantie) en/of ziek was/waren en/of één
of meer van genoemde formulier(en) is/zijn voorzien van een valse/vervalste
handtekening(en);
tot het plegen van welk(e) bovenomschreven strafba(a)r(e) feit(en) verdachte
(telkens), al dan niet in vereniging met één of meer anderen, opdracht heeft
gegeven, dan wel aan welk(e) bovenomschreven verboden gedraging(en) verdachte
(telkens) feitelijke leiding heeft gegeven;
artikel 47, lid 1 aanhef en onder 1 Wetboek van strafrecht
artikel 51, lid 2 en onder 2 Wetboek van strafrecht
art 225 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
Aannemersbedrijf W.E. [bedrijf], op één of meer tijdstip(pen), in of
omstreeks de periode van 1 februari 2010 tot en met 16 maart 2010, in de
gemeente Utrecht, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met één of
meer natuurlijk(e) perso(o)n(en) en/of rechtsperso(o)n(en), althans alleen,
(telkens) opzettelijk gebruik heeft gemaakt van 46, althans één of meer,
vals(e) of vervalst(e) formulier(en) 'Aanvraag WW-uitkering wegens onwerkbaar
weer', waaronder:
A - een formulier ten name van[naam 2]
(vindplaats: D-002-1, DP 290 e.v.); en/of
B - een formulier ten name van[naam 3]
(vindplaats: D-003-01, DP 302 e.v.); en/of
C - een formulier ten name van[naam 4]
(vindplaats: D-004-01, DP 314 e.v.); en/of
D - een formulier ten name van [naam 5]
(vindplaats: D-005-01, DP 324 e.v.); en/of
E - een formulier ten name van[naam 6]
(vindplaats: D-006-01, DP 334 e.v.); en/of
F - een formulier ten name van[naam 7]
(vindplaats: D-007-01, DP 344 e.v.)
G - een formulier ten name van [naam 8]
(vindplaats: D-009-01, DP 364 e.v.); en/of
H - een formulier ten name van [naam 9]
(vindplaats: D-010-01, DP 376 e.v.); en/of
I - een formulier ten name van [naam 10]
(vindplaats: D-011-01, DP 382 e.v.),
- zijnde elk (een) geschrift(en) bestemd om tot bewijs van enig feit te
dienen - als ware dat/die geschrift(en) echt en onvervalst, bestaande dat
gebruikmaken hierin, dat (telkens) het/de formulier(en) 'Aanvraag
WW-uitkering wegens onwerkbaar weer' is/zijn ingestuurd naar het UWV (ter
verkrijging van een WW-uitkering) en bestaande die valsheid of vervalsing
hierin, dat - zakelijk weergegeven - op/in dat/die formulier(en) is vermeld
dat in de we(e)k(en) 5 en/of 6 en/of 7 en/of 8[naam 2] en/of[naam 3]
en/of[naam 4] en/of [naam 5] en/of[naam 6] en/of[naam 7]
en/of [naam 8] en/of [naam 9] en/of [naam 10] en/of één of meer
andere werknemer(s), 8 uren, althans één of meer u(u)r(en), per dag niet
heeft/hebben gewerkt vanwege onwerkbaar weer (vorst), terwijl in
werkelijkheid één of meer van genoemde werknemer(s) (deels) wel heeft/hebben
gewerkt en/of (op papier) vrij (ATV, vakantie) en/of ziek was/waren en/of één
of meer van genoemde formulier(en) is/zijn voorzien van een valse/vervalste
handtekening(en);
tot het plegen van welk(e) bovenomschreven strafba(a)r(e) feit(en) verdachte
(telkens), al dan niet in vereniging met een of meer anderen, opdracht heeft
gegeven, dan wel aan welk(e) bovenomschreven verboden gedraging(en) verdachte
(telkens) feitelijke leiding heeft gegeven;
artikel 47, lid 1 aanhef en onder 1 Wetboek van strafrecht
artikel 51, lid 2 en onder 2 Wetboek van strafrecht
art 225 lid 2 Wetboek van Strafrecht

Voetnoten

1.http://www.rijksoverheid.nl/documenten-en-publicaties/kamerstukken/2010/02/17/brief-van-minister-donner-over-vorst-ww-in-bouwnijverheid.html
2.Onder meer D-002-01, p. 290