ECLI:NL:RBMNE:2013:2776

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
11 juni 2013
Publicatiedatum
17 juli 2013
Zaaknummer
16-661186-13
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor poging tot afpersing met geweld en verkeersdelicten met psychiatrische maatregel

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 11 juni 2013 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die op 18 februari 2013 in Utrecht betrokken was bij een poging tot afpersing met geweld. De verdachte heeft geprobeerd om met geweld [slachtoffer] te dwingen tot de afgifte van wapens en munitie. Daarnaast heeft hij zich schuldig gemaakt aan verkeersdelicten, waaronder het rijden met een auto waarvan het kenteken onherkenbaar was gemaakt en het rijden op het trottoir. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte lijdt aan schizofrenie van het paranoïde type, zoals blijkt uit rapportages van deskundigen. De rechtbank heeft de verdachte niet strafbaar verklaard voor de bewezen feiten, omdat hij ten tijde van de feiten niet toerekeningsvatbaar was. De rechtbank heeft de verdachte ontslagen van alle rechtsvervolging en hem geplaatst in een psychiatrisch ziekenhuis voor de duur van maximaal één jaar. De beslissing is gebaseerd op de ernst van de feiten en de noodzaak om de maatschappij te beschermen tegen de verdachte, die onder invloed van een psychose handelde. De rechtbank heeft de adviezen van de psychiater en psycholoog overgenomen en benadrukt dat de verdachte moet worden behandeld in een GGZ-instelling nabij zijn woonplaats.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer: 16/661186-13 (P)
vonnis van de meervoudige strafkamer van 11 juni 2013.
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op[geboortedatum],
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens op het adres [adres]([postcode]) in[woonplaats],
gedetineerd in het Penitentiair Psychiatrisch Centrum te Amsterdam.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 28 mei 2013.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat verdachte en de advocaat, mr. B. Molleman, advocaat te Utrecht, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1: heeft geprobeerd door geweld [slachtoffer] te dwingen goederen af te geven, dan wel heeft geprobeerd een diefstal met geweld tegen [slachtoffer] te plegen.
Feit 2 primair: een middel aan zijn auto heeft aangebracht dat de herkenning van het kenteken bemoeilijkt.
Feit 2 subsidiair: heeft gereden op de weg met een auto waaraan een middel was toegebracht dat herkenning van het kenteken bemoeilijkt.
Feit 3: gevaar op de weg heeft veroorzaakt.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie is van mening dat feit 1, feit 2 primair en feit 3 wettig en overtuigend bewezen kunnen worden verkaard. Hij baseert zich ten aanzien van alle feiten op de bekennende verklaring van verdachte en de aangiften die zich in het dossier bevinden. Daar komt ten aanzien van het onder feit 2 primair tenlastegelegde bij dat door een getuige foto’s zijn gemaakt waarop verdachte zichzelf heeft herkend en daarnaast de bevindingen van verschillende verbalisanten die constateren dat de kentekenplaat van verdachte is afgeplakt met plastic.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat ten aanzien van feit 1, feit 2 primair en feit 3 een bewezenverklaring kan volgen.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit.
Ten aanzien van de feiten waarvoor verdachte een bekennende verklaring heeft afgelegd en de verdediging geen vrijspraak heeft bepleit, zal de rechtbank volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen.
Ten aanzien van feit 1: [1]
- aangifte [slachtoffer] [2]
- bekennende verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting d.d. 28 mei 2013
Ten aanzien van feit 2 primair: [3]
- bevindingen verbalisanten [4]
- bekennende verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting d.d. 28 mei 2013
Ten aanzien van feit 3:
- bevindingen verbalisanten [5]
- bekennende verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting d.d. 28 mei 2013

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4 genoemde bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
ten aanzien van feit 1:
op 18 februari 2013 te Utrecht, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk zich wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer] te dwingen tot de afgifte van een of meer wapens en een hoeveelheid munitie toebehorende aan [slachtoffer] welke voorgenomen afpersing werd vergezeld door geweld en bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die voorgenomen afpersing gemakkelijk te maken, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat verdachte
  • terwijl hij, verdachte, vermomd met een nylonkous om het hoofd, twee messen aan die [slachtoffer] heeft getoond en vervolgens op die [slachtoffer] gericht heeft gehouden en
  • een of meer stekende bewegingen met voornoemde messen in de richting van die [slachtoffer] heeft gemaakt terwijl hij, verdachte, zich op korte afstand van die [slachtoffer] bevond en
  • tegen die [slachtoffer] heeft geroepen: "Wapen en munitie, wapen en munitie!",
zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid
ten aanzien van feit 2 primair:
op 18 februari 2013 te Utrecht op een motorrijtuig, voorzien van het kenteken [kenteken], een middel, te weten plastic heeft aangebracht met het oogmerk de herkenning, daaronder begrepen de herkenning met behulp van technische voorzieningen, van het ingevolge artikel 40 van de Wegenverkeerswet 1994 gevoerde kenteken, te bemoeilijken.
ten aanzien van feit 3:
op 18 februari 2013 te Utrecht als bestuurder van een personenauto heeft gereden op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de Prins Bernhardlaan, niet de rijbaan maar het voor voetgangers bestemde gedeelte van de weg, het trottoir, heeft gebruikt, en;
  • vervolgens op de F. Koolhovenstraat en de Swammerdamstraat, welke wegen behoren tot een 30 kilometerzône, geen gevolg heeft gegeven aan een verkeersteken dat een gebod of een verbod inhield, immers reed hij met een snelheid van 50 tot 60 kilometer per uur, in elk geval met een aanzienlijk hogere snelheid dan 30 kilometer per uur, en;
  • vervolgens op de Amsterdamsestraatweg, met verkeer in beide richtingen, een dubbele doorgetrokken streep, die zich niet langs de rand van de rijbaanverharding bevond, naar links heeft overschreden en is gaan rijden op de weghelft bestemd voor het tegemoetkomende verkeer, terwijl daar en toen ander verkeer reed, dat moest remmen om een botsing met het voertuig van hem, verdachte, te voorkomen;
door welke gedragingen gevaar op die weg werd veroorzaakt en het verkeer op die weg werd gehinderd.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van het feit

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar als
Feit 1: poging tot afpersing met geweld
Feit 2 primair: overtreding van artikel 41 lid 1, aanhef onder a WVW 1994
Feit 3: overtreding van artikel 5 WVW 1994
Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is een tweetal gedragskundige rapportages uitgebracht over verdachte.
Ten eerste de rapportage van D.C.W.H. Naus, psychiater, uitgebracht op 4 mei 2013, waaruit blijkt dat verdachte lijdt aan schizofrenie van het paranoïde type. Verdachte heeft nog nooit eerder behandeling gehad, wat volgens de psychiater wel noodzakelijk is. Daarnaast zal verdachte medicatie moeten gaan gebruiken. Het advies van de psychiater is verdachte volledig ontoerekeningsvatbaar te verklaren en een maatregel tot plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis op te leggen. Mevrouw Naus geeft aan dat een plaatsing binnen een reguliere GGZ-instelling in de buurt van de woonplaats van verdachte voldoende is, nu geen andere stoornissen zijn vastgesteld dan de schizofrenie.
Ten tweede heeft de rechtbank kennis genomen van de rapportage opgesteld door A.G.M. Weenink, GZ-psycholoog, d.d. 10 mei 2013. De psycholoog komt tot dezelfde conclusies als de psychiater. Ook in deze rapportage wordt geadviseerd om verdachte volledig ontoerekeningsvatbaar te verklaren en een maatregel tot plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis op te leggen.
De rechtbank neemt de conclusie van de deskundigen, die met elkaar overeenstemmen, over met betrekking tot de ontoerekeningsvatbaarheid van verdachte en is dus van oordeel dat verdachte niet strafbaar is voor datgene hem is ten laste gelegd.
Verdachte zal worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsvrouw, dat verdachte slechts verminderd toerekeningsvatbaar zou moeten worden verklaard. De rechtbank ziet hiervoor, gezien de duidelijke en eensgezinde conclusie van zowel de psychiater als de psycholoog zoals hierboven beschreven, geen enkel aanknopingspunt.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft, op grond van voornoemde rapporten van de deskundigen, gevorderd verdachte te ontslaan van alle rechtsvervolging en hem de maatregel van plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis gedurende één jaar op te leggen.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat voor een plaatsing van verdachte in een psychiatrisch ziekenhuis ook sprake moet zijn van een toekomstig (acuut) gevaar voor zichzelf, voor anderen of voor de algemene veiligheid van personen of goederen. De verdediging is van mening dat hieraan niet kan worden voldaan. Psychiater Naus geeft aan dat het recidiverisico hoog is wanneer verdachte een psychose heeft. Maar momenteel slikt verdachte zijn medicatie en is hij niet psychotisch. Er kan dus niet worden gezegd dat verdachte een gevaar is op dit moment. De psycholoog geeft aan dat verdachte moet worden beschouwd als een reguliere psychiatrisch patiënt, wat laat doorschemeren dat verdachte geen ernstig gevaar vormt. Op basis van de beschikbare informatie kan niet worden geconcludeerd dat verdachte een ernstig gevaar voor zichzelf dan wel de samenleving vormt. De problemen met betrekking tot financiën en een dagbesteding kunnen worden ondervangen door het traject van Multi Plus Zorg & Dienstverlening.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen maatregel heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte.
De rechtbank stelt vast dat verdachte de bewezen verklaarde feiten heeft gepleegd onder invloed van een psychose, welke voort is gevloeid uit de bij hem vastgestelde stoornis.
Deze op zichzelf strafbare feiten kunnen verdachte derhalve niet worden aangerekend, maar de maatschappij moet wel tegen hem worden beschermd.
De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsvrouw dat niet aan het gevaarscriterium als genoemd in artikel 37 Wetboek van Strafrecht is voldaan. Het gevaar voor zichzelf en andere personen in de samenleving acht de rechtbank zeer wel aanwezig nu de vooruitgang die verdachte heeft geboekt nog erg pril is. De rechtbank kan hieruit nog geen conclusies trekken over hoe het in de toekomst met verdachte zal gaan. Uit de rapportages blijkt dat de manier waarop verdachte met zijn ziekte om zal moeten gaan, nog moet worden ingeslepen bij hemzelf en zijn familie. Hiervoor is nodig dat verdachte trouw blijft aan zijn medicatiegebruik en dat psycho-educatie zal plaatsvinden.
De rechtbank neemt de adviezen van de hiervoor genoemde deskundigen over en zal
gelasten dat verdachte wordt geplaatst in een psychiatrisch ziekenhuis voor de duur van maximaal één jaar. De voorkeur van de rechtbank gaat uit naar een plaatsing van verdachte binnen een GGZ-instelling nabij de woonplaats van verdachte, nu uit beide rapportages nadrukkelijk het advies is gekomen dat plaatsing binnen een reguliere GGZ-instelling het meest passend is voor verdachte.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 37, 39, 45, 57 en 317 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 5 en 41 van de Wegenverkeerswet 1994 zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

10.Beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Strafbaarheid
Het bewezen verklaarde levert op:
Feit 1: poging tot afpersing met geweld
Feit 2 primair: overtreding van artikel 41 lid 1, aanhef onder a WVW 1994
Feit 3: overtreding van artikel 5 WVW 1994
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte niet strafbaar en
ontslaat verdachte van alle rechtsvervolging;
Maatregel
Gelast de
plaatsingvan verdachte
in een psychiatrisch ziekenhuisvoor de termijn van maximaal één jaar.
Dit vonnis is gewezen door
mr. E.A. Messer, voorzitter,
mrs. P.K. van Riemsdijk en Y.A.T. Kruijer, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S. Capitano, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 11 juni 2013.
Mr. Y.A.T. Kruijer en mr. S. Capitano zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan bovenbedoelde gedagvaarde persoon wordt tenlastegelegd dat
1.
hij op of omstreeks 18 februari 2013 te Utrecht, althans in het arrondissement
Midden-Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening weg te nemen een of meer wapen(s) en/of een hoeveelheid munitie, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte
of
met het oogmerk zich wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] te dwingen tot de afgifte van een of meer wapen(s) en/of een hoeveelheid munitie, in elk geval enig goed, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of welke voorgenomen diefstal of afpersing werd voorafgegaan en / of werd
vergezeld en / of werd gevolgd door geweld en / of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die voorgenomen diefstal of afpersing voor te
bereiden en / of gemakkelijk te maken en / of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte
  • terwijl hij, verdachte, vermomd met een nylonkous om het hoofd) twee, althans een of meer mes(sen), althans een of meer scherp(e) en/of puntig(e) voorwerp(en) aan die [slachtoffer] heeft getoond en/of (vervolgens) op die [slachtoffer] gericht heeft (gehouden) en/of
  • een of meer stekende beweging(en) met voornoemde mes(sen), althans scherp(e) en/of puntig(e) voorwerp(en) in de richting van die [slachtoffer] heeft gemaakt (terwijl hij, verdachte, zich op (zeer) korte afstand van die [slachtoffer] bevond) en/of
  • tegen die [slachtoffer] heeft geroepen en/of geschreeuwd: "Wapen en munitie, wapen en munitie!",
zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid
art 317 Wetboek van Strafrecht
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
Primair
(parketnummer 044793-13)
hij, op of omstreeks 18 februari 2013, te Utrecht, in elk geval in Nederland, op een motorrijtuig, voorzien van het kenteken[kenteken] (een) teken(s) en/of middel(en), te weten plastic tas(sen), althans plastic, althans een voorwerp, heeft aangebracht of heeft doen aanbrengen met het oogmerk de herkenning, daaronder begrepen de herkenning met behulp van technische voorzieningen, van het ingevolge artikel 40 van de Wegenverkeerswet 1994 gevoerde kenteken, te bemoeilijken.
De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd
art 41 lid 1 ahf/ond a Wegenverkeerswet 1994
Subsidiair
hij, op of omstreeks 18 februari 2013, te Utrecht, als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), voorzien van het kenteken[kenteken], daarmede op de weg, de Prins Bernhardlaan, heeft gereden, terwijl hij wist of redelijkerwijze kon vermoeden dat op dat motorrijtuig (een) teken(s) en/of middel(en), te weten plastic tas(sen), althans plastic, althans een voorwerp, was/waren aangebracht waardoor de herkenning, daaronder begrepen de herkenning met behulp van technische voorzieningen, van het ingevolge artikel 40 van de
Wegenverkeerswet 1994 gevoerde kenteken, werd bemoeilijkt.
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd
art 41 lid 1 ahf/ond b Wegenverkeerswet 1994
art 41 lid 2 ahf/ond a Wegenverkeerswet 1994
3.
(parketnummer 044793-13)
hij, op of omstreeks 18 februari 2013, te Utrecht, gemeente Utrecht, als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), heeft gereden op de voor het openbaar verkeer openstaande weg(en), de Prins Bernhardlaan, niet de rijbaan maar het voor voetgangers bestemde gedeelte van de weg, het trottoir. heeft gebruikt, en/of;
  • vervolgens) op de F. Koolhovenstraat en/of de Swammerdamstraat, welke wegen behoren tot een 30 kilometerzône, geen gevolg heeft gegeven aan een verkeersteken dat een gebod of een verbod inhield, immers reed hij met een snelheid van 50 tot 60 kilometer per uur, in elk geval met een aanzienlijk hogere snelheid dan 30 kilometer per uur, en/of;
  • vervolgens) op de Amsterdamsestraatweg, met verkeer in beide richtingen, een (dubbele) doorgetrokken streep, die zich niet langs de rand van de rijbaanverharding bevond, naar links heeft overschreden en is gaan rijden op de weghelft bestemd voor het tegemoetkomende verkeer, terwijl daar en toen ander verkeer reed, dat moest remmen om een botsing met het voertuig van hem, verdachte, te voorkomen;
door welke gedraging(en) gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd
art 5 Wegenverkeerswet 1994

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om proces-verbaal met nr. PL0910 2013038738, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Proces-verbaal van aangifte, p. 13 tot en met 18.
3.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om proces-verbaal met nr. PL0910 2013039501, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
4.Proces-verbaal van bevindingen, p. 13 in combinatie met proces-verbaal van bevindingen, p. 7.
5.Proces-verbaal van bevindingen, p. 4.