ECLI:NL:RBMNE:2013:2773

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
24 juli 2013
Publicatiedatum
17 juli 2013
Zaaknummer
C-16-317551 - HA ZA 12-2
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid van school voor adequaat onderwijs aan zieke leerling

In deze zaak vorderden de ouders van een zieke leerling, aangeduid als [eiser sub 3], dat de rechtbank zou verklaren dat de stichting voor christelijk voortgezet onderwijs (CVO) toerekenbaar tekort was geschoten in de nakoming van de onderwijsovereenkomst en onrechtmatig had gehandeld. De leerling had gezondheidsproblemen die hem belemmerden om regulier onderwijs te volgen. De ouders stelden dat de school onvoldoende maatregelen had getroffen om [eiser sub 3] adequaat onderwijs te bieden, wat leidde tot zijn falen in het onderwijs. De rechtbank oordeelde dat de school wel degelijk inspanningen had geleverd om [eiser sub 3] te ondersteunen, zoals het aanbieden van een aangepast lesprogramma en het inschakelen van een begeleidingsinstantie. De rechtbank concludeerde dat de school niet tekort was geschoten in haar zorgplicht en dat de vorderingen van de ouders daarom werden afgewezen. De ouders werden veroordeeld in de proceskosten van de school.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Civiel recht
handelskamer
locatie Utrecht
zaaknummer / rolnummer: C/16/317551 / HA ZA 12-2
Vonnis van 24 juli 2013
in de zaak van

1.[eiser sub 1],

wonend te [woonplaats],
2.
[eiser sub 2],
wonend te [woonplaats],
3.
[eiser sub 3],
wonend te [woonplaats],
eisers,
advocaat: mr. I.P.M. Boelens,
tegen
de stichting
STICHTING VOOR CHRISTELIJK VOORTGEZET ONDERWIJS,
gevestigd te Driebergen-Rijsenburg,
gedaagde,
advocaat: mr. W.A.M. Rupert.
Partijen zullen hierna [eisers] c.s. (en afzonderlijk de ouders en Lodewijk) en het CVO genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met producties;
  • de conclusie van antwoord met producties;
  • het tussenvonnis van 25 april 2012;
  • de brief van [eisers] c.s. van 14 augustus 2012 ten behoeve van de comparitie;
  • het proces-verbaal van comparitie van 6 september 2012;
  • de conclusie van repliek;
  • de conclusie van dupliek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Feiten

2.1.
Na de zomervakantie van 2004 begint[eiser sub 3] op het VWO aan het Revius Lyceum in Doorn. Het CVO is het bevoegd gezag van het Revius Lyceum.[eiser sub 3] lijdt aan een ‘ontregeld autonoom zenuwstelsel’. In de verklaring van [A], huisarts van [eiser sub 3], van 29 februari 2008 is onder meer geschreven:
“Ik ken[eiser sub 3] al zijn hele leven, hij heeft altijd al een matige weerstand gehad, hetgeen vorig jaar door een immunoloog van het UMC is bevestigd.
Deze heeft aangegeven dat[eiser sub 3] tot zijn 17e/18e jaar last zal houden van een ontregeld autonoom zenuwstelsel, met als klachten tekort aan energie, snel vermoeid, aanvallen van het erg koud hebben, kramp op de borst, veel en vaak hoofdpijn, buikpijn en slecht slapen ondanks medicatie.
In overleg met mij en uiteraard met school is afgesproken dat[eiser sub 3] gedoseerd naar school gaat, dit kan per dag verschillen, afhankelijk van zijn gezondheidstoestand.
(…)”
Gedurende zijn schooltijd zijn de gezondheidsklachten van[eiser sub 3] toegenomen.
2.2.
Als gevolg van deze gezondheidsklachten heeft [eisers] c.s. besloten dat het voor[eiser sub 3] beter was dat hij in 2008 van 3 VWO naar 4 havo zou gaan, zodat hij het wat rustiger zou krijgen.
2.3.
Na de overstap naar het havo nam het schoolbezoek van[eiser sub 3] zodanig af dat hij (bijna) geen lessen meer volgde, geen toetsen maakte en een rapport kreeg met (zware) onvoldoendes. Op 28 september 2008 schrijft[B] (teamleider havo 3, 4 en 5 van het Revius Lyceum) aan de ouders:
“Bij ons vorige gesprek hebben we afgesproken dat[eiser sub 3] volgens een op hem aangepast rooster naar school komt. Daar is tot nu toe weinig van terecht gekomen,[eiser sub 3] heeft nog geen les gevolgd.
Graag wil ik met u en met[eiser sub 3] zelf overleggen hoe dit nu verder moet. (…)”
2.4.
Op 14 november 2008 vindt een gesprek plaats tussen[eiser sub 3] en zijn mentor mevrouw [C]. Naar aanleiding van dit gesprek schrijven de ouders in hun e-mail aan[B] onder meer het volgende:
“(…)
Inmiddels heeft[eiser sub 3] op 14 november een gesprek gehad met mevrouw [C]. Ik had begrepen dat mevrouw [C] zodra zij [eiser sub 3] had gesproken en zou weten wat hij wil, hem zou helpen en ondersteunen. Dat werd in de ontvangen e-mails gezegd.
In het gesprek, gaf mevrouw [C] echter aan dat zij niets voor [eiser sub 3] kan doen als hij niet naar school komt. Het gesprek kwam er op neer, dat [eiser sub 3] gewoon naar school moet komen en de lessen volgen van de tweede periode. Verder moet hij in de loop der tijd wat hij achter is (alle toetsen van de eerste periode) maar inhalen. (…) De gezondheid van [eiser sub 3] speelt kennelijk geen rol. (…)
Als[eiser sub 3] antwoordbladen of iets anders wil van docenten, dan moet hij dat zelf maar aan de docenten vragen. Mevrouw [C] vindt het niet zinvol om de antwoordbladen van Nederlands aan[eiser sub 3] te geven, want zij weet niet of hij de stof begrijpt. (Eerst waren ze er niet, toen werden ze niet gebruikt en nu is het niet zinvol om ze te geven).
(…)”
2.5.
Eind januari 2009 ging [eisers] c.s. akkoord met de inschakeling van Eduniek, een instelling die gespecialiseerd is in het begeleiden van zieke kinderen in het onderwijs.
2.6.
Over het schoolverzuim van [eiser sub 3] is contact geweest tussen de ouders en mevrouw[D], de leerplichtambtenaar van de gemeente Utrechtse Heuvelrug, nadat het Revius Lyceum contact met[D] had opgenomen. In haar brief van 12 februari 2009 aan de ouders schrijft[D]:
“In het gesprek (van 6 februari 2009; toevoeging rechtbank) verteld u dat de problemen op school in september 2008 begonnen zijn. [eiser sub 3] is zijn leven al veel ziek maar door de goede afspraken met school heeft dit nog niet eerder tot problemen geleidt. In september 2008 is uw zoon van Vwo3 naar Havo4 gegaan omdat dit meer rust in zijn leven zou brengen. Helaas zijn u en school niet tot afspraken gekomen die er toe leiden dat[eiser sub 3] ondanks ziekte zijn Havo tot een goed einde kan brengen. U wijt dit aan de school en geeft aan dat school afspraken niet nakomt en niet mee wíl denken om[eiser sub 3] zijn schoolgang te waarborgen. U hebt het gevoel dat school de klachten van [eiser sub 3] niet serieus neemt, ondanks medische verklaringen die u bij school heeft ingeleverd. Uw wens is om door middel van bemiddeling tot goede afspraken te komen met het Revius Lyceum zodat [eiser sub 3] volgend jaar met goed gevolg zijn Havo kan afronden. Daarnaast heeft u contact opgenomen met Eduniek (…).
Daarnaast heb ik u gewezen op de Leerplichtwet 1969. Zonder medische verklaring kan ik niet toestaan dat [eiser sub 3] de school niet conform het lesrooster bezoekt en zal ik een proces-verbaal opmaken ten bate van de officier van justitie.
Ik vertrouw erop dat dit niet nodig zal blijken omdat we op basis van bovenstaande tot een aantal goede afspraken zijn gekomen:
- U zorgt op zo kort mogelijke termijn voor een medische verklaring van een huisarts of internist waarin staat dat[eiser sub 3] wegens medische redenen niet in staat is volledig dagonderwijs te volgen.
- (…)”
2.7.
Op 4 maart 2009 schrijft [E], ambulant begeleider van Auris, namens Eduniek een eerste verslag. Hierin is onder meer vermeld:
“Conclusie is dat het schoolse functioneren van[eiser sub 3] op dit moment minimaal is. Hij komt nauwelijks naar school.
(…)
Zowel school als ouders zijn bereid stappen te zetten. Zo bood school [eiser sub 3] aan om een aangepast programma te volgen. Dit wilde hij destijds niet: hij ervaarde de overstap naar de Havo als een stap terug en Havo 4 in twee jaar doen wilde hij er niet bijhebben. (…) Ons gezamenlijke doel is dat we de mogelijkheden onderzoeken om[eiser sub 3] weer naar school te laten gaan. (…)
De mogelijkheid van het volgen van een bepaald aantal vakken is met ouders nogmaals besproken. Zij zien het voordeel hiervan in.
(…)
Ouders bespreken met[eiser sub 3] het volgende concrete voorstel:
- op drie vaste momenten in de week op school toetsen inhalen voor een beperkt aantal vakken;
- voor deze vakken proberen het jaar voldoende af te sluiten.
Dit laten ouders (of[eiser sub 3] zelf) weten. Daarna volgt een gesprek op school tussen de heer [B], ouders, [eiser sub 3] en [E] om gezamenlijk constructieve stappen te zetten en het voorstel concreet vorm te geven (welke vakken, welke toetsmomenten). [E] neemt het initiatief tot het maken van de afspraak.
(…)
In een aanvullend gesprek op 11 maart j.l. met ouders zijn de volgende stappen afgesproken:
- er komt een gesprek tussen[eiser sub 3] en[E]
- daarna volgt een gesprek op school met [eiser sub 3], ouders, school en[E] waarin we in gezamenlijkheid proberen te komen tot een concreet plan
- in juni 2009 evalueren we gezamenlijk het plan en de uitvoering daarvan.”
2.8.
In zijn verslag van 8 april 2009 schrijft[E]:

Uitgangspunten:
- Op advies van de huisarts moet [eiser sub 3] zijn schoolbezoek zoveel mogelijk beperken.
(…)
Stand van zaken:
Voor wiskunde, aardrijkskunde en economie heeft [eiser sub 3] de toetsen van periode 1 afgerond.
(…)
[eiser sub 3] is nu bezig met de toetsen geschiedenis en godsdienst (periode 2, voor godsdienst is in periode 1 geen toets, dit vak wordt in klas 4 afgerond).
Voor Nederlands, geschiedenis, M&O en maatschappijleer is de toets van periode 1 nog niet gemaakt.
Afspraken:
[eiser sub 3] mag elke middag (na 13.00 uur) op school een toets komen maken. Hij geeft ruim van te voren aan de heer [F] aan (per mail) voor welk vak hij bezig is om de toets voor te bereiden.
De heer [F] zorgt dat deze toets in het opvanglokaal ligt. De toets blijft daar liggen totdat[eiser sub 3] deze heeft gemaakt.
[eiser sub 3] belt een half uur van te voren naar de heer [F] op om te melden dat hij een toets komt maken (…).
De toetsen maakt [eiser sub 3] in het opvanglokaal. (…)
Over de leerstof is contact tussen de heer [F] en de desbetreffende docent. Dit om te bepalen of [eiser sub 3] alleen de toets hoeft te maken of ook de SO’s. De heer [F] mailt dit naar[eiser sub 3].
Lodewijk communiceert per mail met de desbetreffende docent over de stof zelf. Het gaat hierbij om duidelijkheid te krijgen over wat Lodewijk precies moet leren (…).
Welke vakken?
Het hele pakket doen is praktisch onmogelijk. Met een beperkt pakket kan [eiser sub 3] gespreid zijn schoolexamens doen als voorbereiding op het Centraal Schriftelijk (3 jaar over klas 4 en 5).
(…)
Ouders bespreken de pakketkeuze met[eiser sub 3] en mailen dit naar school en [E]. (…)”
2.9.
Vervolgens zijn de docenten door Auris ingelicht over de gemaakte afspraken. In zijn ongedateerde brief aan de docenten economie, maatschappijleer, Engels, wiskunde en godsdienst schrijft[E], mede namens [F]:
“(…)
[eiser sub 3] heeft er voor gekozen om voor jullie vakken het vierde jaar te gaan afsluiten door de toetsen te gaan maken.
In overleg met[eiser sub 3] zijn ouders en [F] proberen we met jullie tot een aantal afspraken te komen.
Afspraken:
[eiser sub 3] mag elke middag op school een toets komen maken. Hij geeft ruim van te voren aan[F] aan voor welke toets hij zich gaat voorbereiden.
(…)
Om zich goed voor te bereiden is het voor [eiser sub 3] zinvol dat hij beschikt over de antwoordbladen van het maakwerk.
Gezien zijn belasting is het gerechtvaardigd om per vak te beoordelen wat hij kan laten vallen zodat hij alleen doet wat voor het examen strikt noodzakelijk is.
(…)”
2.10.
Tijdens de evaluatie van 29 juni 2009 werd vastgesteld dat[eiser sub 3] niet alle vakken voor 4 havo had afgerond, zodat hij niet naar 5 havo kon worden bevorderd.[eiser sub 3] is in 4 havo blijven zitten.
2.11.
In het verslag van 18 januari 2010 (in schooljaar 2009/2010) schrijft [E]:
“De lichamelijke van[eiser sub 3] is door zijn ziekte van dien aard dat hij nog steeds zeer beperkt belast kan worden om toetsen te maken.
In verband hiermee kiezen[eiser sub 3] en zijn ouders niet voor een gespreid examen. Omdat dit binnen twee jaar afgerond moet worden (wettelijke kaders) zou dit té veel druk geven bij[eiser sub 3].
Er wordt gekozen om eerst de vakken van de vierde klas af te ronden. De insteek is dat dit vóór de zomervakantie gebeurt omdat[eiser sub 3] dan twee jaar over de vierde klas heeft gedaan. Dit is de maximale termijn die school stelt.
[eiser sub 3] geeft zelf aan dat zijn tempo van toetsen maken ook laag ligt omdat hij weinig motivatie krijgt van het steeds werken aan een beperkt aantal vakken (godsdienst, economie, maatschappijleer en Engels; wiskunde is afgerond).
Het verzoek is om nu ook met de andere vakken verder te gaan. School staat hier niet afwijzend tegenover.
De volgende stappen worden afgesproken:
1. Dhr. [F] informeert bij de docenten van de overige vakken wat voor hun vak van [eiser sub 3] wordt verwacht, rekening houdend met zijn situatie. (…)
2. Dhr. [F] licht[eiser sub 3] hier in een gesprek over in en maakt een (ruwe) planning met hem.
(…)
4. In april 2010 is er een evaluatie.”
2.12.
Vervolgens heeft[eiser sub 3] gekozen, naast de vakken waarmee hij al bezig was, ook met de vakken aardrijkskunde, Duits, geschiedenis en Nederlands zou beginnen. Net zoals in april 2009 zijn de betreffende docenten hiervan schriftelijk op de hoogte gesteld.
2.13.
In zijn e-mail van 22 maart 2010 aan de ouders schrijft[E]:
“Het gesprek op school heeft nog niet plaatsgevonden.
Er is inderdaad afgesproken dat dhr. [F] bij de docenten van de overige vakken zou informeren naar de eisen. Hij zou daarna [eiser sub 3] in een gesprek op de hoogte brengen en alvast een ruwe planning maken. (…)
Ik heb ook niets van school vernomen en verkeerde in de veronderstelling dat nog aan de eerste twee stappen werd gewerkt. Nu dit niet zo blijkt te zijn, lijkt het mij zinvol om contact met dhr. [F] op te nemen. (…)
Overigens zou het zinvol zijn geweest als[eiser sub 3] even contact had gezocht met dhr. [F] toen bericht uitbleef. (…) Ik ga een gesprek niet uit de weg maar ik heb wel het idee dat [eiser sub 3] nu (te) veel op de begeleiding steunt. We hebben er voor gezorgd dat de voorwaarden zijn geschapen om een stap vooruit te zetten en als er iets niet loopt zoals dat zou moeten dan denk ik dat [eiser sub 3] daar ook een aandeel in heeft en kan nemen. De begeleiding is er ook op gericht om[eiser sub 3]’s rol, binnen zijn omstandigheden, langzaam aan te vergroten.”
2.14.
Bij brief van 21 mei 2010 aan de ouders schrijft [B] namens het Revius Lyceum:
“Via de heer [F], de mentor van[eiser sub 3], ontvang ik informatie dat [eiser sub 3] dit jaar het programma van havo 4 niet afrondt ondanks alle hulp en begeleiding die is ingezet. Dit betekent dat[eiser sub 3] de kans loopt niet bevorderd te worden naar havo 5 en hij meer dan drie jaar gaat doen over twee opeenvolgende leerjaren.
Als[eiser sub 3] inderdaad niet wordt bevorderd naar havo 5 treedt de regel in werking dat de opleiding van [eiser sub 3] aan het Revius stopt en hij een andere opleiding zoekt. Daarbij kan de decaan hem begeleiden.
Wij beseffen dat de situatie van[eiser sub 3] een bijzondere is. Dat neemt niet weg dat wij ook voor [eiser sub 3] bovenstaande regel hanteren.
De docentenvergadering naar aanleiding van de cijferrapporten vindt pas eind juni plaats en er wordt ook pas dan een besluit over een bevordering genomen. Toch willen wij u graag op tijd op de hoogte brengen van de consequenties van het niet bevorderd worden.”
2.15.
In zijn verslag van 21 juni 2010 schrijft[E]:
“(…)
Het afronden van Havo 4 is dus niet gehaald.
Hoe nu verder?
De school geeft aan dat[E] - gezien het verloop van zijn ziektebeeld - fysiek niet in staat zal zijn om aan de (Centraal Schriftelijke) exameneisen te voldoen (aanwezigheid op vaste momenten). Hij loopt vaak tegen zichzelf aan en hier is nauwelijks verbetering in te zien.
In verband hiermee én het feit dat hij Havo 4 niet heeft afgerond, zal hij het Revius moeten verlaten.
Ouders zien in dat het halen van het Havodiploma op het Revius niet haalbaar is.
De vraag aan de school is of - onder bepaalde condities (…) - [eiser sub 3] toch Havo 4 zou mogen afronden op het Revius.
De overstap naar een andere vorm van onderwijs zou met een overgangsrapport naar Havo 5 wellicht soepeler kunnen verlopen.
Dhr. [B] neemt deze vraag mee naar de rector, dhr.[G].
De rector zal hierop naar ouders toe reageren vóór de zomervakantie.”
2.16.
Bij brief van 7 juli 2010 aan de ouders schrijft de heer[G], rector van het Revius Lyceum:
“De docentenvergadering heeft besloten dat[eiser sub 3] doubleert in havo 4. Daar [eiser sub 3] ook vorig schooljaar in havo 4 zat, treedt de regel in werking dat een leerling die meer dan twee jaar over hetzelfde leerjaar doet de opleiding dient te verlaten.
U heeft gevraagd om op deze regel een uitzondering te maken in verband met de ziekte van [eiser sub 3]. Wij doen dat niet, omdat wij geen mogelijkheden zien dat[eiser sub 3] binnen afzienbare tijd zijn havo diploma bij ons op school kan halen.”
2.17.
Op 15 juli 2010 heeft de raadsman van [eisers] c.s. het CVO aansprakelijk gesteld. Bij brief van 25 augustus 2010 reageert de raadsman van het CVO hierop.
2.18.
[eisers] c.s. heeft besloten[eiser sub 3] via thuisstudie door het LOI voor te bereiden op het staatsexamen havo.

3.Het geschil

3.1.
[eisers] c.s. vordert – samengevat – dat de rechtbank bij uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis:
1. voor recht verklaart dat het CVO toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van de onderwijsovereenkomst met[eiser sub 3] c.q. onrechtmatig heeft gehandeld jegens[eiser sub 3];
2. het CVO veroordeelt tot vergoeding van de geleden en nog te lijden schade, op te maken bij staat en te vermeerderen met de wettelijke rente
3. het CVO veroordeelt in de kosten van dit geding.
3.2.
[eisers] c.s. legt aan zijn vorderingen primair een toerekenbare tekortkoming en subsidiair een onrechtmatige daad ten grondslag. Volgens hem is tussen[eiser sub 3] en het CVO sprake van een overeenkomst. De relatie tussen de ouders en de school is een afgeleide van deze overeenkomst en ook te beschouwen als een overeenkomst. De rechtbank begrijpt [eisers] c.s. aldus dat hij zijn vordering op basis van wanprestatie mede baseert op schending van de in artikel 6b en artikel 23a van de Wet op het voortgezet onderwijs (Wvo) neergelegde verplichtingen. Artikel 6b Wvo luidt:
Het onderwijs wordt zodanig ingericht dat leerlingen die in verband met ziekte thuis verblijven dan wel zijn opgenomen in een ziekenhuis, op adequate wijze voldoende onderwijs kunnen genieten.
Artikel 23a Wvo luidt:
Het bevoegd gezag draagt zorg voor de kwaliteit van het onderwijs op de school. Onder zorg dragen voor de kwaliteit van het onderwijs wordt in elk geval verstaan: de zorg voor het personeelsbeleid, voor zover het betreft de duurzame borging van de kwaliteit van het onderwijspersoneel, en het uitvoeren van het in het schoolplan, bedoeld in artikel 24, beschreven beleid op een zodanige wijze dat de wettelijke opdrachten voor het onderwijs en de door het bevoegd gezag in het schoolplan opgenomen eigen opdrachten voor het onderwijs, worden gerealiseerd.
3.3.
In zijn dagvaarding stelt [eisers] c.s. dat zijn verwijten tweeledig zijn: het CVO is nalatig geweest in haar verplichting[eiser sub 3] adequaat onderwijs te geven en zij heeft hem ten onrechte de kans ontnomen zijn havodiploma op het Revius Lyceum te halen. In zijn conclusie van repliek stelt [eisers] c.s. als meest verstrekkende verwijt dat het aan het CVO te wijten is dat[eiser sub 3] in de periode van augustus 2008 tot de zomervakantie van 2010 niet voldoende onderwijs heeft genoten.
Ter onderbouwing hiervan stelt [eisers] c.s. dat de gezondheidsklachten van[eiser sub 3] reden waren over te stappen van het VWO naar het havo. Dit is een grote overgang, omdat[eiser sub 3] met andere medeleerlingen en docenten geconfronteerd werd en te maken kreeg met een ander onderwijssysteem. Met verwijzing naar e-mailcorrespondentie van medio september 2008 stelt [eisers] c.s. dat de ouders om een gesprek met mentor [C] hebben gevraagd om deze overstap zo soepel mogelijk te laten verlopen, maar dat [C] dit heeft geweigerd omdat zij eerst persoonlijk met[eiser sub 3] wilde spreken die daarvoor naar school moest komen. Hoewel [C] zich realiseerde dat[eiser sub 3] ondersteuning van de school nodig heeft, vond pas op 14 november 2008 vond een gesprek tussen [eiser sub 3] en [C] plaats (zie r.o. 2.4);[eiser sub 3] had toen al twee en een halve maand geen onderwijs genoten. Volgens [eisers] c.s. had het de school duidelijk moeten zijn dat [eiser sub 3] van [C] geen adequate hulp kon verwachten.
Verder stelt [eisers] c.s. dat de afspraken die op 8 april 2009 werden gemaakt, namelijk dat[eiser sub 3] toetsen kon inhalen in het opvanglokaal (zie r.o. 2.8) slecht door het Revius Lyceum werden nagekomen. In dit licht wijst [eisers] c.s. erop dat, in weerwil van de afspraken, het regelmatig voorkwam dat geen toetsen waren klaar gelegd voor[eiser sub 3] en dat hij niet de beschikking kreeg over antwoordbladen.
Ook betrekt [eisers] c.s. de stelling dat de begeleiding door Eduniek al na korte tijd beperkingen vertoonde: [E] bleek niet goed bereikbaar en het beloofde budget voor begeleiding thuis was niet aanwezig. Evenmin zijn er afspraken gemaakt op welke wijze [eiser sub 3] daadwerkelijk onderwijs zou kunnen volgen. Als gevolg hiervan werd[eiser sub 3] grotendeels aan zijn lot overgelaten, aldus [eisers] c.s.
Door zo te handelen heeft het Revius Lyceum volgens [eisers] c.s. in strijd met haar zorgplicht en met het bepaalde in artikel 6b Wvo gehandeld.
Tot slot maakt [eisers] c.s. bezwaar tegen het feit dat het Revius Lyceum, toen[eiser sub 3] nog door Eduniek werd begeleid, besloot dat hij niet nog eens mocht doubleren en daarom van school moest. De rechtbank begrijpt deze stelling aldus dat het Revius Lyceum volgens [eisers] c.s. voor[eiser sub 3] een uitzondering op het verbod tot het nogmaals doubleren had behoren te maken, gelet op de voorgeschiedenis en zijn aanleg het VWO met goed gevolg te kunnen afronden.
3.4.
Het CVO voert gemotiveerd verweer en concludeert tot het niet-ontvankelijk verklaren van [eisers] c.s. in zijn vorderingen, althans deze hem te ontzeggen.
3.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
[eisers] c.s. heeft aan zijn vorderingen primair een toerekenbare tekortkoming en subsidiair een onrechtmatige daad ten grondslag gelegd. De rechtbank begrijpt [eisers] c.s. aldus dat hij zijn vordering op basis van wanprestatie mede baseert op schending van de in artikel 6b Wvo neergelegde verplichting.
In haar verweer maakt het CVO geen onderscheid tussen de beide grondslagen, omdat de reikwijdte van de zorgplicht volgens haar in beide situaties dezelfde is.
4.2.
Naar het oordeel van de rechtbank kan de precieze kwalificatie van de rechtsverhouding in het midden blijven, omdat tussen partijen niet (wezenlijk) ter discussie staat dat het handelen van het Revius Lyceum moet worden beoordeeld naar de norm van hetgeen van een redelijk handelend en redelijk bekwaam onderwijsinstituut mag worden verwacht, ongeacht de vraag of aan de rechtsverhouding een overeenkomst ten grondslag ligt. Als al zou moeten worden aangenomen dat tussen [eisers] c.s. en het CVO een (onderwijs)overeenkomst heeft bestaan, dan wordt deze overeenkomst zozeer beheerst door dezelfde normen dat de uitkomst niet anders is bij de subsidiair gestelde grondslag, namelijk onrechtmatige daad (vgl. rechtbank Dordrecht 3 augustus 2005,
LJN: AU0376, rechtbank Rotterdam 17 februari 2008,
LJN: BL8782 en rechtbank Amsterdam 14 mei 2008,
LJN: BD1526).
4.3.
De vordering van [eisers] c.s. berust in de kern op het standpunt dat het Revius Lyceum onvoldoende zorgvuldigheid heeft betracht door geen adequaat onderwijs aan[eiser sub 3] te bieden en dus onvoldoende rekening te houden met zijn ziekte. Bij de beoordeling van dat standpunt stelt de rechtbank voorop dat een school in beginsel de vrijheid heeft het onderwijs naar eigen bevinden in te richten, zodat de burgerlijke rechter de begeleiding slechts marginaal kan toetsen. De verplichting van een school zorg te dragen voor de kwaliteit van het onderwijs, welke verplichting nader is uitgewerkt in artikel 6b Wvo, is – anders dan [eisers] c.s. betoogt – een inspanningsverplichting. Dit betekent dat de school aan haar verplichting heeft voldaan als zij bij de uitvoering daarvan de vereiste zorg heeft betracht (zie ook rechtbank Utrecht 7 juli 2010,
LJN: BN5636). Het ligt op de weg van [eisers] c.s. feiten en omstandigheden te stellen en, zo nodig, te bewijzen die de conclusie rechtvaardigen dat het CVO zich onvoldoende heeft ingespannen.
4.4.
Alvorens de stellingen van partijen te bespreken stelt de rechtbank voorop dat een partij die een beroep wil doen op feiten en omstandigheden, dit op een zodanige wijze moet doen dat voor de rechter duidelijk is welke stellingen hem ter beoordeling worden voorgelegd en dat voor de wederpartij duidelijk is waartegen hij zich dient te verweren. Een andere opvatting komt in strijd met de eisen van een behoorlijke rechtspleging (vgl. HR 23 oktober 1992,
NJ1992, 814). Anders gezegd: het is niet de taak van de rechter (ongesorteerde) stukken uit te zoeken, te rangschikken en op hun eventuele betekenis voor het betreffende geding te onderzoeken.
[eisers] c.s. heeft bij brief van 14 augustus 2012 een aanzienlijke hoeveelheid producties in het geding gebracht zonder dat concreet naar deze producties wordt verwezen of deze nader worden toegelicht. Gelet hierop is de rechtbank niet gehouden alle in deze producties vermelde feiten en omstandigheden zonder meer als door [eisers] c.s. aan zijn standpunten ten grondslag gelegde stellingen aan te merken. De rechtbank zal deze producties daarom bij haar beoordeling betrekken, voor zover de daarin vervatte feiten en omstandigheden waarop [eisers] c.s. zich ter onderbouwing van zijn stellingen beroept, aanstonds duidelijk zijn.
4.5.
Tussen partijen is niet in geschil dat[eiser sub 3] ziek was en dat de school daarvan op de hoogte was. Dit betekent dat van de school verwacht mocht worden zoveel als redelijkerwijs mogelijk is met de ziekte rekening te houden.
De rechtbank is van oordeel dat vast staat dat de school maatregelen heeft getroffen om[eiser sub 3] zoveel mogelijk bij het onderwijs te betrekken. Dit blijkt onder meer uit de verklaring van de huisarts van 29 februari 2008:
“In overleg met mij en uiteraard met school is afgesproken dat[eiser sub 3] gedoseerd naar school gaat, dit kan per dag verschillen, afhankelijk van zijn gezondheidstoestand.”(zie r.o. 2.1). Verder heeft het CVO gesteld, welke stelling niet is weersproken, dat de schoolarts adviseerde Eduniek in te schakelen, maar dat [eisers] c.s. dat eerst niet wilde. Eind januari 2009 ging [eisers] c.s. akkoord met inschakeling van Eduniek (zie r.o. 2.5). Vast staat dat vervolgens diverse malen overleg is geweest tussen Eduniek, de school en de ouders van [eiser sub 3], waarbij [eiser sub 3] een aangepast lesprogramma is aangeboden (zie r.o. 2.7). Omdat [eiser sub 3] op advies van de arts zijn schoolbezoek zoveel mogelijk moest beperken, is hem nadien de gelegenheid gegeven op vaste – ten opzichte van andere leerlingen afwijkende – momenten toetsen af te leggen (zie r.o. 2.8). Deze regeling gold zowel voor het schooljaar 2008/2009 als 2009/2010 (zie r.o. 2.11).
4.6.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank, in het licht van de door haar te hanteren marginale toets, van oordeel dat het CVO in beginsel voldoende zorg heeft betracht om[eiser sub 3] adequaat onderwijs te bieden. Dat het op[eiser sub 3] situatie aangepaste programma er niet toe heeft geleid dat hij 4 havo in twee jaar heeft gehaald, maakt dit niet anders. De stelling van [eisers] c.s. dat het CVO tekort is geschoten omdat [eiser sub 3] geen extra ondersteuning in de vorm van aangepast onderwijs, in welke vorm dan ook, heeft gekregen, kan dan ook niet worden gevolgd. Dit lot treft ook het verwijt van [eisers] c.s. dat het CVO [eiser sub 3] “aan zijn lot heeft overgelaten”, omdat uit het voorgaande blijkt dat de school allerlei maatregelen heeft getroffen om[eiser sub 3] te helpen.
Evenmin legt de stelling van [eisers] c.s. dat het te lang duurde voordat de ouders met mevrouw [C] ([eiser sub 3] toenmalige mentor) in gesprek kwamen omdat zij eerst met[eiser sub 3] wilde praten, voldoende gewicht in de schaal om tot een ander oordeel te komen. Immers, het is niet onbegrijpelijk dat een mentor eerst met de leerling wil praten voordat hij een gesprek met diens ouders aangaat. In haar e-mailbericht van 11 september 2008 aan [eisers] c.s. verwoordt [C] dit als volgt:
“De reden waarom ik eerst graag met [eiser sub 3] spreek, is het feit dat het allemaal om hem gaat. Ik heb de jongen een jaar in de klas gehad en helaas wegens alles wat hij aan gezondheidsproblemen op zijn bordje krijgt, nauwelijks gezien. Als mentor wil ik hem natuurlijk begeleiden, en daarom zou ik graag kennis met hem maken. Wie is hij? Wat kan hij? Wat ziet hij zelf zitten? Als ik kennis met hem heb gemaakt, maak ik snel een apsfraap met u.”
Dat [C] wenste dat[eiser sub 3] daarvoor op school kwam, is – mede gelet op de omstandigheid dat [eiser sub 3] niet bedlegerig was – niet zonder meer onredelijk.
4.7.
Tijdens de zitting en in zijn conclusie van repliek betrekt [eisers] c.s. ook het standpunt dat het Revius Lyceum [eiser sub 3] thuisonderwijs had behoren te geven. Voor zover hij hiermee bedoelt te zeggen dat het niet aanbieden van thuisonderricht al een schending van de zorgplicht oplevert, verwerpt de rechtbank deze stelling. De verplichting van een school zoveel als redelijkerwijs mogelijk is met de ziekte rekening te houden, gaat niet zo ver dat een reguliere middelbare school – mede gelet op haar organisatie, lesroosters en beschikbare docenten – ook gehouden is thuisonderwijs aan te bieden. Bij dit oordeel betrekt de rechtbank ook de omstandigheid dat[eiser sub 3] – zij het in (sterk) verminderde mate – in staat was naar school te gaan.
4.8.
Uit de stellingen leidt de rechtbank verder af dat [eisers] c.s. van mening is dat het CVO de gemaakte afspraken onvoldoende is nagekomen en (ook) daarom onzorgvuldig heeft gehandeld. De rechtbank begrijpt [eisers] c.s. aldus dat deze stelling hoofdzakelijk gebaseerd is op het verwijt dat de school niet bereid was antwoordbladen te verstrekken, toetsen – in weerwil van de afspraken – vaak niet aanwezig waren en dat er onvoldoende budget voor thuisbegeleiding was.
Het CVO voert aan dat in de tweede fase van het onderwijs (de zogenaamde bovenbouw) leerlingen een meer zelfstandige manier van leren bijgebracht wordt. Dit brengt mee dat antwoordbladen niet meer zo vaak voorhanden zijn als in de onderbouw. Voor zover antwoordbladen wel beschikbaar waren, zijn deze ook aan [eiser sub 3] ter hand gesteld, aldus het CVO.
Met betrekking tot de aanwezigheid van de toetsen erkent het CVO dat het wel eens is voorgekomen dat toetsen niet meer aanwezig waren. Dit komt volgens haar doordat de docente in het opvanglokaal, mevrouw [H], deze toetsen een beperkte tijd bewaart om overzicht te behouden. Als een leerling niet op of kort na de afgesproken tijd verschijnt, gaat [H] ervan uit dat de leerling afziet van het maken van de toets. Met verwijzing naar als productie 10 bij de conclusie van antwoord in het geding gebracht e-mailcorrespondentie uit januari 2009 wijst het CVO erop dat[eiser sub 3] van deze gang van zaken op de hoogte is gesteld.
Met betrekking tot het budget voert het CVO aan dat het Revius Lyceum heeft aangegeven dat [eiser sub 3] aanspraak zou kunnen maken op een leerlinggebonden budget krachtens het Besluit Leerlinggebonden Financiering (een “rugzakje”), maar dat [eisers] c.s. hiervoor niet open stond.
4.9.
De rechtbank stelt vast dat [eisers] c.s. zijn stellingen niet nader heeft onderbouwd. Gelet op de toelichting door het CVO over de onderwijsmethodiek in de bovenbouw moet het ervoor worden gehouden dat er minder antwoordbladen voorhanden waren dan voorheen in de eerste drie jaren. Dit blijkt onder meer uit het e-mailbericht van 19 december 2008 van [I] aan de ouders waarin onder meer geschreven is:
“Bij het vak maatschappijleer werken wij niet met antwoordbladen.”. Zonder nadere toelichting, die ontbreekt, is niet in te zien waarom sprake is van een schending van de zorgplicht op dit punt.
De rechtbank stelt vast dat de door het CVO geschetste werkwijze met betrekking tot de aanwezigheid van toetsen afwijkt van de op 8 april 2009 gemaakte afspraken. Deze luiden:
“De heer [F] zorgt dat deze toets in het opvanglokaal ligt. De toets blijft daar liggen totdat [eiser sub 3] deze heeft gemaakt.”(zie r.o. 2.8). In zoverre heeft de school zich niet aan de afspraken gehouden. Dit leidt er echter nog niet zonder meer toe dat het CVO onzorgvuldig heeft gehandeld door geen adequaat onderwijs te bieden. Immers, vast staat dat [eiser sub 3] van de (nieuwe) werkwijze op de hoogte is gesteld. Daar komt bij dat van[eiser sub 3] (of zijn ouders) ook verwacht mocht worden dat hij ‘aan de bel zou trekken’ op het moment dat een toets niet voorhanden was, zodat deze alsnog aan hem ter beschikking zou kunnen worden gesteld om hem in de gelegenheid te stellen de toets te maken. Bovendien heeft te gelden dat in een organisatie van de omvang van het Revius Lyceum wel eens dingen niet zo goed lopen als wenselijk is, maar dat dit niet zonder meer meebrengt dat sprake is van structureel onzorgvuldig handelen, zoals [eisers] c.s. stelt.
Met betrekking tot het budget stelt de rechtbank vast dat [eisers] c.s. het verweer dat hij niet open stond voor een rugzakje, niet heeft weersproken. Gelet hierop en gelet op het hierboven gegeven oordeel dat het Revius Lyceum niet gehouden was[eiser sub 3] thuisonderwijs te geven, is niet in te zien dat het CVO op dit punt zijn zorgplicht heeft geschonden.
Het verwijt van [eisers] c.s. dat[E] niet goed beschikbaar was, is niet toegelicht zodat dit standpunt – nog daargelaten of dit de school kan worden tegengeworpen – niet kan bijdragen tot de stellingen van [eisers] c.s.
4.10.
De rechtbank is al met al van oordeel dat niet is komen vast te staan dat het CVO geen adequaat onderwijs heeft geboden en zodoende tekort is geschoten in de naleving van zijn zorgplicht.
De rechtbank realiseert zich dat in de beleving van [eisers] c.s. mogelijk sprake is van een geheel van gedragingen van het CVO die tezamen beschouwd moeten leiden tot het oordeel dat sprake is van onzorgvuldig handelen. In dit licht ziet de rechtbank ook de stelling van [eisers] c.s. dat het Revius Lyceum, ondanks de ziekte van[eiser sub 3], heeft gemeend de leerplichtambtenaar te moeten inschakelen (zie r.o. 2.6). Het is voorstelbaar dat een dergelijke maatregel bij [eisers] c.s. hard(vochtig) overkomt, maar dit maakt de beoordeling van de zaak niet anders. Immers, ook in dat geval zal [eisers] c.s. voldoende concrete handvatten moeten bieden om tot toewijzing van de vorderingen te kunnen komen. Dit heeft hij nagelaten.
4.11.
Tot slot stelt [eisers] c.s. dat de school voor[eiser sub 3] een uitzondering op het schoolbeleid had behoren te maken, gelet op de voorgeschiedenis, zijn aanleg het VWO met goed gevolg te kunnen afronden en het feit dat hij buiten zijn schuld niet aan de eisen voor overgang naar 5 havo had voldaan. Omdat vast staat dat [eiser sub 3] al een keer in 4 havo is blijven zitten, begrijpt de rechtbank dit verwijt aldus dat het Revius Lyceum [eiser sub 3] had moeten toestaan meer dan twee jaar over hetzelfde leerjaar te mogen doen.
In zijn conclusie van repliek voegt [eisers] c.s. hieraan toe dat het Revius Lyceum op grond van artikel 27 lid 1 Wvo niet tot feitelijke verwijdering van[eiser sub 3] had mogen overgaan. Dit artikellid luidt, voor zover van belang:
Definitieve verwijdering van een leerling waarop de Leerplichtwet 1969 van toepassing is, vindt niet plaats dan nadat het bevoegd gezag ervoor heeft zorggedragen dat een andere school, dan wel een instelling als bedoeld in artikel 1, onder c, van de Leerplichtwet 1969 bereid is de leerling toe te laten.
4.12.
Het CVO voert als verweer dat zij heeft aangeboden [eiser sub 3] te begeleiden bij het zoeken naar een andere school, waarbij zij verwijst naar de brief van 21 mei 2010 (zie r.o. 2.14). Volgens haar stonden de ouders hier niet voor open. Dit blijkt uit de advocatenbrief van [eisers] c.s. van 8 september 2010 aan de advocaat van het CVO waarin staat:
“In een gesprek wil uw cliënte de praktische mogelijkheden bespreken om de zoon van mijn cliënten alsnog in staat te stellen de nog openstaande vakken van HAVO-4 middels toetsen af te ronden. Daarna zou hij echter naar een andere school moeten.
Voor cliënten is dat geen oplossing. Als voor uw cliënte vaststaat dat[eiser sub 3] geen examen kan doen op het Revius dan heeft een gesprek geen enkele zin. (…)”
Verder stelt het CVO zich op het standpunt dat [eiser sub 3] op grond van artikel 5 van de Leerplichtwet voor een vrijstelling in aanmerking komt, omdat hij vanwege zijn gezondheid aangewezen is op thuisonderwijs.
Tot slot voert het CVO aan dat zij geen bijzondere reden had af te wijken van haar beleid dat inhoudt dat leerlingen niet tweemaal mogen doubleren in dezelfde klas, waarbij zij de ziekte van[eiser sub 3] stelt te hebben betrokken.
4.13.
De rechtbank overweegt als volgt. Uit de stellingen van [eisers] c.s. volgt dat het Revius Lyceum niet tot definitieve verwijdering van[eiser sub 3] als bedoeld in artikel 27 lid 1 Wvo is overgegaan. Dit blijkt ook uit de stelling van [eisers] c.s. dat het Revius Lyceum[eiser sub 3] in het schooljaar 2010/2011 bleef aanschrijven als leerling. De brief van 21 mei 2010 is niet meer dan een aankondiging. Reeds hierom slaagt het beroep op voornoemd artikel niet.
Daar komt bij dat [eisers] c.s. in zijn dagvaarding stelt dat de ouders en [eiser sub 3] hebben gekozen voor thuisstudie door het LOI. Het moet er daarom voor worden gehouden dat het[eiser sub 3] zelf is die, nadat hij een andere opleiding had gevonden, feitelijk afscheid heeft genomen van het Revius Lyceum. Gelet hierop – en mede gelet op het feit dat [eisers] c.s.[eiser sub 3] geen gebruik heeft gemaakt van het aanbod van de school voor begeleiding door de mentor – is de rechtbank van oordeel dat [eisers] c.s. geen belang meer heeft bij een beroep op eventuele schending van artikel 27 lid 1 Wvo.
4.14.
Tussen partijen is niet in geschil dat leerlingen op het Revius Lyceum niet tweemaal in hetzelfde leerjaar mogen blijven zitten. Volgens [eisers] c.s. had de school voor [eiser sub 3] een uitzondering moeten maken. Ook op dit punt kan de rechtbank de beslissing van de school slechts marginaal toetsen.
Vast staat dat[eiser sub 3] niet heeft voldaan aan de eisen die gelden voor de overgang van 4 naar 5 havo. Gelet op de inspanningen die het Revius Lyceum zich heeft getroost bij de begeleiding van [eiser sub 3] en gelet op het feit dat [eiser sub 3] vanaf 4 havo nauwelijks meer naar school is gegaan en hierin geen verbetering te verwachten viel, hetgeen [eisers] c.s. blijkens het rapport van Eduniek van 21 juni 2010 zelf ook inzag (zie r.o. 2.15), kon de school naar het oordeel van de rechtbank in redelijkheid tot het besluit komen geen uitzondering te maken op haar beleid.
4.15.
Gelet op al het voorgaande zullen de vorderingen worden afgewezen.
4.16.
[eisers] c.s. zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van het CVO worden begroot op:
  • griffierecht € 267,00
  • salaris advocaat
Totaal €  1.623,00

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt [eisers] c.s. in de proceskosten, aan de zijde van het CVO tot op heden begroot op € 1.623,00,
5.3.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.E. Heinemann en in het openbaar uitgesproken op 24 juli 2013.