In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 11 juli 2013 uitspraak gedaan in een verzoek tot vaststelling van een dwangakkoord, ingediend door verzoeker en verzoekster. Het verzoek was gericht aan de belastingdienst en Finata Bank N.V. en had betrekking op een schuldregeling die de verzoekers hadden aangeboden aan hun schuldeisers. Tijdens de zitting op 25 juni 2013 werd het verzoek behandeld, waarbij verzoeker werd bijgestaan door een vertegenwoordiger van Zuidweg & Partners. Verzoekster was niet aanwezig. De belastingdienst, vertegenwoordigd door mevrouw [B], heeft het verzoek bestreden en twijfels geuit over de ondernemerscapaciteiten van verzoeker, die in het verleden te veel belastingteruggaaf had ontvangen en niet in staat was aangifte te doen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat het verzoek tot vaststelling van het dwangakkoord onvoldoende gedocumenteerd was. Er was geen duidelijke scheiding tussen de schulden van verzoeker en verzoekster, en de schuldenlast was niet correct weergegeven. De rechtbank oordeelde dat de crediteuren niet in staat waren om hun positie goed te bepalen, wat een belangrijke voorwaarde is voor de goedkeuring van een dwangakkoord. Bovendien was er twijfel over de goede trouw van verzoeker, gezien zijn eerdere financiële geschiedenis en de manier waarop de schulden waren ontstaan.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het verzoek tot vaststelling van het dwangakkoord afgewezen, met de overweging dat de belastingdienst in redelijkheid kon weigeren in te stemmen met de aangeboden regeling. De rechtbank heeft ook bepaald dat er op een later moment beslist zal worden over de verzoeken tot toepassing van de schuldsaneringsregeling. Dit vonnis benadrukt het belang van een goed gedocumenteerd voorstel en de noodzaak voor schuldenaren om aan te tonen dat zij te goeder trouw zijn geweest in hun financiële verplichtingen.