ECLI:NL:RBMNE:2013:2759

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
25 juni 2013
Publicatiedatum
16 juli 2013
Zaaknummer
07.660357-12; 07.204869-12 (gevoegd)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal in vereniging met geweld en bedreiging met geweld tegen een persoon

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 25 juni 2013 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren op Curaçao en thans gedetineerd in Almere. De verdachte is beschuldigd van diefstal in vereniging en diefstal met geweld en bedreiging met geweld. De rechtbank heeft vastgesteld dat het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 26 maart en 11 juni 2013, waarbij de verdachte werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. F.L. Lischer. De officier van justitie, mr. A.S.J. Visser, heeft de vordering ingediend en de rechtbank heeft de zaken onder de parketnummers 07.660357-12 en 07.204869-12 gevoegd.

De tenlastelegging omvatte onder andere de diefstal van goederen van een slachtoffer op 3 november 2012, waarbij de verdachte en zijn mededader geweld hebben gebruikt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op die datum samen met een ander de aangever heeft beroofd op de Esplanade in Almere, waarbij de verdachte dreigende woorden heeft geuit en geweld heeft gebruikt. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat de verdachte op 1 september 2012 betrokken was bij de diefstal van een snorfiets, die aan een ander toebehoorde.

De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan beide feiten en heeft de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor jeugdigen opgelegd, gezien de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd. De rechtbank heeft ook een jeugddetentie opgelegd gelijk aan het voorarrest. De benadeelde partij heeft een vordering ingediend tot schadevergoeding, die door de rechtbank gedeeltelijk is toegewezen. De rechtbank heeft de verdachte hoofdelijk aansprakelijk gesteld voor de schadevergoeding aan de benadeelde partij.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Parketnummers: 07.660357-12; 07.204869-12 (gevoegd) (P)
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 25 juni 2013
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te Curaçao (Nederlandse Antillen),
wonende te [woonplaats],
thans gedetineerd in Penitentiaire Inrichting Almere.

1.HET ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het onderzoek heeft plaatsgevonden ter openbare terechtzitting van 26 maart 2013 en 11 juni 2013 te Lelystad. Op beide zittingen is de verdachte verschenen, bijgestaan door
mr. F.L. Lischer, advocaat te Lelystad.
De rechtbank heeft ter terechtzitting van 26 maart 2013 de zaken onder bovenvermelde parketnummers gevoegd en gelet op het door de reclassering en het door de psycholoog gegeven advies besloten om in deze zaken het jeugdstrafrecht toe te passen.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. A.S.J. Visser en van de standpunten door de raadsvrouw van verdachte naar voren gebracht.

2.DE TENLASTELEGGING

De verdachte is ten laste gelegd dat:
07.660357-12
hij op of omstreeks 3 november 2012 in de gemeente [woonplaats] tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, op de openbare weg, de Esplanade, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen
  • een mobiele telefoon (merk Blackberry, type 9800 Torch) en/of
  • een zilveren ring en/of een bronskleurig horloge en/of
  • een jas (kleur zwart) en/of
  • een riem (merk Louis Vuitton, zwart/grijs-geblokt) en/of
  • een portemonnee (merk Louis Vuitton) met daarin een geldbedrag van (ongeveer) 70 Euro en/of een ING-bankpas en/of R.O.C. schoolpas en/of een OV pas,
in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte en/of zijn mededader(s)
  • aan de mouw van de jas van die [slachtoffer] heeft getrokken en/of daarbij deze dreigend de woorden toegevoegd "Wacht effe, kom hier. Wat heb je in je zakken. Laat mij niet schieten", in ieder geval woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of
  • daarbij) zijn hand in zijn jaszak heeft gehouden als ware het een vuurwapen en/of
  • vervolgens) die [slachtoffer] meerdere malen, in ieder geval eenmaal, (met kracht) op/tegen de rechterwang en/of rechterslaap, in ieder geval op/tegen het hoofd en/of elders op/tegen het lichaam heeft geslagen en/of gestompt, ten gevolge waarvan die [slachtoffer] (met zijn kaak op/tegen een bankje) ten val is gekomen en/of waarbij hem dreigend de woorden werden toegevoegd "Slaap, slaap", in ieder geval woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking.
07.204869-12
hij op of omstreeks 1 september 2012 in de gemeente [woonplaats] tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een snorfiets (merk Tomos, type A35-Hda, kenteken [kenteken 1]), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s).
De rechtbank verbetert in de tenlastelegging een aantal kennelijke schrijffouten. De verdachte wordt daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Ten gevolge van een kennelijke vergissing staat in de tenlastelegging onder parketnummer 07.660357-12 in de tweede regel “Eplanade” in plaats van "Esplanade". De rechtbank herstelt deze vergissing door het laatste te lezen voor het eerste. Blijkens het onderzoek ter terechtzitting wordt de verdachte daardoor in de verdediging niet geschaad.

3.DE VOORVRAGEN

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.DE BEWIJSMIDDELEN EN DE BEOORDELING DAARVAN

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de aan hem onder parketnummer 07.660357-12 en parketnummer 07.204869-12 ten laste gelegde feiten heeft gepleegd.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van de aan verdachte onder parketnummer 07.660357-12 en parketnummer 07.204869-12 ten laste gelegde feiten, omdat er onvoldoende bewijs voor betrokkenheid van verdachte bij deze feiten in het dossier aanwezig is. De verdediging heeft verzocht verdachte van beide feiten vrij te spreken.
Het oordeel van de rechtbank
Bewezenverklaring van het onder parketnummer 07.660357-12 ten laste gelegde feit [1]
Aangever [slachtoffer] heeft bij de politie verklaard dat hij op 3 november 2012 op de Esplanade in Almere was en dat hij werd aangesproken door twee mannen. [2] De lange dader 1 trok aan de rechtermouw van zijn jas en zei “wacht effe, kom hier. Wat heb je in je zakken. Laat mij niet schieten”. Dader 1 had zijn hand in zijn jaszak en deed voorkomen of hij een pistool had. Dader 1 had aangever nog vast en dader 2 zat in de zakken van aangever. Aangever verzette zich en dader 1 gaf hem een harde stoot met zijn vuist tegen zijn rechterwang. Aangever verzette zich weer waarop dader 1 hem nog een vuistslag tegen de rechterkant van zijn hoofd ter hoogte van zijn slaap gaf. Aangever viel daardoor met zijn kaak op een bankje. Dader 1 zei tegen hem “slaap, slaap”. [3]
Aangever verklaarde voorts dat de kleinere dader 2 aan al zijn zakken begon te voelen. Hij pakte de portemonnee (merk Louis Vuitton met daarin een geldbedrag van ongeveer € 70,00, een ING-bankpas, een ROC-schoolpas en een OV-pas) van aangever uit zijn broekzak en hij pakte zijn Blackberry telefoon (9800 Torch), een zilveren ring van zijn vinger en zijn bronskleurige horloge van zijn pols. Van de broek van aangever werd zijn zwarte Louis Vuitton broeksriem met grijze blokjes gehaald en meegenomen. Vervolgens trok dader 2 de zwarte jas met bontkraag van aangever uit. [4] Aangever verklaarde dat dader 2 opvallend licht gekleurde ogen had en dat hij oordopjes van Dre bij beats, type monster, met rode draad droeg. [5]
Uit de medische verklaring maakt de rechtbank op dat bij verdachte een zwelling van enkele centimeters achter zijn rechteroor, een pijnlijke rechterkaak en een drietal wondjes aan de binnenkant van zijn wang zijn geconstateerd. [6]
Een week later heeft aangever bij de politie verklaard dat hij op 10 november 2012 op de Grote Markt in Almere liep en dat er een groep jongens in zijn richting kwam. Aangever zag in deze groep één van de jongens die hem op 3 november 2012 had beroofd. In zijn aangifte had hij deze jongen dader 2 genoemd. Toen de jongen hem aankeek trok hij gelijk zijn capuchon over zijn hoofd. Aangever herkende de jas die de jongen aanhad als zijn jas die bij de beroving was weggenomen. [7] Aangever herkende dader 2 ook, omdat zijn ogen hem erg opvielen. Het was namelijk een licht getinte jongen met licht gekleurde ogen. Aangever verklaarde dat dit precies de jongen was die hem had beroofd. [8]
Naar aanleiding van het door aangever opgegeven signalement werd op 10 november 2012 verdachte door de politie aangehouden. Verdachte droeg een zwarte half lange jas met een capuchon met bontkraag. [9]
Het viel verbalisant [verbalisant 1] tijden het verhoor van verdachte op dat de verdachte opvallend lichte ogen had. Verdachte verklaarde tijdens het verhoor dat hij een koptelefoon van het merk Dre in zijn bezit had toen hij werd aangehouden. Uit onderzoek naar de tijdens de fouillering in beslag genomen spullen bleek het te gaan om een koptelefoon van het merk Beats by Dre, type Monster. Verdachte verklaarde dat er een rode draad bij de koptelefoon hoorde. [10]
Verbalisant [verbalisant 3] heeft op 11 november 2012 een onderzoek ingesteld naar de goederen die bij de verdachte tijdens zijn aanhouding zijn aangetroffen. Verbalisant zag dat verdachte een broeksriem om zijn broek droeg. Het betrof een zwart/grijs geblokte riem van het merk Louis Vuitton. Bij de gaatjes in de riem zaten beschadigingen en hierop zaten lijmresten. Ook zat er lichte schade op de gesp van de broeksriem. [11]
Aangever werd daarop gevraagd om zijn broeksriem te omschrijven. Aangever gaf aan dat het om een grijs/zwart geblokte riem ging van het merk Louis Vuitton, dat de riem beschadigd was en dat hij had geprobeerd om de riem te lijmen en dat de gesp van de riem lichte schade had. [12]
Op 11 november 2012 werd de mobiele telefoon die bij verdachte tijdens zijn aanhouding in beslag was genomen uitgelezen. Daaruit bleek dat op foto’s in de telefoon te zien was dat verdachte een jas droeg die sterke overeenkomsten vertoonde met de jas die de kleine dader droeg ten tijde van de straatroof. Op de beelden van de Hospitaalgarage was namelijk te zien dat de kleine verdachte een jas droeg die sterk overeenkwam. [13] Daarnaast zaten er foto’s in de telefoon van verdachte waarop te zien was dat verdachte de zwarte jas met bontkraag draagt die vermoedelijk bij de straatroof is weggenomen. Ook is de beats by Dre koptelefoon met het rode snoer bij verdachte op de foto te zien. Volgens de gegevens van de mobiele telefoon zijn deze foto’s genomen op 5 november 2012 en dus na de straatroof. Voor de datum 3 november 2012 is deze jas niet op foto’s te zien. [14]
De rechtbank acht op grond van voornoemd bewijs wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 3 november 2012 in Almere samen met een ander van aangever [slachtoffer] de in de tenlastelegging vermelde goederen heeft weggenomen en dat deze diefstal werd vergezeld van geweld en bedreiging met geweld.
Bewezenverklaring van het onder parketnummer 07.204869-12 ten laste gelegde feit
Aangever [benadeelde] heeft bij de politie aangifte gedaan van diefstal van de snorfiets van zijn zoon [A]. Het ging om een snorfiets van het merk Tomos, voorzien van het kenteken[kenteken 2]. De snorfiets stond op slot nabij het station van Almere Stad en was daar op 31 augustus 2012 neergezet. [15]
Verbalisant [verbalisant 2] heeft gerelateerd dat op 1 september 2012 op de camerabeelden was te zien dat twee mannen in beeld aan kwamen lopen. Beide personen kwamen vanaf het busplein en zij gingen richting het Spoorbaanpad. Ze hadden een donkerkleurige snorfiets vast, persoon 1 aan de voorzijde en persoon 2 aan de bagagedrager aan de achterzijde. Aan de voorzijde van de snorfiets was een zwart hangslot bevestigd dat nog om het wiel zat. [16] Er verscheen een politievoertuig in beeld. De politieagenten stapten uit. Persoon 2 liet de brommer vallen en rende hard weg. De politieagenten renden achter deze persoon aan. Persoon 1 rende weg richting het busplein. De politieagenten kwamen weer terug lopen met persoon 2. [17]
De verdachte werd in de bossages langs het Spoorbaanpad aangehouden. De verdachte bleek te zijn [verdachte]. [18]
Verdachte heeft verklaard dat hij samen met een vriend bij het station was en dat zijn vriend vroeg of hij wilde helpen met een snorfiets. Toen hij ging helpen zag verdachte dat zijn vriend geen sleutel had en dat hij het slot aan het open wrikken was. [19] Bij de politie heeft verdachte verklaard dat hij zijn vriend had geholpen met het wegzetten van de snorfiets en dat hij was gaan rennen toen de politie kwam. [20] Verdachte verklaarde dat de snorfiets met een slot vast zat. [21]
De rechtbank acht op grond van voornoemd bewijs wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 1 september 2012 in Almere samen met een ander een snorfiets van het merk Tomos, welke snorfiets aan een ander dan aan verdachte en zijn mededader toebehoorde, heeft gestolen. Daarbij tekent de rechtbank aan, dat zij uit de waargenomen gedragingen van verdachte, waaronder het door hemzelf erkende wegrennen bij de komst van de politie, afleidt dat het handelen van verdachte gericht was op het
wederrechtelijkwegnemen van de fiets.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
07.660357-12
op 3 november 2012 in de gemeente Almere tezamen en in vereniging met een ander, op de openbare weg, de Esplanade, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen
  • een mobiele telefoon (merk Blackberry, type 9800 Torch) en
  • een zilveren ring en een bronskleurig horloge en
  • een jas (kleur zwart) en
  • een riem (merk Louis Vuitton, zwart/grijs-geblokt) en
  • een portemonnee (merk Louis Vuitton) met daarin een geldbedrag van ongeveer 70 Euro en een ING-bankpas en R.O.C. schoolpas en een OV pas,
toebehorende aan [slachtoffer], welke diefstal werd vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat hij, verdachte en/of zijn mededader
  • aan de mouw van de jas van die [slachtoffer] heeft getrokken en daarbij deze dreigend de woorden toegevoegd "Wacht effe, kom hier. Wat heb je in je zakken. Laat mij niet schieten", en
  • daarbij zijn hand in zijn jaszak heeft gehouden als ware het een vuurwapen en
  • vervolgens die [slachtoffer] meerdere malen (met kracht) tegen de rechterwang en rechterslaap heeft gestompt, ten gevolge waarvan die [slachtoffer] met zijn kaak tegen een bankje ten val is gekomen en waarbij hem dreigend de woorden werden toegevoegd "Slaap, slaap".
07.204869-12
op 1 september 2012 in de gemeente Almere tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een snorfiets (merk Tomos, type A35-Hda, kenteken [kenteken 1]), toebehorende aan een ander dan aan verdachte en zijn mededader.
Van het onder parketnummer 07.660357-12 en onder parketnummer 07.204869-12 meer of anders ten laste gelegde zal verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht.

6.KWALIFICATIE

Het bewezene levert op:
Ten aanzien van het feit onder parketnummer 07.660357-12:
Diefstal, vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Ten aanzien van het feit onder parketnummer 07.204869-12:
Diefstal door twee of meer verenigde personen.

7.STRAFBAARHEID

De feiten en verdachte zijn strafbaar, nu geen feiten of omstandigheden zijn gebleken die die strafbaarheid zouden opheffen of uitsluiten.

8.STRAFOPLEGGING

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van de door hem bewezen geachte feiten de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen (hierna: PIJ-maatregel) krijgt opgelegd.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft naar voren gebracht dat als de rechtbank tot een veroordeling komt een PIJ-maatregel geen passende straf is. De raadsvrouw heeft daartoe aangevoerd dat verdachte zelf hulp wil en dat hij daarom bereid is om mee te werken. Verdachte is gemotiveerd voor een opname in een instantie met 24-uurs begeleiding, zoals Doenersdreef, bij welke instantie verdachte ook direct terecht kan. Deze opname kan als voorwaarde bij een Gedragsbeïnvloedende Maatregel (hierna: GBM) worden opgelegd. De raadsvrouw heeft daarom verzocht het advies van de psycholoog om een GBM met voorwaarden aan verdachte op te leggen te volgen.
Het oordeel van de rechtbank
Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en op de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank de na te noemen beslissing passend.
Verdachte heeft samen met een mededader in de avond op straat een jongen beroofd van zijn spullen. Bij deze straatroof is fors geweld gebruikt tegen het slachtoffer. De ervaring leert dat slachtoffers van een straatroof gedurende geruime tijd de psychische nadelige gevolgen daarvan kunnen ondervinden. Uit de schriftelijke slachtofferverklaring in het dossier blijkt dat het handelen van verdachte ook voor dit slachtoffer zeer beangstigend is geweest en dat het slachtoffer nog altijd de gevolgen van de straatroof in zijn dagelijks leven ondervindt. Kennelijk heeft verdachte zich bij het plegen van deze beroving enkel laten leiden door zijn eigen financieel gewin en heeft hij geen enkel oog gehad voor hetgeen hij het slachtoffer daarmee aandoet. Voorts worden door het plegen van dit soort strafbare feiten de bestaande gevoelens van onveiligheid in de maatschappij bevestigd en versterkt.
Verdachte heeft zich tevens samen met een mededader schuldig gemaakt aan de diefstal van een snorfiets. Diefstallen zijn ergerlijke feiten, die blijk geven van een gebrek aan respect voor andermans eigendom en die de gedupeerde en/of diens verzekeraar financiële schade en overlast bezorgen.
Verdachte heeft ter zitting geen enkele verantwoordelijkheid genomen voor deze daden.
Uit het uittreksel uit de justitiële documentatie van verdachte d.d. 4 juni 2013 volgt dat verdachte meermalen is veroordeeld voor het plegen van vermogensdelicten en geweldsdelicten.
De behandeling is op de zitting van 26 maart 2013 aangehouden om de Raad voor de Kinderbescherming in de gelegenheid te stellen nader onderzoek te doen naar de haalbaarheid van een GBM dan wel een voorwaardelijke PIJ-maatregel. Dit heeft geresulteerd in een rapport d.d. 5 juni 2013, waarin de Raad voor de Kinderbescherming op een goed en duidelijk onderbouwde wijze tot een advies komt. Bij het onderzoek is gedragsdeskundige mevrouw drs. A. Dil op consultatieve wijze betrokken geweest.
De rechtbank maakt uit het rapport op dat verdachte goed blijkt te functioneren wanneer hij duidelijke regels en een duidelijke structuur aangeboden krijgt. In het verleden is meerdere malen ambulante hulpverlening in een strafrechtelijk kader ingezet, maar door de bagatelliserende en ontkennende houding van verdachte ten opzichte van de ernst van de problemen en het gebrek aan inzicht, is deze hulpverlening niet goed van de grond gekomen. Behandeling in een ambulant kader wordt daardoor niet haalbaar geacht.
Verdachte is gebaat bij een behandeling voor zijn algehele ontwikkelingsbedreiging, omdat de combinatie van zorgen op alle gebieden maken dat hij blijft recidiveren, waarbij de ernst van de delicten en de mate van agressie tijdens de delicten toenemen. Om verdachte een laatste kans te geven zich te kunnen ontwikkelen tot een evenwichtige volwassene is de Raad voor de Kinderbescherming van mening dat een PIJ-maatregel de meest wenselijke strafrechtelijke afdoening is. Een GBM is naar de mening van de Raad niet haalbaar gelet op de weigerachtige houding van verdachte ten opzichte van hulpverlening, zijn ontkennende houding en het gebrek aan een steunend netwerk om de GBM een kans van slagen te geven. Opname in Doenersdreef zou begeleiding in een ambulant kader betekenen wat gezien de behoefte van verdachte aan strakke regels en een zeer duidelijke en controlerende omgeving niet die structuur en controle kan bieden die verdachte nodig heeft om zich effectief te laten behandelen en begeleiden. Uit negatieve retourmeldingen is gebleken dat verdachte zich niet aan afspraken houdt en zich onttrekt aan hulp. Om die reden voorziet ook een voorwaardelijke PIJ-maatregel niet in de behandelbehoeften van verdachte.
De Raad voor de Kinderbescherming komt tot de conclusie dat de PIJ-maatregel de laatste kans is om verdachte op het juiste spoor te krijgen. In de geslotenheid van de PIJ-maatregel krijgt hij de juiste structuur en regelmaat geboden, te samen met de noodzakelijke behandeling, waarbij er geen sprake meer zal zijn van middelengebruik die de behandeling in de weg zal staan.
Ter zitting heeft de heer B. van Solinge, verbonden aan de Raad voor de Kinderbescherming, het advies nader toegelicht. De heer Van Solinge heeft nogmaals benadrukt dat de noodzakelijke behandeling niet van de grond komt als verdachte steeds de mogelijkheid heeft om weg te gaan met het gevolg dat hij met de verkeerde vrienden in aanraking komt en hij weer drugs gaat gebruiken. Doenersdreef biedt onvoldoende beveiliging en verdachte kan daardoor gemakkelijk weglopen als hij het ergens niet mee eens is. Verdachte kan aldus voortdurend in situaties terecht komen waarvan hij de risico’s niet inziet met een hoge kans op recidive als gevolg. De heer Van Solinge heeft benadrukt dat niet gewacht moet worden tot verdachte weer de fout in gaat, maar dat in het belang van verdachte nu alles op alles gezet moet worden. De onvoorwaardelijke PIJ-maatregel biedt verdachte de laatste kans om over een aantal jaar op een verantwoorde manier terug de maatschappij in te kunnen gaan, aldus de heer Van Solinge.
De rechtbank is van oordeel dat de door de psycholoog, de psychiater en Reclassering Nederland opgemaakte rapportages het beeld van verdachte, zoals door de Raad voor de Kinderbescherming omschreven, bevestigen. Uit deze rapporten volgt dat verdachte oorzaak- en gevolgrelaties niet kan overzien, hij beïnvloedbaar is, er sprake is van een ernstig gebrek aan zelfinzicht en dat bij het oplopen van spanningen de impulscontrole tekort schiet. Verdachte’s motivatie voor een behandeling is beperkt, hij houdt zich ambulant zeer moeilijk aan afspraken en op basis van het hulpverleningsverleden en de vastgestelde problematiek is het risico op het ontrekken aan voorwaarden hoog. In het verleden zijn hulpverlening en behandeling door het zorgmijdende gedrag van verdachte nooit gestart.
De rechtbank stelt vast dat het opleggen van een GBM niet meer tot de mogelijkheden behoort, omdat de Raad voor de Kinderbescherming een dergelijke maatregel niet uitvoerbaar acht. De rechtbank is daarbij gelet op de bevindingen van de deskundigen van oordeel dat een GBM met als voorwaarde opname in Doenersdreef niet de juiste maatregel is in deze zaak.
De rechtbank heeft op basis van de inhoud van de gedragsdeskundige rapporten, het rapport van de reclassering en het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming niet het vertrouwen dat verdachte in tegenstelling tot het verleden nu wel gemotiveerd is voor behandeling en begeleiding. Ook ter terechtzitting heeft de verdachte door zijn houding de rechtbank die indruk niet gegeven. Aan die indruk draagt bij dat verdachte ter zitting heeft gezegd dat hij als hij uit detentie komt gewoon weer drugs gaat gebruiken, terwijl verdachte onder meer door zijn drugsgebruik steeds opnieuw overgaat tot het plegen van strafbare feiten. Voor de rechtbank is dit een signaal dat verdachte er niet echt alles aan wil doen om zijn leven de uit een oogpunt van beperking van het recidivegevaar noodzakelijk wending te geven en zich aan alle aanwijzingen die hem gegeven zullen worden en zich aan alle afspraken die gemaakt zullen worden zal houden, zoals hij en zijn raadsvrouw naar voren hebben gebracht.
De rechtbank is op basis van het strafblad van verdachte, op basis van het feit dat tot op heden ambulante justitiële sancties niet tot de gewenste gedragsverandering hebben geleid of in het geheel niet van de grond zijn gekomen en op basis van de bevindingen van de Raad voor de Kinderbescherming, van oordeel dat verdachte te weinig geëquipeerd is om behandeling en begeleiding in een ambulant kader te laten slagen. Alleen een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel kan er nu nog voor zorgen dat verdachte zijn leven op orde krijgt, waarmee in de toekomst de kans op recidive afneemt en voorkomen wordt dat hij wederom strafbare feiten zal plegen. De rechtbank overweegt dat de noodzaak van behandeling ter beveiliging van de maatschappij aanwezig is en dat de maatregel in het belang is van een zo gunstig mogelijke ontwikkeling van verdachte.
De rechtbank zal verdachte aldus de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor jeugdigen opleggen met daarnaast een jeugddetentie gelijk aan het voorarrest.

10.DE BENADEELDE PARTIJ

Voor aanvang van de terechtzitting heeft [slachtoffer] –daartoe vertegenwoordigd door [B]– zich als benadeelde partij in dit geding gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van schade ten gevolge van het aan verdachte onder parketnummer 07.660357-12 ten laste gelegde feit. De hoogte van die schade wordt door de benadeelde partij begroot op een bedrag van € 1.994,15, waarvan € 1.544,15 ter zake van materiële schade en € 450,00 ter zake van immateriële schade.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot gehele toewijzing van de door de benadeelde partij ingediende vordering tot schadevergoeding, hoofdelijk en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw is van mening dat het door de benadeelde partij gevorderde schadebedrag moet worden gematigd. De raadsvrouw heeft er daarbij op gewezen dat aangever de jas heeft teruggekregen, de voor de ring en het horloge gevorderde kosten niet zijn onderbouwd met bonnen en het model Blackberry dat ter onderbouwing van de kosten voor de mobiele telefoon is bijgevoegd een model met een hogere waarde is dan de weggenomen Blackberry.
Het oordeel van de rechtbank
Bij het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat de benadeelde partij
[slachtoffer] rechtstreeks schade heeft geleden ten gevolge van het onder parketnummer 07.660357-12 bewezen verklaarde feit. Gelet op het feit dat de jas aan de aangever is geretourneerd, de riem reeds voordat deze werd weggenomen bij de straatroof beschadigd was en er geen bonnen ter onderbouwing van de voor de ring en het horloge gevorderde kosten zijn overgelegd stelt de rechtbank de hoogte van de schade naar redelijkheid en billijkheid vast op een bedrag van € 1.350,00, waarvan een bedrag van
€ 900,00 aan materiële schade en een bedrag van € 450,00 aan immateriële schade.
De rechtbank vermeerderd het toegewezen bedrag met de kosten die -tot op heden- worden begroot op nihil, alsmede met de wettelijke rente vanaf de dag van het ontstaan van de schade tot aan de dag der algehele voldoening.
De vordering van de benadeelde partij levert naar het oordeel van de rechtbank voor wat betreft het meer gevorderde een onevenredige belasting op van het strafgeding. De rechtbank zal derhalve bepalen dat de benadeelde partij in de vordering voor dat deel niet ontvankelijk is en dat de vordering ter zake dit deel slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
De verdachte is voor de schade, voor zover toegewezen, naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk.
Als extra waarborg voor betaling aan de benadeelde partij zal de rechtbank overeenkomstig artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van bovengenoemde geldsom ten behoeve van de benadeelde partij.

12.TOEPASSELIJKHEID WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 77c, 77s, 77gg, 310, 311 en 312 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

13.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het onder parketnummer 07.660357-12 en parketnummer 07.204869-12 ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 5 is omschreven;
  • spreekt verdachte vrij van wat onder parketnummer 07.660357-12 en parketnummer 07.204869-12 meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart de bewezen verklaarde feiten strafbaar en kwalificeert deze feiten zoals hierboven onder 6 is omschreven;
  • verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt de verdachte tot een
jeugddetentievoor de duur van
226 dagen;
- bepaalt dat de tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde jeugddetentie in mindering zal worden gebracht;
Maatregel
- beveelt de
plaatsingvan verdachte
in een inrichting voor jeugdigen;
Benadeelde partij
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer], wonende te [woonplaats], van een bedrag van € 1.350,00 (zegge: dertienhonderdvijftig euro), hoofdelijk met dien verstande dat indien en voor zover verdachtes mededader betaalt, verdachte in zoverre van deze verplichting zal zijn bevrijd, vermeerderd met de wettelijke rente sinds de dag waarop het thans bewezen verklaarde feit jegens de benadeelde partij werd gepleegd, te weten 3 november 2012, tot die van de voldoening;
- veroordeelt de verdachte voorts in de kosten, door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
- legt op aan de verdachte de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot
€ 1.350,00 ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer] voornoemd, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 23 dagen hechtenis;
- bepaalt dat, indien de verdachte en/of zijn mededader (gedeeltelijk) heeft/hebben voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat, daarmee verdachtes verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] (in zoverre) komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte en/of zijn mededader (gedeeltelijk) heeft/hebben voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer], daarmee verdachtes verplichting tot betaling aan de Staat (in zoverre) komt te vervallen;
- bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer] voor wat het meer gevorderde betreft in zijn vordering niet-ontvankelijk is en dat hij zijn vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. van Holten, voorzitter, mrs. H. Vegter en C.A. de Beaufort, rechters, in tegenwoordigheid van mr. K.F. van Dam, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 25 juni 2013.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpagina’s betreft dit delen van ambtsedige processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij het dossier met het nummer 2012078523, doorgenummerd blz. 1 tot en met 198
2.Proces-verbaal van aangifte, blz. 15
3.Proces-verbaal van aangifte, blz. 17
4.Proces-verbaal van aangifte, blz. 17
5.Proces-verbaal van aangifte, blz. 16
6.Medische verklaring d.d. 12 november 2012, blz. 22
7.Proces-verbaal van verhoor aangever, blz. 24
8.Proces-verbaal van verhoor aangever, blz. 25
9.Proces-verbaal van aanhouding, blz. 146-147 + foto van de jas, blz. 73
10.Proces-verbaal van bevindingen, blz. 38
11.Proces-verbaal van bevindingen, blz. 37
12.Proces-verbaal van bevindingen, blz. 37
13.Proces-verbaal uitlezen mobiele telefoon van verdachte, blz. 39 met foto’s blz. 42, 47 en 48 + proces-verbaal van bevindingen bekijken camerabeelden Hospitaalgarage met snapshots, blz. 27-36
14.Proces-verbaal uitlezen mobiele telefoon van verdachte, blz. 40 met foto’s blz. 44, 46, 49 en 50
15.Proces-verbaal van aangifte nr. PL2542 2012062231-1, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde verbalisant, als bijlage opgenomen bij proces-verbaal nr. PL2542 2012062231
16.Proces-verbaal van bevindingen nr. PL2545 2012062231-6, blz. 1, als bijlage opgenomen bij proces-verbaal nr. PL2542 2012062231
17.Proces-verbaal van bevindingen nr. PL2545 2012062231-6, blz. 2, als bijlage opgenomen bij proces-verbaal nr. PL2542 2012062231
18.Proces-verbaal van aanhouding nr. PL2541 2012062231-2, als bijlage opgenomen bij proces-verbaal nr. PL2542 2012062231
19.Verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 26 maart 2013
20.Proces-verbaal van verhoor verdachte nr. PL2545 2012062231-5, blz. 2, als bijlage opgenomen bij proces-verbaal nr. PL2542 2012062231
21.Proces-verbaal van verhoor verdachte nr. PL2545 2012062231-7, blz. 1, als bijlage opgenomen bij proces-verbaal nr. PL2542 2012062231