Op 5 juli 2013 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het bedreigen van personeel van een psychiatrische instelling. De zaak kwam voor de rechtbank na een onderzoek op de terechtzitting van 2 juli 2013. De verdachte werd beschuldigd van twee feiten: het bedreigen van een psychiater met de dood en het bedreigen van meerdere andere personen met zware mishandeling. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. De officier van justitie achtte beide feiten wettig en overtuigend bewezen, terwijl de verdediging betwistte dat de bedreigingen daadwerkelijk hadden plaatsgevonden.
De rechtbank heeft de verklaringen van de getuigen en de omstandigheden van de zaak zorgvuldig gewogen. De psychiater verklaarde dat hij zich bedreigd voelde door de verdachte, die dreigende woorden had geuit. De rechtbank oordeelde dat, hoewel van werknemers in de geestelijke gezondheidszorg verwacht mag worden dat zij een dikkere huid hebben, dit niet betekent dat zij zich niet bedreigd kunnen voelen. De rechtbank verwierp het verweer van de verdediging dat de bedreigingen niet bewezen konden worden, en concludeerde dat de verdachte zich inderdaad dreigend had opgesteld en een vork als steekwapen had gebruikt.
De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 120 dagen, met aftrek van de tijd die hij in voorlopige hechtenis had doorgebracht. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten en de eerdere veroordelingen van de verdachte. Daarnaast werd er een rechterlijke machtiging aangevraagd voor de behandeling van de verdachte in een kliniek, gezien zijn problematiek en het delictpatroon. De rechtbank besloot de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke straf af te wijzen om de behandeling van de verdachte niet te vertragen. De uitspraak werd gedaan in het openbaar, met de betrokken rechters en griffier aanwezig.