ECLI:NL:RBMNE:2013:2609

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
1 juli 2013
Publicatiedatum
3 juli 2013
Zaaknummer
16-657265-12
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in strafzaak wegens bezit van kinderporno met onduidelijke herkomst

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 1 juli 2013 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van het in bezit hebben van kinderpornografisch materiaal. De tenlastelegging betrof het bezit van 39 kinderpornografische films in de periode van 30 juni 2008 tot en met 3 februari 2010. De rechtbank heeft het onderzoek ter terechtzitting op 17 juni 2013 gehouden, waarbij de officier van justitie de dagvaarding geldig achtte en de verdediging betoogde dat er onvoldoende bewijs was voor een veroordeling.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding partieel nietig was, omdat deze niet voldeed aan de eisen van artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering. De rechtbank oordeelde dat de tenlastelegging onvoldoende feitelijke omschrijving bevatte van de afbeeldingen, waardoor niet kon worden vastgesteld dat de verdachte het strafbare feit had gepleegd. De verdediging voerde aan dat de laptop, waarop het materiaal was aangetroffen, mogelijk gestolen was en dat de verdachte niet de enige gebruiker was geweest. De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende bewijs was om te stellen dat de verdachte het materiaal op de laptop had geplaatst.

Uiteindelijk sprak de rechtbank de verdachte vrij van het ten laste gelegde feit, maar gelastte wel de onttrekking aan het verkeer van de in beslag genomen laptop, omdat daarop kinderpornografisch materiaal was aangetroffen. De uitspraak benadrukt de noodzaak van een duidelijke en feitelijke omschrijving in de tenlastelegging en de rol van bewijs in strafzaken.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer: 16/657265-12 (P)
vonnis van de meervoudige strafkamer van 1 juli 2013
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats]op[1988],
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens op het adres
[adres], [woonplaats].

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 17 juni 2013.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat verdachte en diens advocaat, mr. J.P.W. Nijboer, advocaat te Utrecht, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte in de periode van 30 juni 2008 tot en met 3 februari 2010 39 kinderpornografische films/filmfragmenten in zijn bezit heeft gehad.

3.Voorvragen

3.1
Het standpunt van Openbaar Ministerie
De officier van justitie acht de dagvaarding geldig. Er is een collectiescan gemaakt van het kinderpornografisch materiaal dat op de laptop toebehorende aan verdachte is aangetroffen. Van deze collectiescan is een omschrijving gegeven hoe deze collectie eruit ziet. Het gaat daarbij om een representatieve weergave van de selectie die tot stand is gekomen door een deskundige. Op basis daarvan is de tenlastelegging opgesteld. Het is voor verdachte duidelijk waartegen hij zich moet verdedigen. Ter onderbouwing van dit standpunt heeft de officier van justitie op diverse uitspraken gewezen, waaruit volgt dat Hoven en Rechtbanken het ten laste leggen zoals in onderhavige zaak accepteren.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat, wanneer een bewezenverklaring zou volgen, deze enkel kan volgen voor hetgeen in de gedachtestreepjes feitelijk is omschreven. Voor het overige dient de tenlastelegging nietig verklaard te worden.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is, anders dan de officier van justitie, van oordeel dat de dagvaarding partieel nietig is.
Op grond van artikel 261, eerste lid van het Wetboek van Strafvordering behelst de dagvaarding een opgave van het ten laste gelegde feit. De tenlastelegging dient een feitelijke omschrijving te omvatten van het strafbare feit dat de verdachte verweten wordt gepleegd te hebben.
De Hoge Raad heeft in dit verband op 20 december 2011 (LJN: BS1739) beslist dat aan de term ‘afbeelding van een seksuele gedraging’ in de zin van artikel 240b, eerste lid van het Wetboek van Strafrecht op zichzelf onvoldoende feitelijke betekenis toekomt. Zonder feitelijke omschrijving van de afbeeldingen in de tenlastelegging voldoet de tenlastelegging niet aan de eisen van artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat de tenlastelegging voor wat betreft de daarin nader omschreven afbeeldingen, te weten 10 films/filmfragmenten, voldoet aan de vereisten van artikel 261 Wetboek van Strafvordering. Ten aanzien van de overige afbeeldingen/filmfragmenten voldoet de tenlastelegging evenwel niet aan de vereisten die de wet stelt. Ook is de rechtbank van oordeel dat de woorden ‘onder meer’ in deze tenlastelegging te onbepaald zijn. De rechtbank verklaart de tenlastelegging dan ook partieel nietig.
Voor het overige heeft de rechtbank vastgesteld dat zij bevoegd is tot kennisneming van het ten laste gelegde feit en dat de officier van justitie ontvankelijk is. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het aan hem ten laste gelegde feit heeft begaan. Hiertoe heeft de officier van justitie het volgende aangevoerd:
De kinderpornografische bestanden zijn in de periode van juni/juli 2008 op de laptop van verdachte gezet. In deze periode woonde verdachte thuis bij zijn ouders. Verdachte heeft zelf verklaard dat hij, toen hij nog thuis woonde, de enige gebruiker van de betreffende laptop was. De data zouden in theorie gemanipuleerd kunnen zijn, maar dat gebeurt nagenoeg nooit.
De verklaring van verdachte dat zijn laptop op enig moment gestolen is uit zijn studentenhuis aan de [adres] te [woonplaats], is onaannemelijk. Hiervan is geen aangifte gedaan. Daarbij duikt de laptop gewoon op tijdens een verhuizing van een andere persoon die verhuist van de [adres] te [woonplaats] naar een andere woning.
De officier van justitie heeft zich, gelet op het vorenstaande, op het standpunt gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte in de tenlastegelegde periode kinderpornografische films in zijn bezit heeft gehad.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van het aan verdachte ten laste gelegde feit. Hiertoe heeft de raadsman het volgende aangevoerd:
Er dienen zich concrete feiten en omstandigheden in het dossier te bevinden, waaruit blijkt dat bij verdachte sprake is geweest van voorwaardelijk opzet op het verwerven en het voorhanden hebben van het kinderpornografisch materiaal. Hiervan is geen sprake. Verdachte ontkent het materiaal te hebben gedownload. Ook weet hij niet wie het materiaal op de laptop heeft gezet.
Toen verdachte in het studentenhuis op de [adres] te [woonplaats] woonde, werd de laptop als gemeenschappelijke computer gebruikt. Op enig moment is de laptop van verdachte gestolen. Hiervan heeft verdachte geen aangifte kunnen doen, omdat de politie de zaak aanmerkte als een civiele zaak. Het is goed mogelijk dat het kinderpornografisch materiaal óf door een ander die de laptop op de [adres] te [woonplaats] gebruikte, óf na de diefstal op de laptop is gezet en dat daaraan voorafgaand de datuminstelling van de laptop is gewijzigd, waardoor het lijkt alsof het materiaal er in juni/juli 2008 op is gezet. Het is kinderlijk eenvoudig om deze instellingen te wijzigen en terug te zetten.
Er is onvoldoende wettig en overtuigend bewijs in het dossier aanwezig om tot een bewezenverklaring te kunnen komen. Verdachte dient te worden vrijgesproken, aldus de raadsman.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is met de verdediging van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte het aan hem ten laste gelegde feit heeft begaan.
Het door verdachte geschetste alternatieve scenario, waarin zijn laptop is gestolen toen hij woonde in een studentenhuis waar de laptop als gemeenschappelijke computer gebruikt werd, wordt niet weerlegd door de stukken in het dossier. Op 3 februari 2010 - het moment dat de laptop tijdens een verhuizing van een onbekend gebleven persoon werd aangetroffen - was verdachte woonachtig op de [adres] te [woonplaats]. De identiteit van deze onbekende persoon is niet nader onderzocht. Daarbij heeft [A] – de persoon die de laptop vond en aan de politie overhandigde – verklaard dat hij niet wist wie hij hielp met verhuizen en dat hij dit deed met een kennis van wie hij de naam liever niet wilde noemen. Gelet op deze omstandigheden kan niet worden uitgesloten dat de laptop van verdachte inderdaad (door een ex-huisgenoot) is gestolen.
Evenmin volgt uit het dossier dat verdachte de laptop in zijn bezit heeft gehad op het moment dat het kinderpornografisch materiaal op de laptop terecht is gekomen. Immers, niet kan worden vastgesteld dat de juiste dag, datum en tijdstip waren ingesteld op de laptop op het moment dat de kinderpornografische bestanden daarop zijn geplaatst.
Nu niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte het aan hem ten laste gelegde feit heeft begaan, zal de rechtbank verdachte dan ook van dit feit vrijspreken.

5.Het beslag

5.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gevorderd de in beslag genomen laptop van het merk Paradigit Voyager te onttrekken aan het verkeer.
5.2
Het standpunt van de verdediging
Verdachte heeft verklaard reeds afstand te hebben gedaan van de laptop Paradigit Voyager.
5.3
Het oordeel van de rechtbank
Er is een laptop van het merk Paradigit Voyager in beslag genomen. Verdachte heeft verklaard dat deze laptop zijn eigendom is geweest en dat hij hiervan afstand wenst te doen.
De rechtbank stelt vast dat op de laptop, merk Paradigit Voyager, toebehorende aan verdachte kinderpornografisch materiaal is aangetroffen. Niet is komen vast te staan dat het verdachte is geweest die dit materiaal op de laptop heeft gezet en daarmee het strafbare feit conform artikel 240b van het Wetboek van Strafrecht heeft gepleegd. Dat het strafbare feit van artikel 240b van het Wetboek van Strafrecht is gepleegd staat echter wel vast. Om die reden en conform artikel 36b, eerste lid en onder 3 van het Wetboek van Strafrecht, is de rechtbank van oordeel dat de laptop, merk Paradigit Voyager ontrokken dient te worden aan het verkeer.

6.Beslissing

De rechtbank:
Geldigheid van de dagvaarding
Verklaart de dagvaarding nietig voor zover:
  • in de 4e regel meer dan 10 films worden genoemd;
  • in de 12e, 14e, 19e, 34e, 24e, 30e, 39e, 43e en 46e regel telkens ‘onder meer’ is opgenomen.
Vrijspraak
-
spreekt verdachte vrijvan het aan hem ten laste gelegde feit;
Beslag
- gelast de onttrekking aan het verkeer van de laptop, merk Paradigit Voyager.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. van Maanen, voorzitter, mrs. N.H.J.M. Veldman-Gielen en C.S.K. Fung Fen Chung, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L.P. Stapel, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 1 juli 2013.
Mr. C.S.K. Fung Fen Chung is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE : De tenlastelegging
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 30 juni 2008 tot en met 3 februari 2010 te [woonplaats] en/of[woonplaats], in elk geval in Nederland,
één of meermalen (telkens) een afbeelding(en), te weten 39 film(s) (filmfragment(en)) en/of (een) gegevensdrager(s) bevattende (een) afbeelding(en) heeft
verspreid en/of openlijk tentoongesteld en/of vervaardigd en/of ingevoerd en/of doorgevoerd en/of uitgevoerd en/of in bezit heeft gehad
terwijl op die afbeelding(en) (een) seksuele gedraging(en) zichtbaar is/zijn, waarbij (telkens) een persoon die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, was betrokken of schijnbaar was betrokken, welke voornoemde seksuele gedragingen bestonden uit (onder meer):
- het masturberen van een perso(o)n(en) die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft/hebben bereikt (onder meer Ovj 01 en/of Ovj 10 op pagina 24, 28 van het proces-verbaal)
- het anaal penetreren (met de penis) door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt van het lichaam van (een) perso(o)n(en) die kennelijk de leeftijd van 18 jaar (eveneens) nog niet heeft/hebben bereikt (onder meer Ovj 02 op pagina 24 op het proces-verbaal)
en/of
- het (laten) betasten en/of vasthouden van de (stijve) penis van zichzelf en/of (een) perso(o)n(en) die kennelijk de leeftijd van 18 jaren nog niet heeft/hebben bereikt door een volwassen man en/of vrouw en/of een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar (eveneens) nog niet heeft bereikt (onder
meer Ovj 03 en/of Ovj 06 en/of Ovj 09 op pagina 24, 26, 27 van het proces-verbaal) en/of
- het in de mond (laten) nemen van de penis van een perso(o)n(en) die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft/hebben bereikt door een perso(o)n(en) die kennelijk de leeftijd van 18 jaar (eveneens) nog niet heeft/hebben bereikt (onder meer Ovj 04 op pagina 25 van het proces-verbaal)
en/of
- het geheel of gedeeltelijk naakt (laten) poseren van (een) perso(o)n(en) die kennelijk de leeftijd van 18 jaren nog niet heeft/hebben bereikt, waarbij deze perso(o)n(en) zich (vervolgens) in opeenvolgende filmfragmenten van zijn/hun kleding ontdoet/ontdoen en/of (waarna) door het camerastandpunt en/of de (onnatuurlijke) pose en/of de uitsnede van de film(s) nadrukkelijk de
(ontblote) geslachtsdelen in beeld gebracht worden en/of (waarbij) de afbeelding(en) (aldus) een onmiskendbaar seksuele strekking heeft en/of strekt tot seksuele prikkeling (onder meer Ovj 05 op pagina 25 van het proces-verbaal) en/of
- het vaginaal penetreren (met de penis) door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt van het lichaam van een volwassen vrouw (onder meer Ovj 07 op pagina 26 van het proces-verbaal) en/of
- het anaal penetreren (met de vinger(s)) door zichzelf van het lichaam van (een) perso(o)n(en) die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft/hebben bereikt (onder meer Ovj 08 op pagina 27 van het proces-verbaal).
Art 240b lid 1 Wetboek van Strafrecht.