ECLI:NL:RBMNE:2013:2554

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
18 juni 2013
Publicatiedatum
27 juni 2013
Zaaknummer
16-654743-12
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot aanranding van een minderjarig meisje door een groep jongens

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 18 juni 2013 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een minderjarige verdachte, die samen met anderen heeft geprobeerd een 13-jarig meisje aan te randen. De feiten vonden plaats op 19 augustus 2012 in Amersfoort, waar de verdachte en zijn mededaders het slachtoffer in een tuin duwden en haar probeerden te dwingen tot seksuele handelingen. De rechtbank heeft het onderzoek ter terechtzitting op 4 juni 2013 gehouden, waarbij de verdachte in persoon aanwezig was en werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. D.C. Dorrestein. De tenlastelegging omvatte twee feiten: de poging tot aanranding en de poging tot verkrachting. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen.

De rechtbank heeft de bewijsvoering beoordeeld en geconcludeerd dat er onvoldoende bewijs was voor de poging tot verkrachting, waardoor de verdachte daarvan werd vrijgesproken. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van het slachtoffer inconsistent waren en dat er onvoldoende ondersteunend bewijs was. Echter, voor de poging tot aanranding was er wel voldoende bewijs, waaronder getuigenverklaringen en de verklaring van de verdachte zelf, die aangaf aanwezig te zijn geweest en 'lippa geven' te hebben geroepen. De rechtbank oordeelde dat er sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en zijn mededaders.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een jeugddetentie van 12 dagen, met aftrek van het voorarrest, en een leerstraf van 40 uren. Daarnaast is de verdachte veroordeeld tot betaling van schadevergoeding aan het slachtoffer, bestaande uit materiële en immateriële schade. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toegewezen en de schadevergoedingsmaatregel opgelegd. De beslissing is gebaseerd op de ernst van de feiten en de impact die deze op het slachtoffer hebben gehad, evenals de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer: 16/654743-12 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 18 juni 2013
in de strafzaak tegen de minderjarige
[verdachte]
geboren op [1998]te [geboorteplaats]
wonende te [woonplaats], [adres]

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 4 juni 2013. De verdachte is in persoon verschenen en heeft zich ter terechtzitting laten bijstaan door mr. D.C. Dorrestein, advocaat te Utrecht.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat verdachte en de raadsman naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

De tenlastelegging is, met wijziging, als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1: op 19 augustus 2012 samen met een ander of anderen heeft geprobeerd [slachtoffer] aan te randen;
Feit 2:op 19 augustus 2012 heeft geprobeerd [slachtoffer] te verkrachten.
De rechtbank verbetert in de tenlastelegging eventuele kennelijke schrijffouten. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

3.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan en baseert zich daarbij op de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen.
4.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken van beide ten laste gelegde feiten. De raadsman heeft dit ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde feit onderbouwd door te stellen dat op basis van het dossier alleen kan worden bewezen dat verdachte ‘lippa geven’ heeft geroepen. Dit is volgens de raadsman echter onvoldoende voor het medeplegen van de ten laste gelegde poging tot aanranding. Derhalve moet verdachte daarvan worden vrijgesproken. Ten aanzien van feit 2 heeft de raadsman gesteld dat de verklaringen van het slachtoffer onbetrouwbaar zijn en dat, nu verdachte ontkent en er verder uit het dossier onvoldoende ander bewijs voorhanden is, verdachte dient te worden vrijgesproken.
4.3.
Het oordeel van de rechtbank
Vrijspraak
De rechtbank overweegt dat aangeefster ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde wisselende verklaringen heeft afgelegd. Nu er zich in het dossier onvoldoende andere bewijsmiddelen bevinden – waaronder getuigenverklaringen die het ten laste gelegde zouden hebben waargenomen – en nu verdachte het feit heeft ontkend, kan niet worden vastgesteld dat verdachte het ten laste gelegde onder 2 heeft gepleegd. Gelet op het voorgaande is de rechtbank met de raadsman van oordeel dat de onder 2 ten laste gelegde poging tot verkrachting niet bewezen kan worden. De rechtbank zal verdachte hiervan dan ook vrijspreken.
Bewijsmiddelen
Op 27 augustus 2012 heeft [naam], als moeder van de minderjarige [slachtoffer], aangifte gedaan bij de politie. [1]
[slachtoffer] (hierna[slachtoffer]) heeft bij de politie verklaard dat zij op 19 augustus 2012 met haar vriendin naar Amersfoort was gegaan en daar een groep jongens tegenkwam. Drie van de jongens liepen achter hun aan een steeg in. Eén van de jongens vroeg of zij haar lippen wilde geven. [slachtoffer] wist dat dit betekende of zij hem wilde pijpen. De jongen met een wit T-shirt, blauwe broek en Gucci-tas duwde tegen haar linkerschouder waardoor zij met haar rechterarm tegen een schuttingdeur viel die iets open ging. De jongen duwde de deur verder open waardoor zij tegen prullenbakken in de tuin aanviel. De andere twee jongens kwamen erbij staan. Een van die jongens had een rood, wit, blauw gestreept t-shirt aan. De jongen die haar had geduwd, zei dat ze haar shirt uit moest doen. Zij zei dat ze dit niet wilde. Dezelfde jongen trok tweemaal met beide handen haar hemd naar beneden tot halverwege haar arm. Eén keer trok hij ook haar bh naar beneden tot aan haar borst. Zij trok beide keren haar kleding weer omhoog. [2]
Getuige [medeverdachte 2]heeft verklaard dat hij heeft gezien dat [medeverdachte]zijn arm om de schouder van [slachtoffer] deed. Vervolgens gingen zij een steeg in. De getuige was daarna met [medeverdachte] en verdachte in de tuin. Ardel en [medeverdachte] vroegen aan [slachtoffer] om ‘lippa’. De getuige heeft ook gezien dat [slachtoffer] met haar arm/hand een afwerende beweging maakte. [3] Voorgaande heeft de getuige bij de rechter-commissaris bevestigd. [4]
Medeverdachte [medeverdachte] heeft bij de rechter-commissaris verklaard dat hij met meerdere jongens, waaronder verdachte, in de tuin was bij [slachtoffer] toen hij aan het bh-bandje van [slachtoffer] zat en het bandje naar beneden over haar bovenarm had gehaald. [medeverdachte] heeft ook verklaard dat hij heeft gehoord en gezien dat verdachte aan [slachtoffer] heeft gevraagd of zij hem wilde pijpen. [5]
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij inderdaad in de tuin was met [slachtoffer], [medeverdachte] en [medeverdachte 2]. Hij was erbij toen [medeverdachte] het bh-bandje van [slachtoffer] naar beneden deed. Verdachte zag dat zij dit niet leuk vond. Verdachte heeft ‘lippa geven’ meegeroepen met de groep. [6]
Bewijsoverweging
Gelet op de hierboven genoemde bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich, samen met anderen, heeft schuldig gemaakt aan de onder 1 ten laste gelegde poging tot aanranding van [slachtoffer].
De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsman dat er geen sprake zou zijn van medeplegen gelet op het geringe aandeel van verdachte en overweegt daartoe het volgende. Verdachte liep met een groepje naar het slachtoffer en was erbij in de tuin toen zijn medeverdachte aan het slachtoffer zat. Daarnaast heeft verdachte ook ‘lippa gegeven’ geroepen. Uit deze feiten volgt dat er sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking. De verklaring van de verdachte ter zitting, dat hij juist diegene is geweest die tegen andere jongens heeft gezegd dat zij van het slachtoffer af moesten blijven en haar moesten laten gaan, acht de rechtbank zeer onaannemelijk en ongeloofwaardig, nu dit op geen enkele manier uit het dossier naar voren komt.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de onder 4. vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
Feit 1:
op 19 augustus 2012 te Amersfoort, ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) een meisje genaamd [slachtoffer] te dwingen tot het plegen en dulden van meer ontuchtige handelingen, en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) uit
  • het achter die [slachtoffer] aanlopen in een steeg en
  • het aan die [slachtoffer] vragen of zij haar lippen wilde geven (daarmee
bedoelde of zij wilde pijpen)
- het geven van een duw tegen de schouder van die [slachtoffer] waardoor die
[slachtoffer] in die steeg tegen een schuttingdeur viel en
- het door die schuttingdeur duwen van die [slachtoffer] waardoor zij in die
achter die schutting gelegen tuin viel, althans terecht kwam en/of het die
tuin in trekken van die [slachtoffer]
- het in die tuin om die [slachtoffer] heen gaan staan, althans dicht op die
[slachtoffer] gaan staan en
- het tegen die [slachtoffer] zeggen dat zij haar shirt uit moest doen
(waarna die [slachtoffer] heeft gezegd dat ze dat niet zou doen) en
- het naar beneden trekken van het door de [slachtoffer] gedragen hemd en
de door de [slachtoffer]gedragen BH;
zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van het feit

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert het navolgende strafbare feit op.
Feit 1:
Medeplegen van poging tot feitelijke aanranding van de eerbaarheid.

7.De strafbaarheid van verdachte

De rechtbank heeft kennis genomen van het psychologisch onderzoek pro justitia van 22 november 2012 van A. Soetendaal, psycholoog. In dit rapport wordt onder meer het volgende geconstateerd.
Bij verdachte is sprake van lichte zwakzinnigheid. In algemene zin kan worden opgemerkt dat de beperkte verstandelijke vermogens van verdachte zijn inschattingsvermogen in sociale (complexe) situaties kunnen beperken. Door de ontkennende houding van verdachte is er geen enkel inzicht verkregen in de wijze waarop de gedragsstoornis en de cognitieve beperkingen hierin een rol zouden kunnen hebben gespeeld. De onderzoeker trekt derhalve geen conclusies ten aanzien van de toerekeningsvatbaarheid van verdachte.
De rechtbank ziet op basis van de conclusie uit het rapport van bovengenoemde deskundige geen aanleiding verdachte volledig ontoerekeningsvatbaar of verminderd toerekeningsvatbaar te achten. Er is voorts ook geen andere omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het door de officier van justitie bewezen geachte zal worden veroordeeld tot een jeugddetentie van 12 dagen, met aftrek van het voorarrest, alsmede tot een leerstraf (Respect Limits Extra Plus) van 40 uren, met bevel, voor het geval dat verdachte de werkstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende jeugddetentie zal worden toegepast van 20 dagen.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair vrijspraak bepleit, maar indien de rechtbank tot een bewezenverklaring komt van (een van de) feiten, dan stelt de raadsman zich subsidiair op het standpunt dat kan worden volstaan met een onvoorwaardelijke jeugddetentie gelijk aan het voorarrest van 12 dagen.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte.
Verdachte heeft samen met andere jongens gepoogd een 13-jarig meisje aan te randen door haar in een tuin te duwen en te proberen aan haar te zitten. Verdachte heeft zich hierbij laten leiden door zijn eigen gerief en de groepsdynamiek en geen rekening gehouden met de (angst)gevoelens van het meisje. Verdachte heeft met deze gedraging inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer en heeft zich kennelijk niet om de gevolgen voor het slachtoffer bekommerd. Het moet voor het meisje een beangstigende situatie zijn geweest. Uit de zich in het dossier bevindende verklaringen van het slachtoffer blijkt dat dit feit een grote impact op haar heeft gehad.
Wat de persoon van de verdachte betreft, heeft de rechtbank rekening gehouden met:
- een hem betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie van verdachte d.d.
26 april 2013, waaruit volgt dat verdachte niet eerder veroordeeld is en derhalve ‘first offender’ is;
  • een de verdachte betreffend psychologisch onderzoek pro justitia d.d. 22 november 2012, opgesteld door A. Soetendaal, psycholoog, inhoudende de conclusie dat bij verdachte sprake is van verstandelijke beperking;
  • een de verdachte betreffend rapport van de Raad voor de Kinderbescherming d.d. 5 maart 2013, waarin geadviseerd wordt om aan verdachte de leerstraf Respect Limits Extra Plus op te leggen.
Uit het verhandelde ter zitting is het de rechtbank gebleken dat de begeleiding die gestart is na de schorsing van de voorlopige hechtenis van vanaf augustus 2012 tot nu goed is gegaan. Mevrouw Kreule heeft namens Bureau Jeugdzorg ter zitting toegelicht dat verdachte zich aan de afspraken houdt en dat hij een goede dagbesteding heeft. Ook heeft de moeder van verdachte controle over hem en is er goed contact met de mentor op school. Op dit moment zijn er dan ook geen problemen op de verschillende leefgebieden. Derhalve sluit mevrouw Kreule zich aan bij het advies van de Raad voor de Kinderbescherming, dat een leerstraf op zijn plek zou zijn, maar dat er verder geen interventies meer nodig zijn.
De rechtbank acht, alles afwegende en rekening houdend met de straffen die in het algemeen voor soortgelijke feiten worden opgelegd en de lange begeleiding die verdachte met goed gevolg heeft doorlopen, de eis van de officier van justitie passend en geboden.

9.Benadeelde partij

De benadeelde partij [slachtoffer] heeft overeenkomstig het bepaalde in artikel 51f van het Wetboek van Strafvordering opgave gedaan van de inhoud van de vordering.
De benadeelde partij vordert in totaal een bedrag van € 822,60, bestaande uit € 122,60 aan materiële schade en € 700,00 euro wegens immateriële schade.
De officier van justitie heeft toewijzing gevorderd van de materiële schade en daarnaast toewijzing van de immateriële schadevordering tot een bedrag van € 400,00, vermeerderd met de wettelijke rente en met daarbij oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De raadsman heeft zich primair op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken van het ten laste gelegde en dat derhalve de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard. Subsidiair heeft de raadsman verzocht de vordering aanzienlijk te matigen en daarnaast zowel geen schadevergoedingsmaatregel op te leggen als ook de vordering niet hoofdelijk op te leggen.
De rechtbank is van oordeel dat de gevorderde schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde feit en acht verdachte aansprakelijk voor die schade. De rechtbank zal de gevorderde materiële schade in zijn geheel toewijzen, omdat deze voldoende is onderbouwd en niet is weersproken. De rechtbank zal daarnaast de immateriële schade toewijzen tot een bedrag van € 400,00, ook gelet op de vrijspraak van feit 2. Gelet op hetgeen door verdachte en namens [slachtoffer] naar voren is gebracht, acht de rechtbank de immateriële schade tot dit bedrag voldoende aannemelijk gemaakt. Voor het overige is de benadeelde partij in haar vordering niet-ontvankelijk, zijnde van niet-eenvoudige aard waarbij het een onevenredige belasting van het strafproces zou opleveren om dit nader te laten uitzoeken of onderbouwen, zodat zij deze vordering bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Met betrekking tot de toegekende vordering van de benadeelde partij zal de rechtbank tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen. De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente toewijzen vanaf 19 augustus 2012.
De verdachte is op de voet van de artikelen 6:6 e.v. BW niet tot vergoeding gehouden indien en voor zover het toegewezen bedrag reeds door (een) mededader(s) is voldaan.
Na te noemen maatregel wordt opgelegd omdat verdachte naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk is voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht.
De verdachte zal worden verwezen in de tot op heden door de benadeelde partij gemaakte kosten, die worden vastgesteld op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 36f, 45, 47, 77a,77g, 77m, 77n, 77gg en 246 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

11.Beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
Verklaart het onder 2 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Bewezenverklaring
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde feit levert op:
Feit 1:Medeplegen van poging tot feitelijke aanranding van de eerbaarheid.
Veroordeelt verdachte tot
een jeugddetentievan
12 dagen.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige jeugddetentie is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Veroordeelt verdachte tot
een leerstraf,te weten de leerstraf
Respect Limits Extra Plusvan
40 uren;
- beveelt dat indien verdachte de leerstraf niet naar behoren verricht,
vervangende jeugddetentiezal worden toegepast van
20 dagen;
Benadeelde partij
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] van een bedrag van
€ 122,60 aan materiële schade en € 400,00 wegens immateriële schade. In totaal een bedrag van € 522,60, te vermeerderen met de wettelijke rente, te berekenen vanaf 19 augustus 2012 tot aan de dag der algehele voldoening;
  • veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen kwijting aan deze benadeelde partij te betalen, met dien verstande dat verdachte van deze verplichting zal zijn bevrijd indien en voor zover dit bedrag door (een) mededader(s) is betaald.
  • veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat die vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van [slachtoffer],
€ 522,60 te betalen, bij niet betaling te vervangen door 1dag jeugddetentie, met dien verstande dat toepassing van de vervangende jeugddetentie de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.A. Messer, voorzitter en tevens kinderrechter,
mrs. E.A.A. van Kalveen en L.M.G. de Weerd, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M. van der Meulen, griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 18 juni 2013.
BIJLAGE : De tenlastelegging
Aan bovenbedoelde gedagvaarde persoon wordt tenlastegelegd dat
1.
hij op of omstreeks 19 augustus 2012 te Amersfoort, ter uitvoering van het
door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen, door geweld of (een)
andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere
feitelijkhe(i)d(en) een meisje genaamd [slachtoffer] te dwingen tot het
plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handeling(en), en bestaande dat
geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of
die andere feitelijkhe(i)d(en) uit
  • het achter die [slachtoffer] aanlopen in een steeg/brandgang en/of
  • het aan die [slachtoffer] vragen of zij haar lippen wilde geven (daarmee
bedoelde of zij wilde pijpen)
- het geven van een duw tegen de schouder van die [slachtoffer] waardoor die
[slachtoffer] in die steeg tegen een schuttingdeur viel en/of
- het door die schuttingdeur duwen van die [slachtoffer] waardoor zij in die
achter die schutting gelegen tuin viel, althans terecht kwam en/of het die
tuin in trekken van die [slachtoffer]
- het in die tuin om die [slachtoffer] heen gaan staan, althans dicht op die
[slachtoffer] gaan staan en/of
- het tegen die [slachtoffer] zeggen dat zij haar shirt uit moest doen
(waarna die [slachtoffer] heeft gezegd dat ze dat niet zou doen) en/of
- het naar beneden trekken van het door de [slachtoffer] gedragen hemd en/of
de door de [slachtoffer]gedragen BH;
zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
art 246 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 19 augustus 2012 te Amersfoort, althans in het
arrondissement Utrecht ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om
door geweld en / of een andere feitelijkheid en / of door bedreiging met
geweld en / of een andere feitelijkheid een meisje genaamd [slachtoffer] te
dwingen tot het ondergaan van handelingen die bestaan uit of mede bestaan uit
het seksueel binnendringen van het lichaam, opzettelijk
(direct na/aansluitend op het onder 1 ten lastte gelegde feit),
- de (korte) broek van die [slachtoffer] (gedeeltelijk) naar beneden heeft
getrokken en/of tegen die [slachtoffer] heeft gezegd:" kom neuken" (waarna
die [slachtoffer] haar broek weer omhoog trok) en/of
- ( vervolgens) (nogmaals) de (korte) broek van die [slachtoffer]
(gedeeltelijk) naar beneden heeft getrokken (waarna die [slachtoffer] nee
tegen hem, verdachte heeft gezegd) en/of
- zijn, verdachtes, broek en/of onderbroek naar beneden heeft gedaan (zodanig
dat zijn, verdachtes, penis zichtbaar was) en/of
- ( vervolgens) zijn, verdachtes, handen op/tegen het achterhoofd van die
[slachtoffer] gelegd en/of het hoofd van die [slachtoffer] in de richting
van zijn, verdachtes, kruis heeft geduwd en/of bewogen
zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
art 242 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht

Voetnoten

1.Proces-verbaal van aangifte, opgenomen op pagina 8-14 van het proces-verbaal dossiernummer PL0940 2012183577, in de wettelijke vorm opgemaakt en doorgenummerd van 1 tot en met 217.
2.Proces-verbaal van bevindingen, opgenomen op pagina 20-22 van het onder voetnoot 1 genoemde proces-verbaal.
3.Proces-verbaal van verhoor getuige [medeverdachte 2] opgenomen op pagina 80-82 van het onder voetnoot 1 genoemde proces-verbaal.
4.Proces-verbaal van verhoor getuige [medeverdachte 2]bij de rechter-commissaris d.d. 7 februari 2013.
5.Proces-verbaal van verhoor getuige [medeverdachte]bij de rechter-commissaris d.d. 7 februari 2013.
6.Verklaring van verdachte ter terechtzitting d.d. 4 juni 2013.