ECLI:NL:RBMNE:2013:2552

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
18 juni 2013
Publicatiedatum
27 juni 2013
Zaaknummer
16-659245-13
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van verdachte voor ontuchtige handelingen met minderjarige

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 18 juni 2013 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het plegen van ontuchtige handelingen met een minderjarige. De verdachte, geboren in 1994, werd ervan beschuldigd op drie verschillende data in de periode van 1 oktober 2012 tot en met 27 februari 2013 seksuele handelingen te hebben gepleegd met een meisje dat op dat moment 13 jaar oud was. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, die op het moment van de feiten 18 jaar oud was, zich schuldig heeft gemaakt aan het seksueel binnendringen van het lichaam van het slachtoffer, dat de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt.

De rechtbank heeft de zaak inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 4 juni 2013, waar de officier van justitie en de verdediging hun standpunten hebben gepresenteerd. De verdediging voerde aan dat er geen sprake was van ontuchtige handelingen, omdat er een gering leeftijdsverschil zou zijn en het slachtoffer mogelijk vrijwillig had ingestemd. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat het feit dat de verdachte 18 jaar oud was en het slachtoffer slechts 13 jaar, een aanzienlijk leeftijdsverschil vormt dat de handelingen in strijd met de sociaal ethische norm plaatst. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een jeugddetentie van 110 dagen, waarvan 90 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. Daarnaast zijn er bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een behandelverplichting.

De rechtbank heeft ook de vordering van de benadeelde partij, het slachtoffer, behandeld. De benadeelde partij vorderde een schadevergoeding van in totaal € 1.944,00, bestaande uit materiële en immateriële schade. De rechtbank heeft de vordering gedeeltelijk toegewezen, waarbij de verdachte werd veroordeeld tot betaling van € 716,71 aan de benadeelde partij. De rechtbank heeft de beslissing gebaseerd op de artikelen van het Wetboek van Strafrecht die van toepassing waren ten tijde van de feiten.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT

Sector strafrecht
parketnummer: 16/659245-13
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 18 juni 2013
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [1994]te [geboorteplaats]
wonende te [woonplaats], [adres]
raadsman mr. J.P.M. Denissen, advocaat te Utrecht.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 4 juni 2013, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
op drie data in de periode tussen 1 oktober 2012 en 27 februari 2013in [woonplaats] met
[slachtoffer], die de leeftijd van twaalf jaren, maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging en er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan en baseert zich daarbij op de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is primair van mening dat verdachte moet worden vrijgesproken van alle ten laste gelegde feiten in verband met het ontbreken van het ontuchtige karakter van de handelingen. Dit kan ontbreken bij seksueel contact met een minderjarige als het gaat om vrijwillig contact, tussen personen die slechts in geringe mate in leeftijd verschillen en eventueel een affectieve relatie hebben. De raadsman verwijst hierbij naar de uitspraak van de Hoge Raad van 24 juni 1997, NJ 1997/67 en de uitspraak van het hof ’s-Hertogenbosch van 21 november 2007, LJN: BB9138. In onderhavige zaak is volgens de raadsman sprake van een gering leeftijdsverschil gelet op het verstandelijk functioneren van verdachte op een leeftijd die veel lager is dan zijn kalenderleeftijd. Subsidiair moet verdachte om dezelfde reden in ieder geval worden vrijgesproken van de onder 1 en 3 ten laste gelegde feiten.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen
Op 28 februari 2013 heeft[moeder], als moeder van de minderjarige [slachtoffer], aangifte gedaan bij de politie. [1]
[slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] heeft op maandag 4 maart 2013 bij de politie verklaard dat verdachte drie keer bij haar thuis is geweest in [woonplaats]. De eerste keer dat verdachte langs kwam, maanden voordat [slachtoffer] werd gehoord, heeft hij haar op haar mond gezoend, over haar kleding heen aan haar borsten gezeten en haar getongzoend. [2] Toen verdachte op 21 februari 2013 voor de tweede keer bij [slachtoffer] thuiskwam, begon hij haar op bed te zoenen en over haar kleding heen aan haar borsten te zitten. Vervolgens heeft verdachte het shirt van [slachtoffer] uit gedaan en haar bh los gemaakt om daarna zowel aan haar borsten te zitten als ook te likken. Vervolgens deed verdachte de broek van [slachtoffer] uit en vingerde haar. Daarna moest [slachtoffer] verdachte pijpen. Uiteindelijk stopte verdachte zijn penis in de vagina van [slachtoffer]. [3] Op 27 februari 2013 kwam verdachte voor de derde keer bij [slachtoffer] langs. [slachtoffer] en verdachte gingen zoenen en verdachte zat aan de borsten van [slachtoffer]. [4]
Uit een uittreksel uit het geboorteregister volgt dat [slachtoffer] is geboren op [1999] [5] .
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat het klopt dat hij de seksuele handelingen die zijn tenlastegelegd, heeft gepleegd. [6]
Bewijsoverweging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken in verband met het ontbreken van het ontuchtige karakter van de handelingen, subsidiair in ieder geval van de onder 1 en 3 ten laste gelegde feiten. De rechtbank overweegt naar aanleiding daarvan het volgende:
Minderjarigen bevinden zich in een gevoelige ontwikkelingsfase van hun leven en zijn in het algemeen niet of onvoldoende in staat zelf hun seksuele integriteit te bewaken en de draagwijdte van hun gedrag in dit opzicht te overzien. Zij behoeven daarom op seksueel gebied bescherming, soms ook tegen wat zijzelf willen.
De wetgever heeft seksuele handelingen waarbij die beschermingsbehoefte in het oog springt strafbaar gesteld als ontuchtige handelingen. Hierbij gaat het om handelingen van seksuele aard, die in strijd met de sociaal ethische norm zijn. Een aanzienlijk leeftijdsverschil maakt het seksuele contact in de regel ontuchtig.
Op zichzelf is juist dat het ontuchtig karakter kan ontbreken bij seksueel contact met een minderjarige als het gaat om vrijwillig contact tussen personen die slechts in geringe mate in leeftijd verschillen en waar sprake is van een gelijkwaardige relatie. De rechtbank overweegt dat het in die gevallen zou kunnen gaan om bijvoorbeeld twee personen van 13 jaar die een affectieve relatie met elkaar hebben.
In onderhavige zaak is er sprake van een groot leeftijdsverschil tussen verdachte en [slachtoffer], nu verdachte 18 jaar was en [slachtoffer] slechts 13 jaar. Dit werkelijke leeftijdsverschil maakt dat de seksuele handelingen in de gegeven omstandigheden in strijd zijn met de sociaal ethische norm. Dat het verstandelijk functioneren van verdachte op een leeftijd ligt die lager is dan zijn kalenderleeftijd is op zichzelf juist, maar ontneemt niet het ontuchtig karakter aan de seksuele handelingen.
De rechtbank overweegt tot slot dat uit de verklaringen van aangeefster en verdachte blijkt dat de seksuele handelingen buiten echt hebben plaatsgevonden.
Gelet op het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat verdachte met [slachtoffer], die nog geen 16 jaar oud was, telkens ontuchtige handelingen heeft gepleegd die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van haar lichaam. De rechtbank acht derhalve alle drie ten laste gelegde feiten bewezen.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
1.
hij in de periode van 1 oktober 2012 tot en met 20 februari 2013
te [woonplaats], gemeente [woonplaats], met [slachtoffer], geboren op [1999], die de leeftijd van twaalf, maar nog niet die van zestien jaren bereikt, buiten echt,
ontuchtige handelingen heeft gepleegd die hebben bestaan uit of mede hebben
bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, immers heeft hij,
verdachte (meermalen)
-die [slachtoffer] op de mond gezoend en
-zijn tong in de mond van die [slachtoffer] gebracht en gehouden en
-de met kleding bedekte borsten van die [slachtoffer] betast.
2.
hij op 21 februari 2013 te [woonplaats], gemeente [woonplaats], met [slachtoffer], geboren op[1999]
, die de leeftijd van twaalf, maar nog niet die van zestien jaren bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd die hebben bestaan uit of mede hebben bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, immers heeft hij, verdachte
(meermalen)
-die [slachtoffer] op de mond gezoend en
-zijn tong in de mond van die [slachtoffer] gebracht en gehouden en
-de met kleding bedekte borsten van die [slachtoffer] betast en
-de kleding van die [slachtoffer] uitgetrokken en
-in de borsten van die [slachtoffer] geknepen en met zijn vingers en de
tong de borsten van die [slachtoffer] betast en
-zijn vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer] gebracht en gehouden en
-zijn penis in de mond van die[slachtoffer]gebracht en gehouden en
-zijn penis in de vagina van die[slachtoffer]gebracht en gehouden.
3.
hij op 27 februari 2013 te [woonplaats], gemeente [woonplaats], met [slachtoffer], geboren op[1999]
, die de leeftijd van twaalf, maar nog niet die van zestien jaren bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd die hebben bestaan uit of mede hebben bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, immers heeft hij, verdachte (meermalen)
-die [slachtoffer] op de mond gezoend en
-zijn tong in de mond van die [slachtoffer] gebracht en gehouden en
-de met kleding bedekte borsten van die [slachtoffer] betast.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

5.1
De strafbaarheid van het feit
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het bewezen verklaarde levert de navolgende strafbare feiten op:
feit 1,2 en 3:
telkens: met iemand die de leeftijd van twaalf jaren, maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam.
5.2
De strafbaarheid van verdachte
De rechtbank heeft kennis genomen van het psychologisch onderzoek pro justitia van 17 mei 2013 van M.F. Raven, psycholoog. In dit rapport wordt onder meer het volgende geconstateerd.
Verdachte is lijdende aan een ziekelijke stoornis van de geestvermogens in de vorm van een autisme spectrumstoornis, PDD-NOS. Tevens is er sprake van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens bestaande uit zwakbegaafdheid en samenhangend een achterstand in de sociale emotionele ontwikkeling.
Vanwege de autisme spectrumstoornis is hij minder dan de normaal gemiddelde mens in staat zich in de ander te verplaatsen, mist hij sociale intuïtie, schiet zijn invoelend vermogen te kort en is hij onvoldoende in staat tot wederkerigheid in het contact, waardoor zijn gedrag meer werd gestuurd vanuit zijn eigen behoeften en hij onvoldoende oog had voor de gehele context en de ongepastheid daarvan en hierdoor mogelijk bepaalde signalen uit de omgeving kan hebben gemist. Derhalve is het advies om verdachte als verminderd toerekeningsvatbaar te beschouwen.
De rechtbank heeft daarnaast kennis genomen van het psychiatrisch onderzoek pro justitia van 14 mei 2013 van I. Maksimovic, psychiater. In dit rapport wordt onder meer het volgende geconstateerd.
Bij verdachte is sprake van een gebrekkige ontwikkeling van zijn geestesvermogens in de zin van een pervasieve ontwikkelingsstoornis niet anderszins omschreven en zwakbegaafdheid. De stoornissen van verdachte hadden invloed op zijn beslissingen en keuzes tijdens het ten laste gelegde. Vanuit de combinatie van zijn pervasieve ontwikkelingsstoornis niet anderszins omschreven en zwakbegaafdheid is er bij verdachte sprake van een verminderd inzicht in de grenzen tussen vriendschap en seksuele relatie. Verder is het zo dat hij vanuit zijn stoornissen in verminderde mate in staat was om de signalen die het slachtoffer gaf op de juiste wijze te interpreteren. Hij is vanuit zijn stoornissen geneigd om grenzeloos te handelen. Daarbij is bij hem sprake van verminderd empathisch vermogen, wat ook maakt dat hij de aangegeven grenzen niet respecteerde en gericht was op bevrediging van eigen behoeftes. Vanwege al deze redenen kan worden geadviseerd om verdachte als verminderd toerekeningsvatbaar te beschouwen.
De rechtbank neemt de conclusies uit de rapporten van bovengenoemde deskundigen over en oordeelt dat verdachte verminderd toerekeningsvatbaar is.
Overeenkomstig dit oordeel kan niet worden gezegd dat verdachte niet strafbaar is. Er is voorts ook geen andere omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het minderjarigenstrafrecht op verdachte van toepassing dient te worden verklaard. De officier van justitie heeft verder op grond van hetgeen hij bewezen heeft geacht, gevorderd aan verdachte op te leggen een jeugddetentie voor de duur van 110 dagen waarvan 90 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en met aftrek van het voorarrest, onder de bijzondere voorwaarden dat verdachte zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen van de William Schrikker Groep, te weten: een meldplicht en een behandelverplichting middels het Therapieprogramma Seksuele Delictplegers voor ‘mindervaardigen’ (TSDmv) bij polikliniek ‘Het Dok’ te Rotterdam en daarbij een contact- en locatieverbod voor verdachte ten aanzien van [slachtoffer]. Daarnaast heeft de officier van justitie een werkstraf gevorderd voor de duur van 100 uur, subsidiair 50 dagen vervangende jeugddetentie.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat het minderjarigenstrafrecht op verdachte van toepassing dient te worden verklaard. Daarnaast heeft hij aangevoerd dat verdachte reeds voldoende is gestraft door het (te) lange voorarrest, gelet op de bijzondere persoonlijke omstandigheden van verdachte. Daarnaast moet rekening gehouden worden met de verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte. De raadsman bepleit dan ook een geheel voorwaardelijke straf op te leggen, met daarbij de benodigde bijzondere voorwaarden.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straffen heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het plegen van ontuchtige handelingen met een meisje dat slechts 13 jaar oud was. Verdachte was op dat moment 18 jaar oud en er was dus een aanmerkelijk leeftijdsverschil tussen verdachte en het meisje. Er is tijdens de drie ontmoetingen in ieder geval in een geval sprake geweest van vergaande seksuele handelingen zoals onder meer vingeren, pijpen en het hebben van geslachtsgemeenschap.
De strafwet beschermt (de belangen van) jeugdigen tussen de twaalf en zestien jaren tegen het ondergaan van seksuele handelingen. Door zijn handelwijze heeft de verdachte de lichamelijke en seksuele integriteit van [slachtoffer] geschonden, hetgeen in het algemeen als zeer ingrijpend wordt ervaren en nadelige psychische gevolgen van mogelijk langere duur met zich kan brengen, onder meer in de vorm van een verstoring van de psychoseksuele ontwikkeling en van het vertrouwen in anderen.
Dit wordt niet anders wanneer het niet tegen de wil was van de jongere, zoals verdachte stelt. De wetgever heeft er juist voor gekozen dit soort feiten strafbaar te stellen omdat jeugdigen de impact van het handelen nog niet kunnen overzien. Het was verdachte die zich als volwassene had moeten en kunnen realiseren dat dergelijk handelen volstrekt niet geoorloofd was.
De rechtbank betrekt daarbij dat verdachte weliswaar -kort gezegd- een beperkter inzicht had in het ongewenste van de situatie dan de gemiddelde 18- jarige, maar dat hij zowel door de moeder van [slachtoffer] als door de politie is gewezen op het feit dat hij geen seksuele omgang met[slachtoffer] mocht hebben. Dat verdachte dat niet heeft begrepen acht de rechtbank niet geloofwaardig. Dat ook bij dit slachtoffer sprake is van psychische schade blijkt, naast de verhoren, ook uit de ter terechtzitting voorgelezen slachtofferverklaring. Hieruit wordt duidelijk dat het slachtoffer nog steeds veel last heeft van hetgeen haar is overkomen.
Wat de persoon van de verdachte betreft, heeft de rechtbank rekening gehouden met een hem betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie van 28 februari 2013, waaruit volgt dat verdachte niet eerder is veroordeeld en derhalve ‘first offender’ is. Daarnaast heeft de rechtbank kennis genomen van de onder 5.2 genoemde rapporten, waarin geadviseerd wordt om op verdachte het minderjarige strafrecht toe te passen, gelet op de diagnose die is gesteld en de (onvoldoende) mate waarin verdachte volwassenen kenmerken bezit. Ook zit er in het dossier een reclasseringsrapport van 26 april 2013, opgesteld door J. Ivasko van Reclassering Nederland, waarin wordt geadviseerd om aan verdachte een meldplicht op te leggen en een ambulante behandeling. Ook heeft G. Aikema van Reclassering Nederland een voortgangsverslag opgemaakt op 31 mei 2013. De rechtbank zal dit bij haar oordeel betrekken.
Alles afwegende is de rechtbank met de officier van justitie en de raadsman van oordeel dat op verdachte het minderjarige strafrecht toegepast dient te worden. De rechtbank is verder van oordeel dat een (gedeeltelijk) onvoorwaardelijke jeugddetentie passend en geboden is. De rechtbank zal aan verdachte een onvoorwaardelijke jeugddetentie opleggen die gelijk is aan de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht. Daarnaast zal de rechtbank 90 dagen voorwaardelijke jeugddetentie opleggen met een proeftijd van twee jaren en daaraan bijzondere voorwaarde verbinden. Met deze voorwaardelijke straf wordt mede beoogd verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. Tevens maakt dit de begeleiding door de William Schrikker Groep mogelijk en het Therapieprogramma Seksuele Delictplegers voor ‘mindervaardigen’, hetgeen de rechtbank noodzakelijk acht, nu er zonder de begeleiding van de jeugdreclassering ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. De rechtbank zal daarom ook de bijzondere voorwaarde dadelijk uitvoerbaar verklaren.
De rechtbank zal aan verdachte geen werkstraf opleggen, zoals door de officier van justitie is geëist. De rechtbank overweegt daartoe dat verdachte sinds zijn aanhouding al niet meer thuis heeft gewoond. Daar komt bij dat de rechtbank de verplichte begeleiding, waaronder het voorgenoemde therapieprogramma, van groot belang acht en dit verdachte veel tijd gaat kosten en daarbij heeft verdachte een periode van twintig dagen in voorarrest gezeten, wat voor verdachte, gelet op zijn persoonlijke omstandigheden, erg zwaar was.
Voor het opleggen van een contact- en locatieverbod ten aanzien van [slachtoffer] ziet de rechtbank onvoldoende aanleiding.

7.Benadeelde partij

De benadeelde partij [slachtoffer] heeft overeenkomstig het bepaalde in artikel 51f van het Wetboek van Strafvordering opgave gedaan van de inhoud van de vordering.
De benadeelde partij vordert in totaal een bedrag van € 1.944,00, bestaande uit € 821,00 aan materiële schade en € 1.125,00 euro wegens immateriële schade.
De officier van justitie heeft afwijzing gevorderd van de reis- en telefoonkosten, nu deze schade niet door de benadeelde partij zelf is geleden. Verder heeft hij toewijzing gevorderd van de overige materiële schade (opname vrije dagen) en van de immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente en met daarbij oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De raadsman heeft zich primair op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken van het ten laste gelegde en dat derhalve de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard. Subsidiair is de raadsman van mening dat de immateriële schade gematigd dient te worden en de materiële schade niet voor vergoeding in aanmerking komt nu de benadeelde partij deze kosten niet heeft gemaakt, maar de moeder van de benadeelde partij.
De rechtbank is van oordeel dat vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij rechtstreeks schade is toegebracht door de onder 1, 2 en 3 bewezenverklaarde feiten. De rechtbank acht verdachte aansprakelijk voor die schade. De rechtbank is van oordeel dat de gevorderde materiële schade (opname tien vrije dagen, reis- en telefoonkosten), die de moeder van de benadeelde partij heeft geleden, verplaatste schade betreft en in beginsel volgens de wet voor vergoeding in aanmerking komt. Wel zal de rechtbank de vordering matigen, in die zin dat zij vijf vrije dagen zal toewijzen en de reis- en telefoonkosten, derhalve een bedrag van € 466,71. De rechtbank zal daarnaast de immateriële schade toewijzen tot een bedrag van € 250,00. Gelet op hetgeen door verdachte en namens [slachtoffer] naar voren is gebracht, acht de rechtbank de immateriële schade tot dit bedrag voldoende aannemelijk gemaakt. Voor het overige is de benadeelde partij in haar vordering niet-ontvankelijk, als zijnde van niet-eenvoudige aard waarbij het een onevenredige belasting van het strafproces zou opleveren om dit nader te laten uitzoeken of onderbouwen, zodat zij deze vordering bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Met betrekking tot de toegekende vordering van de benadeelde partij zal de rechtbank tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen. De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente toewijzen vanaf de datum van de aangifte.
De verdachte zal worden verwezen in de tot op heden door de benadeelde partij gemaakte kosten, die worden vastgesteld op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 36f, 77a, 77c, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 77za en 245 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4. is omschreven;
  • spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten opleveren:
feit 1, 2 en 3:
telkens: met iemand, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam.
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
Veroordeelt verdachte tot een jeugddetentie van
110 dagen.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige jeugddetentie is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte, groot
90 dagen, van deze jeugddetentie niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij
een proeftijd van twee jarenvast.
- bepaalt dat deze straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
* omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* omdat de verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in 77aa, tweede lid, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
* omdat verdachte tijdens de proeftijd de bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
Stelt als
bijzondere voorwaarde:
* verdachte moet zich gedurende de proeftijd gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die in het kader van de maatregel Hulp en Steun worden gegeven door of namens de William Schrikker Groep, ook indien dit inhoudt een behandelverplichting middels het Therapieprogramma Seksuele Delictplegers voor ‘mindervaardigen’ (TSDmv) bij polikliniek ‘Het Dok’ te Rotterdam.
- De rechtbank draagt die instelling op om de verdachte hulp en steun te verlenen bij het naleven van de bijzondere voorwaarden.
- verklaart de op grond van artikel 77aa van het Wetboek van Strafrecht gestelde voorwaarden en het op grond van artikel 77za van het Wetboek van Strafrecht uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar;
- heft op het reeds geschorste bevel voorlopige hechtenis;
Benadeelde partij
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] een bedrag van in totaal € 716,71, bestaande uit € 466,71 aan materiële schade en € 250,00 aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf 28 februari 2013 tot aan de dag der algehele voldoening.
  • verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat die vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
  • veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van [slachtoffer],
€ 716,71 te betalen, bij niet betaling te vervangen door 1 dag jeugddetentie, met dien verstande dat toepassing van de vervangende jeugddetentie de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.M.G. de Weerd, voorzitter en tevens kinderrechter,
mr. E.A. Messer en E.A.A. van Kalveen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M. van der Meulen, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 18 juni 2013.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan bovenbedoelde gedagvaarde persoon wordt tenlastegelegd dat
1.
hij in of omstreeks de periode van 1 oktober 2012 tot en met 20 februari 2013
te [woonplaats], gemeente [woonplaats], althans in het arrondissement
Midden-Nederland, met [slachtoffer], geboren op [1999], die de leeftijd
van twaalf, maar nog niet die van zestien jaren bereikt, buiten echt,
ontuchtige handelingen heeft gepleegd die hebben bestaan uit of mede hebben
bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, immers heeft hij,
verdachte (meermalen)
-die [slachtoffer] op de mond gezoend en/of
-zijn tong in de mond van die [slachtoffer] gebracht en/of gehouden en/of
-de (met kleding bedekte) borst(en) van die [slachtoffer] betast;
art 245 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 21 februari 2013 te [woonplaats], gemeente [woonplaats],
althans in het arrondissement Midden-Nederland, met [slachtoffer], geboren op[1999]
, die de leeftijd van twaalf, maar nog niet die van zestien jaren
bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd die hebben bestaan
uit of mede hebben bestaan uit
het seksueel binnendringen van het lichaam, immers heeft hij, verdachte
(meermalen)
-die [slachtoffer] op de mond gezoend en/of
-zijn tong in de mond van die [slachtoffer] gebracht en/of gehouden en/of
-de (met kleding bedekte) borst(en) van die [slachtoffer] betast en/of
-de kleding van die [slachtoffer] uitgetrokken en/of
-in de borst(en) van die [slachtoffer] geknepen en/of (met zijn vinger(s) en/of de
tong) de borst(en) van die [slachtoffer] betast en/of
-zijn vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer] gebracht en/of gehouden en/of
-zijn penis in de mond van die[slachtoffer]gebracht en/of gehouden en/of
-zijn penis in de vagina van die[slachtoffer]gebracht en/of gehouden;
art 245 Wetboek van Strafrecht
3.
hij op of omstreeks 27 februari 2013 te [woonplaats], gemeente [woonplaats],
althans in het arrondissement Midden-Nederland, met [slachtoffer], geboren op[1999]
, die de leeftijd van twaalf, maar nog niet die van zestien jaren
bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd die hebben bestaan
uit of mede hebben bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam,
immers heeft hij, verdachte (meermalen)
-die [slachtoffer] op de mond gezoend en/of
-zijn tong in de mond van die [slachtoffer] gebracht en/of gehouden en/of
-de (met kleding bedekte) borst(en) van die [slachtoffer] betast;
art 245 Wetboek van Strafrecht

Voetnoten

1.Proces-verbaal van verhoor aangever [moeder], opgenomen op pagina 33-38 van het proces-verbaal dossiernummer PL0971 2013046681, in de wettelijke vorm opgemaakt en doorgenummerd van 1 tot en met 64.
2.Proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer], opgenomen op pagina 79 van het proces-verbaal dossiernummer PL0971 2013046681A., in de wettelijke vorm opgemaakt en doorgenummerd van 65 tot en met 97.
3.Proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer], opgenomen op pagina 83-85 van het onder voetnoot 2 genoemde proces-verbaal.
4.Proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer], opgenomen op pagina 86 van het onder voetnoot 2 genoemde proces-verbaal.
5.Akte van geboorte van [slachtoffer], opgenomen op pagina 206 van het proces-verbaal dossiernummer PL0971 2013046681C, in de wettelijke vorm opgemaakt en doorgenummerd van 111 tot en met 231.
6.Verklaring van verdachte ter zitting d.d. 4 juni 2013.