ECLI:NL:RBMNE:2013:2545

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
18 juni 2013
Publicatiedatum
27 juni 2013
Zaaknummer
16-653479-12
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tenuitvoerlegging van voorwaardelijk opgelegde jeugddetentie in jeugdzaken

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 18 juni 2013 uitspraak gedaan over de tenuitvoerlegging van een voorwaardelijk opgelegde jeugddetentie van zes maanden voor de veroordeelde, geboren in 1995. De rechtbank behandelde de vordering van de officier van justitie, die verzocht om de niet ten uitvoer gelegde straf alsnog te laten uitvoeren. De veroordeelde was eerder veroordeeld tot jeugddetentie, maar deze straf zou niet ten uitvoer worden gelegd zolang zij zich aan de voorwaarden hield die waren opgelegd in het vonnis van 4 december 2012. Deze voorwaarden omvatten onder andere deelname aan intensieve trajectbegeleiding, medewerking aan elektronisch toezicht en individuele behandeling voor agressieregulatie.

Tijdens de zitting op 18 juni 2013 bleek dat de veroordeelde, hoewel op de juiste wijze opgeroepen, niet was verschenen. De rechtbank hoorde de officier van justitie, de gemachtigde raadsman van de veroordeelde, en vertegenwoordigers van Bureau Jeugdzorg. Bureau Jeugdzorg meldde dat de veroordeelde zich volledig aan hen onttrok en onvindbaar was, ondanks het feit dat zij zich bewust was van de voorwaardelijke jeugddetentie. De raadsman pleitte voor een alternatieve maatregel, zoals een werkstraf, maar de officier van justitie hield vast aan de vordering voor tenuitvoerlegging van de jeugddetentie.

De rechtbank concludeerde dat de veroordeelde de bijzondere voorwaarden niet had nageleefd en dat er geen aanwijzingen waren dat zij zich alsnog aan deze voorwaarden zou houden. Gezien de problematiek van de veroordeelde en het feit dat zij zich niet kon staande houden in een vrije setting, oordeelde de rechtbank dat de tenuitvoerlegging van de jeugddetentie noodzakelijk was. De rechtbank gelastte de tenuitvoerlegging van de jeugddetentie van zes maanden en adviseerde deze uit te voeren in LSG Rentray te Lelystad.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer: 16/653479-12
Beslissing van de meervoudige strafkamer van 18 juni 2013 op de vordering van de officier van justitie in het arrondissement Midden-Nederland d.d. 31 mei 2013 betreffende een onherroepelijk geworden vonnis d.d. 4 december 2012, in de strafzaak tegen:
[veroordeelde],
geboren op [1995] te [geboorteplaats],
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens op het adres
[woonplaats], [adres].
Bij voormeld vonnis is [veroordeelde] (hierna: veroordeelde) veroordeeld tot onder andere jeugddetentie voor de duur van zes maanden met bevel dat deze straf niet ten uivoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van de daarbij op twee jaar vastgestelde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, dan wel niet heeft nageleefd de bij dat vonnis gestelde bijzondere voorwaarden:
  • dat veroordeelde zich tijdens de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens het Bureau Jeugdzorg (maatregel Hulp en Steun), ook indien dit inhoudt Intensieve Traject Begeleiding (hierna: ITB) Plus voor de duur van een jaar en behandeling bij De Waag of een soortgelijke instelling;
  • dat veroordeelde haar medewerking moet verlenen aan Elektronisch Toezicht (hierna: ET) voor de duur van vier maanden;
  • dat veroordeelde haar medewerking moet verlenen aan individuele behandeling ten behoeve van agressieregulatie en het ontwikkelen van copingvaardigheden en impulscontrole, ook als dit inhoudt dat de behandeling van Lijn5 moet worden overgedragen aan een instelling voor forensische psychiatrie als Wier; en
  • dat veroordeelde haar medewerking moet verlenen aan intensieve gezinsbehandeling.

1.De inhoud van de vordering

De vordering van de officier van justitie strekt er toe dat die niet ten uitvoer gelegde straf alsnog zal worden ten uitvoer gelegd.

2.De procesgang

De rechtbank heeft kennis genomen van de stukken in de zaak met bovenvermeld parketnummer, waaronder:
  • voormeld vonnis;
  • een geschrift waaruit blijkt dat de mededeling als bedoeld in artikel 366a van het Wetboek van Strafvordering aan de veroordeelde per post is toegezonden;
  • een terugmeldingsbrief van Bureau Jeugdzorg te Utrecht d.d. 31 mei 2013, waaruit blijkt dat veroordeelde zich niet kan staande houden in een vrije setting, voor Bureau Jeugdzorg onvindbaar is en de uitvoering van de maatregel Hulp en Steun en de overige daarbij behorende bijzondere voorwaarden niet haalbaar is;
  • een brief van de Raad voor de Kinderbescherming d.d. 3 juni 2013 waarin zij akkoord gaat met de terugmelding;
  • voormelde vordering.
De rechtbank heeft geconstateerd dat de veroordeelde, hoewel op een voor de wet juiste wijze opgeroepen, niet is verschenen.
De rechtbank heeft op 18 juni 2013 in besloten zitting gehoord de officier van justitie en de gemachtigde raadsman van veroordeelde mr. A.M.P.M. Adank, advocaat te Utrecht, alsmede N. el Addouti, namens Bureau Jeugdzorg belast met het verlenen van hulp en steun aan de veroordeelde, E. Dorst, gezinsvoogd namens Bureau Jeugdzorg, en de moeder van veroordeelde.
Ter zitting hebben El Adouti en Dorst de terugmelding van Bureau Jeugdzorg nader toegelicht en verklaard dat zij met veroordeelde een lang traject achter de rug hebben en dat zij telkens zien dat veroordeelde zich in vrijheid niet kan staande houden. Ze onttrekt zich momenteel volledig aan Bureau Jeugdzorg en is voor Bureau jeugdzorg onvindbaar, terwijl zij zich terdege beseft dat zij een voorwaardelijke jeugddetentie van zes maanden boven haar hoofd heeft hangen. Veroordeelde wil absoluut niet meewerken. Bureau Jeugdzorg vreest voor de veiligheid van de veroordeelde ziet op dit moment de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde jeugddetentie als enige optie, mede omdat enkel op deze manier nog kan worden getracht haar de structuur en behandeling te geven die zij nodig heeft. Bureau Jeugdzorg acht, gezien de problematiek van veroordeelde, LSG Rentray in Lelystad de meest geschikte instelling voor de veroordeelde.
De raadsman van veroordeelde heeft bepleit dat structuur voor de veroordeelde weliswaar de beste oplossing is, maar dat zij in gesloten setting niet wil meewerken aan behandeling. Een gedeeltelijke tenuitvoerlegging van de jeugddetentie, waarbij die jeugddetentie wordt omgezet in een werkstraf, zou een werkbaar alternatief kunnen zijn.
De officier van justitie heeft ter zitting gepersisteerd bij haar vordering. De veroordeelde heeft er, volgens de officier van justitie, zelf voor gekozen om zich niet aan de haar gestelde voorwaarden te houden, zichzelf onvindbaar te maken en zich niet begeleidbaar op te stellen. De officier van justitie ziet geen alternatieven voor de tenuitvoerlegging van de jeugddetentie.

3. De beoordeling

Gebleken is dat de veroordeelde vóór het einde van de proeftijd genoemde bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd. Gelet op artikel 77dd van het Wetboek van Strafrecht acht de rechtbank daarom termen aanwezig de gevorderde tenuitvoerlegging te gelasten.
Veroordeelde wist dat zij in het kader van de maatregel Hulp en Steun zich moest houden aan de aanwijzingen van de reclassering en dat zij gedurende een jaar van haar proeftijd ITB Plus moest volgen, vier maanden haar medewerking moest verlenen aan ET en haar medewerking moest verlenen aan individuele behandeling en intensieve gezinsbegeleiding.
Veroordeelde kan zich niet staande houden in een vrije setting en houdt zich momenteel verborgen op een voor zowel de rechtbank als voor Bureau Jeugdzorg onbekende plek. Uitvoering van de maatregel Hulp en Steun en de overige daarbij behorende bijzondere voorwaarden is dan ook niet haalbaar. Voorts is er geen enkel aanknopingspunt waaruit zou kunnen blijken dat veroordeelde voornemens is om zich alsnog aan de haar gestelde voorwaarden te houden. Daarnaast ziet de rechtbank geen enkele aanleiding om, een gedeelte van, de jeugddetentie om te zetten in een werkstraf.
De rechtbank zal dan ook gelasten dat de niet ten uitvoer gelegde straf van zes maanden jeugddetentie zal worden ten uitvoer gelegd.
De rechtbank zal ingevolge artikel 77v van het Wetboek van Strafrecht het advies geven om deze jeugddetentie ten uitvoer te leggen in LSG Rentray in Lelystad.

4. Beslissing

De rechtbank gelast dat de niet ten uitvoer gelegde straf, te weten een jeugddetentie van zes maanden, alsnog zal worden ten uitvoer gelegd.
De rechtbank geeft het advies voornoemde jeugddetentie ten uitvoer te leggen in LSG Rentray te Lelystad.
Deze beslissing is genomen door:
mr. E.A.A. van Kalveen, voorzitter tevens kinderrechter,
mrs. L.M.G. de Weerd en S.G.M. Buys, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. G.C. van de Ven-de Vries, griffier
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 18 juni 2013.