ECLI:NL:RBMNE:2013:2543

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
18 juni 2013
Publicatiedatum
27 juni 2013
Zaaknummer
16-600597-11
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bezwaar tegen omzetting taakstraf ongegrond

Op 18 juni 2013 heeft de meervoudige strafkamer van de Rechtbank Midden-Nederland, zittingslocatie Utrecht, uitspraak gedaan op een bezwaarschrift van een veroordeelde tegen de tenuitvoerlegging van vervangende hechtenis. De veroordeelde had een voorwaardelijke gevangenisstraf van 60 dagen opgelegd gekregen, die omgezet was in een werkstraf van 120 uren. Het openbaar ministerie had op 22 maart 2013 de tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis bevolen, omdat de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren had verricht.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde meerdere kansen had gekregen om de werkstraf uit te voeren, maar deze niet had benut. Tijdens de zitting op 18 juni 2013 zijn de officier van justitie, de veroordeelde en diens raadsman, mr. J.J.J.L. Maalsté, gehoord. De officier van justitie heeft gevorderd het bezwaarschrift ongegrond te verklaren, wat de rechtbank uiteindelijk ook deed. De rechtbank oordeelde dat de veroordeelde op de hoogte was van zijn verplichtingen en dat hij herhaaldelijk niet was verschenen op zijn werkplek, wat leidde tot de stopzetting van de werkstraf.

De rechtbank heeft het bezwaarschrift ongegrond verklaard, rekening houdend met artikel 22g van het Wetboek van Strafrecht. De beslissing werd genomen door de voorzitter, mr. L.M.G. de Weerd, en de rechters mrs. M.J. Veldhuijzen en E.A.A. van Kalveen, in aanwezigheid van griffier mr. G.C. van de Ven-de Vries. De uitspraak vond plaats op de openbare zitting van 18 juni 2013.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer: 16/600597-11
Beslissing van de meervoudige strafkamer van 18 juni 2013 op het op 29 april 2013 op de griffie van deze rechtbank ingediende bezwaarschrift ex artikel 22g van het Wetboek van Strafrecht van
[verdachte],
geboren op [1993] te [geboorteplaats],
thans verblijvende te PI Nieuwegein.

1.Inleiding

Op 29 november 2011 heeft de meervoudige kamer van de rechtbank te Utrecht beslist dat de bij vonnis van 9 oktober 2009 onder parketnummer 16/511589-09 aan [verdachte] (hierna: veroordeelde) opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf van 60 dagen ten uitvoer gelegd moest worden in de vorm van een werkstraf voor de duur van 120 uren. De rechtbank heeft bevolen dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 60 dagen.
Het openbaar ministerie heeft op 22 maart 2013 de tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis bevolen en hiervan aan de veroordeelde kennis gegeven.

2.De inhoud van het bezwaarschrift

Het bezwaarschrift richt zich tegen het door het openbaar ministerie gegeven bevel tot tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis en strekt tot het ongedaan maken daarvan.

3.De procesgang

De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken in de zaak onder bovenvermeld parketnummer, waaronder:
  • voormeld vonnis;
  • een rapport van Reclassering Nederland d.d. 7 maart 2013, waarin het openbaar ministerie wordt geadviseerd de tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis te bevelen;
  • voormelde kennisgeving van het bevel tot tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis;
  • voormeld bezwaarschrift van veroordeelde.
Ter zitting is gebleken dat de vervangende hechtenis sedert 5 mei 2013 ten uitvoer wordt gelegd.
De rechtbank heeft op 18 juni 2013 ter openbare zitting gehoord de officier van justitie, de veroordeelde en diens raadsman van mr. J.J.J.L. Maalsté, advocaat te Utrecht.
De officier van justitie heeft ter zitting gevorderd het bezwaarschrift ongegrond te verklaren. De veroordeelde heeft meerdere kansen gehad de werkstraf – alsnog – uit te voeren, maar heeft die niet gegrepen.

4.De beoordeling

De rechtbank constateert dat het bezwaarschrift tijdig namens veroordeelde ter griffie van deze rechtbank is ingediend.
Op grond van de hierboven genoemde stukken en de behandeling ter terechtzitting is de rechtbank van oordeel dat veroordeelde de opgelegde taakstraf niet (naar behoren) heeft verricht. Veroordeelde wist dat hij de taakstraf moest verrichten en is meermalen op gesprek geweest bij de reclassering. Veroordeelde is echter nimmer op zijn werkplek verschenen. Een aantal malen heeft hij niets van zich laten horen en meermalen heeft hij zich ziek gemeld. Vervolgens heeft de reclassering een tweede werkstraf ontvangen. Met veroordeelde is afgesproken dat als veroordeelde die werkstraf heeft voldaan, hem nogmaals de kans zou worden geboden om onderhavige werkstraf te verrichten. De tweede werkstraf is uiteindelijk stopgezet wegens het herhaaldelijk niet nakomen van afspraken, waarna ook onderhavige werkstraf is stopgezet.
Het bezwaarschrift dient dan ook ongegrond te worden verklaard.
De rechtbank heeft rekening gehouden met artikel 22g van het Wetboek van Strafrecht.

5.Beslissing

De rechtbank verklaart het bezwaarschrift ongegrond,
Deze beslissing is genomen door:
mr. L.M.G. de Weerd, voorzitter,
mrs. M.J. Veldhuijzen en mr. E.A.A. van Kalveen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. G.C. van de Ven-de Vries, griffier
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 18 juni 2013.