Op 18 juni 2013 heeft de meervoudige strafkamer van de Rechtbank Midden-Nederland, zittingslocatie Utrecht, uitspraak gedaan op een bezwaarschrift van een veroordeelde tegen de tenuitvoerlegging van vervangende hechtenis. De veroordeelde had een voorwaardelijke gevangenisstraf van 60 dagen opgelegd gekregen, die omgezet was in een werkstraf van 120 uren. Het openbaar ministerie had op 22 maart 2013 de tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis bevolen, omdat de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren had verricht.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde meerdere kansen had gekregen om de werkstraf uit te voeren, maar deze niet had benut. Tijdens de zitting op 18 juni 2013 zijn de officier van justitie, de veroordeelde en diens raadsman, mr. J.J.J.L. Maalsté, gehoord. De officier van justitie heeft gevorderd het bezwaarschrift ongegrond te verklaren, wat de rechtbank uiteindelijk ook deed. De rechtbank oordeelde dat de veroordeelde op de hoogte was van zijn verplichtingen en dat hij herhaaldelijk niet was verschenen op zijn werkplek, wat leidde tot de stopzetting van de werkstraf.
De rechtbank heeft het bezwaarschrift ongegrond verklaard, rekening houdend met artikel 22g van het Wetboek van Strafrecht. De beslissing werd genomen door de voorzitter, mr. L.M.G. de Weerd, en de rechters mrs. M.J. Veldhuijzen en E.A.A. van Kalveen, in aanwezigheid van griffier mr. G.C. van de Ven-de Vries. De uitspraak vond plaats op de openbare zitting van 18 juni 2013.