ECLI:NL:RBMNE:2013:2542

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
18 juni 2013
Publicatiedatum
27 juni 2013
Zaaknummer
16-661243-13, 16-655812-12, 09-014376-12
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot winkeldiefstal met geweld en verduistering van een portemonnee

Op 18 juni 2013 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van poging tot winkeldiefstal met geweld en verduistering van een portemonnee. De zaak vond plaats in Utrecht en betrof twee hoofdfeiten. Ten eerste werd de verdachte verweten op 6 maart 2013 met geweld een boormachine te hebben gestolen bij de Praxis, waarbij hij zich verzette tegen de medewerkers van de winkel. Ten tweede werd hem verweten een portemonnee te hebben verduisterd die hij had gevonden in het Beatrixgebouw te Utrecht. De rechtbank heeft het onderzoek ter terechtzitting gevoerd en kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en de verdediging, vertegenwoordigd door mr. A.S. Kamphuis.

De rechtbank oordeelde dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. De officier van justitie verzocht om vrijspraak voor de primair ten laste gelegde feiten, maar achtte de subsidiaire feiten wel bewezen. De verdediging was van mening dat er onvoldoende bewijs was voor de subsidiaire feiten en vroeg om vrijspraak. De rechtbank kwam tot de conclusie dat de verdachte niet wettig en overtuigend kon worden bewezen dat hij de primair ten laste gelegde feiten had begaan, en sprak hem daarvan vrij. Echter, de rechtbank achtte de subsidiaire feiten wel bewezen, met name de verduistering van de portemonnee.

De rechtbank legde de verdachte een gevangenisstraf van vier maanden op, met aftrek van voorarrest. Daarnaast werden er werkstraffen opgelegd voor eerdere voorwaardelijke veroordelingen. De rechtbank overwoog dat de verdachte op dezelfde dag twee strafbare feiten had gepleegd en dat zijn handelen getuigde van een gebrek aan respect voor andermans eigendommen. De rechtbank vond de opgelegde straf passend en noodzakelijk, gezien de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze waren gepleegd.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer: 16/661243-13, 16/655812-12 (tul) en 09/014376-12 (tul) (P)
vonnis van de meervoudige strafkamer van 18 juni 2013
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te[geboorteplaats] op [geboortedatum],
thans gedetineerd te HvB Nieuwegein.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 18 juni 2013.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat verdachte en de advocaat, mr. A.S. Kamphuis, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:op 6 maart 2013 te Utrecht
primairmet geweld tegen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] een boormachine heeft gestolen bij de Praxis,
subsidiairdaartoe een poging heeft gedaan;
feit 2:op 6 maart 2013 te Utrecht
primaireen portemonnee heeft gestolen van [benadeelde],
subsidiairdie portemonnee heeft verduisterd.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de hem primair onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan en verzoekt de rechtbank verdachte daarvan vrij te spreken.
De officier van justitie acht wel wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de hem subsidiair onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan en baseert zich daarbij op de – deels – bekennende verklaring van verdachte, de aangiften en de getuigenverklaringen. Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde feit acht de officier van justitie niet de verduistering van de gehele portemonnee, maar alleen de verduistering van de OV chipkaart bewezen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is met de officier van justitie van mening dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte de primair onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan en verzoekt de rechtbank dan ook om verdachte daarvan vrij te spreken.
De verdediging is voorts van mening dat ook niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte het subsidiair onder 2 ten laste gelegde feit heeft begaan en verzoekt de rechtbank om verdachte ook daarvan vrij te spreken. De verdediging voert daartoe aan dat verdachte over de portemonnee heeft verklaard dat hij die wilde afgeven bij de politie en dat verdachte over de OV chipkaart, één van de pasjes uit die portemonnee, heeft verklaard dat hij die had willen houden indien het saldo op die kaart hoger zou zijn dan het saldo op zijn eigen OV chipkaart. Verdachte is echter niet zo ver gekomen om dat te checken, waardoor de verduistering nog niet was voltooid.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1.
Vrijspraak
Ten aanzien van feit 1, primair
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair onder 1 ten laste gelegde feit heeft begaan en zal hem daarvan dan ook vrijspreken. De rechtbank overweegt daartoe dat uit het dossier blijkt dat verdachte de door hem voorgenomen diefstal niet heeft voltooid.
Ten aanzien van feit 2, primair
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair onder 2 ten laste gelegde feit heeft begaan en zal hem daarvan dan ook vrijspreken. De rechtbank overweegt daartoe dat er onvoldoende bewijs is dat verdachte de persoon is geweest die de portemonnee heeft gestolen.
4.3.2
Het bewijs
Ten aanzien van feit 1, subsidiair
Aangezien verdachte het onder 1 subsidiair ten laste gelegde feit heeft bekend en de verdediging niet een vrijspraak heeft bepleit, volstaat de rechtbank met toepassing van het bepaalde in artikel 359, derde lid, laatste volzin, van het Wetboek van Strafvordering, met een opsomming van de bewijsmiddelen.
De rechtbank acht het feit bewezen gelet op:
  • Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1], namens de Praxis te Utrecht, in de wettelijke vorm opgemaakt en opgenomen op pagina 4-7 van het proces-verbaal met dossiernummer PL091A 2013051541.
  • Het proces-verbaal van verhoor van getuige [slachtoffer 2], in de wettelijke vorm opgemaakt en opgenomen op pagina 23-24 van het proces-verbaal met dossiernummer PL091A 2013051541.
  • De bekennende verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 18 juni 2013.
Ten aanzien van feit 2, subsidiair
De rechtbank baseert haar oordeel op de navolgende bewijsmiddelen.
Aangever [benadeelde] heeft verklaard dat hij op 6 maart 2013, omstreeks 11.00 uur, in het Beatrixgebouw te Utrecht was. Hij plaatste zijn rugzak in tegen een wand en ging het toilet in. Toen hij uit het toilet kwam zag hij dat zijn portemonnee uit zijn rugzak was weggenomen. In zijn portemonnee zaten onder andere zijn rijbewijs, bankpasje, zorgpas en andere pasjes. [1]
Op 6 maart 2013 te Utrecht, omstreeks 15.30 uur, werd bij verdachte een portemonnee aangetroffen. De pasjes in de portemonnee stonden op naam van [benadeelde]. [2]
Verdachte heeft verklaard dat hij de portemonnee die ochtend had gevonden in het Beatrixgebouw in Utrecht. [3]
4.3.3
Aanvullende overwegingen
Ten aanzien van feit 2, subsidiair
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het subsidiair onder 2 ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat verdachte de gehele portemonnee met inhoud heeft verduisterd. Verdachte heeft verklaard dat hij voornemens was de portemonnee bij de politie af te geven. Verdachte heeft verklaard dat hij de portemonnee ’s morgens in het Beatrixgebouw heeft gevonden. In die omstandigheid had het, als verdachte werkelijk de intentie had gehad om de portemonnee af te geven, zonder meer voor de hand gelegen de portemonnee gelijk af te geven bij de balie van het Beatrixgebouw. Verdachte heeft dit echter niet gedaan. Integendeel, hij heeft verklaard dat hij het saldo op de ov-kaart nog wilde controleren om vervolgens te beslissen of hij die zou houden en gebruiken. Hieruit blijkt dat verdachte er in ieder geval bewust voor heeft gekozen de portemonnee onder zich te houden ten einde te onderzoeken of hij een deel van de inhoud al dan niet voor zichzelf wilde gebruiken. Daarmee heeft hij zich de gehele portemonnee met inhoud wederrechtelijk toegeëigend.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4 genoemde bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
feit 1, subsidiair
op 6 maart 2013 te Utrecht, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een bouwmarkt gelegen aan de Europalaan 34 weg te nemen een boormachine (merk Makita, verkoopwaarde 289 euro), toebehorende aan de Praxis, en daarbij die voorgenomen diefstal te doen volgen van geweld tegen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] (medewerkers van de Praxis) en een medewerkster van de Praxis genaamd [A], te plegen met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken,
  • met een zogenaamde geprepareerde tas naar die bouwmarkt is gegaan en die boormachine uit het schap heeft gepakt en verstopt in die winkel en,
  • nadat die [slachtoffer 1] hem, verdachte had aangehouden en verdachte had vastgepakt zich heeft los gerukt en getrokken uit de greep waarin die [slachtoffer 1] verdachte vasthield en
  • nadat hij, verdachte, zich had losgerukt en losgetrokken en was weggerend en buiten de winkel opnieuw was vastgepakt opnieuw getracht heeft zich los te rukken en te trekken uit de greep waarin die [slachtoffer 1] en die [slachtoffer 2] en die [A] hem, verdachte vasthielden, zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
feit 2, subsidiair
op 6 maart 2013 te Utrecht, opzettelijk een portemonnee met inhoud, toebehorende aan [benadeelde], welk goed verdachte anders dan door misdrijf, te weten als vinder, onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar als
feit 1, subsidiair:poging tot diefstal, gevolgd van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om, bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren;
feit 2, subsidiair:verduistering.
Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door haar bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier maanden, met aftrek van voorarrest.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit dat de rechtbank de door de officier van justitie gevorderde straf dient te matigen, in die zin dat de duur van de straf gelijk zal zijn aan de duur van de voorlopige hechtenis.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft op één dag twee stafbare feiten gepleegd. Zo vond hij eerst een portemonnee in het Beatrixgebouw te Utrecht, welke hij verduisterde. Vervolgens heeft hij geprobeerd met een geprepareerde tas een boormachine te stelen bij de Praxis in Utrecht. Vervolgens werd hij aangesproken door winkelpersoneel. Verdachte werd door hen aangehouden en vastgegrepen, maar verdachte verzette zich door zich herhaaldelijk los te trekken.
Verdachte heeft door zijn handelen laten zien geen enkel respect te hebben voor de eigendommen van anderen en enkel stil te staan bij zijn eigen financieel gewin. Daarbij komt dat winkeldiefstallen ergerlijke feiten zijn, die naast schade vaak veel hinder opleveren voor de gedupeerde bedrijven. Diefstallen kosten winkels, en daardoor ook het publiek, jaarlijks veel geld. Dat verdachte zich, toen hij werd betrapt, ook nog eens heeft verzet tegen de winkelmedewerkers acht de rechtbank zeer kwalijk.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank rekening gehouden met:
  • een de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 13 mei 2013, waaruit blijkt dat verdachte reeds vele malen eerder is veroordeeld voor al dan niet gekwalificeerde diefstallen;
  • een de verdachte betreffend advies van Reclassering Nederland, d.d. 7 mei 2013 opgesteld door B. Bakker, reclasseringswerker, inhoudende de conclusie dat bij verdachte sprake is van een financieel motief en van persoonlijkheidsproblematiek, maar dat de reclassering geen meerwaarde ziet in reclasseringscontact. Verdachte is moeilijk te begeleiden en wil enkel hulp wanneer het hem uitkomt. De reclassering adviseert dan ook om aan verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen.
De officier van justitie heeft een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van vier maanden gevorderd. De rechtbank acht deze straf, gezien hetgeen zij hiervoor heeft overwogen, passend en noodzakelijk.

9.Tenuitvoerlegging voorwaardelijke veroordeling

9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie is van mening dat beide vorderingen tot tenuitvoerlegging dienen te worden toegewezen en dat de gevangenisstraffen daarbij dienen te worden omgezet in werkstraffen.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de vorderingen tot tenuitvoerlegging kunnen worden toegewezen, met dien verstande dat de gevangenisstraffen worden omgezet in werkstraffen.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
9.3.1
Ten aanzien van 16/655812-12
Bij de stukken bevindt zich de op 26 maart 2013 ter griffie van deze rechtbank ontvangen vordering van de officier van justitie in het arrondissement Midden-Nederland in de zaak met parketnummer 16/655812-12, betreffende het onherroepelijk geworden vonnis d.d. 1 augustus 2012 van de politierechter te Utrecht, waarbij verdachte is veroordeeld tot onder andere een gevangenisstraf van zestien weken, met aftrek, met bevel dat van deze straf een gedeelte, groot vier weken niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich voor het einde van een op twee jaar bepaalde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Gebleken is dat verdachte zich voor het einde van voornoemde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, zoals naar voren komt uit de verdere inhoud van dit vonnis. De rechtbank ziet hierin aanleiding de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf van vier weken te gelasten. De rechtbank zal deze gevangenisstraf omzetten in een werkstraf van 60 uur.
9.3.2
Ten aanzien van 09/014376-12
Bij de stukken bevindt zich de op 25 maart 2013 ter griffie van deze rechtbank ontvangen vordering van de officier van justitie in het arrondissement Midden-Nederland in de zaak met parketnummer 09/014376-12, betreffende het onherroepelijk geworden vonnis d.d. 17 december 2012 van de politierechter te Den Haag, waarbij verdachte is veroordeeld tot onder andere een gevangenisstraf van twee maanden, met bevel dat deze straf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich voor het einde van een op twee jaar bepaalde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Gebleken is dat verdachte zich voor het einde van voornoemde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, zoals naar voren komt uit de verdere inhoud van dit vonnis. De rechtbank ziet hierin aanleiding de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf van twee maanden te gelasten. De rechtbank zal deze gevangenisstraf omzetten in een werkstraf van 120 uur.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 14g, 22c, 22d, 45, 57, 312, 321 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde en op de reeds aangehaalde artikelen.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
verklaart dat het bewezen verklaarde oplevert:
feit 1, subsidiair:poging tot diefstal, gevolgd van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om, bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren;
feit 2, subsidiair:verduistering;
verklaart het bewezene strafbaar;
verklaart verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
4 (vier) maanden;
beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering zal worden gebracht;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte met ingang van het tijdstip waarop de duur van de voorlopige hechtenis gelijk wordt aan de duur van de onvoorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf;
gelast de tenuitvoerlegging van de straf onder parketnummer 16/655812-12, voor zover deze voorwaardelijk is opgelegd bij genoemd vonnis van de politierechter te Utrecht d.d. 1 augustus 2012, namelijk een gevangenisstraf van vier weken, en zet deze straf om in een werkstraf van 60 uur;
gelast de tenuitvoerlegging van de straf onder parketnummer 09/014376-12, welke voorwaardelijk is opgelegd bij genoemd vonnis van de politierechter te Den Haag d.d. 17 december 2012, namelijk een gevangenisstraf van twee maanden, en zet deze straf om in een werkstraf van 120 uur.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.J. Veldhuijzen, voorzitter,
mrs. L.M.G. de Weerd en E.A.A. van Kalveen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. G.C. van de Ven-de Vries, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 18 juni 2013.
BIJLAGE: De tenlastelegging
Aan bovenbedoelde gedagvaarde persoon wordt tenlastegelegd dat
1.
Primair
hij op of omstreeks 06 maart 2013 te Utrecht, althans in het arrondissement
Midden-Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening (in/uit een
bouwmarkt gevestigd aan de Europalaan 34) heeft weggenomen een boormachine
(merk Makita, verkoopwaarde 289 euro), in elk geval enig goed, geheel of ten
dele toebehorende aan de Praxis, in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en / of vergezeld en / of gevolgd
van geweld en / of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2]
(medewerkers van voornoemde Praxis) en/of een Praxis-medewerkster
genaamd [A], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en /
of gemakkelijk te maken en / of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf
hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te
verzekeren, welk geweld en / of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en)
dat
- ( nadat die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] hem, verdachte had/hadden
aangehouden en/of verdachte hadden/had vastgepakt) zich los heeft gerukt en/of
getrokken uit de greep waarin die [slachtoffer 1] en/of die[slachtoffer 2] en/of die
[A] hem, verdachte vasthielden en/of
- ( nadat hij, verdachte, zich had losgerukt en/of losgetrokken en/of was
weggerend en/of [buiten de winkel] opnieuw was vastgepakt) (opnieuw) heeft
getracht zich los te rukken en/of te trekken uit de greep waarin die [slachtoffer 1]
en/of die [slachtoffer 2] en/of die [A] hem, verdachte, vasthielden;
Subsidiair
hij op of omstreeks 06 maart 2013 te Utrecht, althans in het arrondissement
Midden-Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf
om met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening (in/uit een bouwmarkt
gelegen aan de Europalaan 34) weg te nemen een boormachine (merk Makita,
verkoopwaarde 289 euro), geheel of ten dele toebehorende aan de Praxis, in elk
geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en daarbij die voorgenomen
diefstal te doen voorafgaan en / of te doen vergezellen en / of te doen volgen
van geweld en / of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2]
(medewerkers van de Praxis) en/of een medewerkster van de Praxis
genaamd [A], te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en /
of gemakkelijk te maken en / of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf
hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te
verzekeren,
- met een (zogenaamde) geprepareerde tas naar die bouwmarkt gegaan en/of die
boormachine uit het schap gepakt en/of verstopt in die winkel en/of,
- - ( nadat die [slachtoffer 1] en/of die[slachtoffer 2] hem, verdachte had/hadden
aangehouden en/of verdachte hadden/had vastgepakt) zich los gerukt en/of
getrokken uit de greep waarin die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] en/of die
[A] hem, verdachte vasthielden en/of
- ( nadat hij, verdachte, zich had losgerukt en/of losgetrokken en/of was
weggerend en/of [buiten de winkel] opnieuw was vastgepakt) (opnieuw) getracht
zich los te rukken en/of te trekken uit de greep waarin die [slachtoffer 1] en/of
die[slachtoffer 2] en/of die [A] hem, verdachte vasthielden,
zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
2.
Primair
hij op of omstreeks 06 maart 2013 te Utrecht, althans in het arrondissement
Midden-Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft
weggenomen een portemonnee met inhoud, in elk geval enig goed, geheel of ten
dele toebehorende aan [benadeelde], in elk geval aan een ander of anderen dan
aan verdachte;
Subsidiair
hij op of omstreeks 06 maart 2013 te Utrecht, althans in het arrondissement
Midden-Nederland, opzettelijk een portemonnee met inhoud, in elk geval enig
goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde], in elk geval aan een
ander of anderen dan aan verdachte, welk(e) goed(eren) verdachte anders dan
door misdrijf, te weten als vinder, onder zich had, wederrechtelijk zich heeft
toegeëigend.

Voetnoten

1.Het proces-verbaal van aangifte van [benadeelde], opgenomen op pagina 37-38 (en met goederenbijlage op pagina 39-40) van het proces-verbaal met nummer PL091A 2013051541, van politie regio Utrecht, in de wettelijke vorm opgemaakt en doorgenummerd van 1 tot en met 41.
2.Het proces-verbaal van bevindingen, in de wettelijke vorm opgemaakt en opgenomen in het onder voetnoot 1 genoemde proces-verbaal, pagina 28.
3.De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 18 juni 2013.