Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.De procedure
- het tussenvonnis van 31 augustus 2011
- het proces-verbaal van comparitie van 1 december 2011 (alsmede de ter gelegenheid van de comparitie overgelegde stukken)
- de akte wijziging eis van Holding [eiseres] van 1 december 2011
- de (antwoord)akte na wijziging eis van NS Vastgoed van 31 oktober 2012
- de akte overlegging stukken tevens akte houdende wijziging/aanvulling van eis van Holding [eiseres] van 14 november 2012
- de (antwoord)akte na wijziging eis van NS Vastgoed van 5 december 2012
- de akte overlegging stukken van Holding [eiseres] van 9 januari 2013
- de antwoordakte van NS Vastgoed van 23 januari 2013.
2.De feiten
- het verkoopproces, daaronder begrepen de tijdslijn, te wijzigen dan wel te beeindigen;
- om in onderhandeling te gaan met anderen dan wel onderhandelingen op enig moment te beëindigen;
….onder voorbehoud van de (interne) noodzakelijke goedkeuring(en).
3.De vordering en het verweer
subsidiair)
primairevordering op de stelling dat partijen op 20 april 2011 finale overeenstemming hebben bereikt over de verkoop van het Perceel aan Holding [eiseres]. Zij vordert
primairnakoming van de koopovereenkomst. De
subsidiairevordering tot voortzetting van de onderhandelingen baseert zij op de stelling dat partijen gelet op de stand van de onderhandelingen gehouden zijn die onderhandelingen voort te zetten en af te ronden.
meer subsidiairhaar eis aangevuld in dier voege dat zij vordert dat NS Vastgoed wordt veroordeeld tot nakoming van de nader tussen partijen gesloten overeenkomst overeenkomstig het eigen voorstel van NS Vastgoed aan de betrokken partijen. Deze vordering is gebaseerd op de stelling dat partijen (na de comparitie) alsnog een minnelijke regeling hebben bereikt waaraan NS Vastgoed is gebonden en die dient te leiden tot afdoening van het onderhavig geschil.
4.De beoordeling
meer subsidiairevordering heeft geen deugdelijke grondslag en dient te worden afgewezen.
interne goedkeuringnoodzakelijk is wil er sprake zijn van
definitieveovereenstemming. Ook ten aanzien van deze bepaling in de geheimhoudingsverklaring en het Algemeen verkoopprotocol geldt dat gesteld noch gebleken is dat partijen een andersluidende afspraak hebben gemaakt in die zin dat het gebruikelijke voorbehoud van goedkeuring niet zou gelden. NS Vastgoed heeft onweersproken gesteld dat de vraag welke directielaag interne goedkeuring moet geven per transactie verschilt en dat voor onderhavige transactie uiteindelijk de goedkeuring van de directie van NS Stations B.V. nodig was. Niet gesteld of gebleken is dat de directie van NS Stations in dezen de benodigde goedkeuring heeft verleend. Holding [eiseres] heeft weliswaar ter gelegenheid van de comparitie gesteld dat zij van haar makelaar (de heer [makelaar]) had begrepen dat de heer [A] gezegd heeft dat hij alles met de heer [C] had afgekaart, echter deze enkele mededeling - voor zover deze al juist mocht zijn - impliceert niet dat de benodigde goedkeuring op het juiste niveau ook daadwerkelijk is verleend. NS Vastgoed heeft in dit verband onweersproken gesteld dat noch de heer [C], noch diens directie de benodigde goedkeuring heeft verleend. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat NS Vastgoed - eveneens onweersproken - heeft gesteld dat de heren [A] en Van [B] niet gevolmachtigd waren om NS Vastgoed definitief te binden en dat daarmee de eventuele mededeling van de heer [A] dat de transactie intern reeds was afgekaart, niet het rechtsgevolg heeft dat daarmee NS Vastgoed ook definitief gebonden is aan een onderhandelingsresultaat. Voor zover Holding [eiseres] heeft willen betogen dat zij ervan uitging dat de heer [A] over een toerekende volmacht beschikte om NS Vastgoed definitief te binden, heeft zij naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende gesteld, laat staan onderbouwd, dat bedoelde schijn van een toereikende volmacht door toedoen van NS Vastgoed bij haar is gewekt. De rechtbank komt daarmee tot haar oordeel dat in rechte niet vast is komen te staan dat de benodigde goedkeuring aan verkoop van Perceel aan Holding [eiseres] is verleend en dat derhalve geen sprake kan zijn van
definitieveovereenstemming. De vraag of al dan niet over alle essentialia overeenstemming bestond kan daarmee in het midden blijven.
2.682,00(3.5 punt × tarief € 894,00)