Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.Het verloop van de procedure
is bepaald. De comparitie is gehouden op 20 augustus 2012. Daarvan is proces-verbaal opgemaakt. Hierna is uitspraak bepaald.
2.De feiten
- op of omstreeks 15 mei 1996 overeenkomst [nummer 1];
- op of omstreeks 24 april 1997 overeenkomst [nummer 2], verlengd op 26 april 2002;
- op of omstreeks 17 februari 1998 overeenkomst [nummer 3];
- op of omstreeks 4 mei 1999 overeenkomst [nummer 4], verlengd op 2 mei 2002;
- op of omstreeks 16 mei 2001 overeenkomst [nummer 5];
- op of omstreeks 21 maart 2002 overeenkomst [nummer 6].
€ 14.880,56 geëindigd.
29 april 2005 geëindigd met een restschuld van respectievelijk € 920,10 en € 8.407,79.
18 september 2006 geëindigd met een restschuld van respectievelijk € 2.732,48 en
€ 1.698,68. [gedaagde] heeft de ter zake door Dexia verzonden eindafrekeningen niet voldaan.
3.Het geschil
- ter zake overeenkomst [nummer 5] een bedrag van € 2.457,12, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 29 mei 2006;
- ter zake overeenkomst [nummer 6] een bedrag van € 1.698,68, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 2 oktober 2006;
- de buitengerechtelijke incassokosten van € 700,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 17 februari 2012;
- de proceskosten.
4.De beoordeling
€ 14.880,56 ter zake van overeenkomsten [nummer 1] en [nummer 3]– voor haar rekening komt. Het restant vordert Dexia in hoofdsom van [gedaagde].
18 september 2009 (NJ 2009, 439) aangevoerd dat een daad van rechtsvervolging slechts stuitende werking heeft indien de daad ertoe strekt om het desbetreffende recht geldend te maken. In onderhavig geval kan de verjaring van de bevoegdheid tot vernietiging van de overeenkomsten in de optiek van Dexia dus alleen worden gestuit indien in rechte de vernietiging van de effectenleaseovereenkomsten wordt gevorderd. Dexia heeft er in dat verband op gewezen dat vordering 1 niet strekt tot vernietiging van de effectenlease-overeenkomsten.
dit artikel ingestelde vordering kan gelet op lid 3, laatste volzin, niet strekken tot schade-vergoeding. De kantonrechter is daarom met Dexia van oordeel dat het instellen van een wel toelaatbare collectieve actie, die strekt tot het verkrijgen van een verklaring voor recht, toch stuitende werking heeft. Dexia kan echter niet worden gevolgd in het onderscheid dat zij wenst te maken tussen schadevergoedingsvorderingen en vernietigingsvorderingen in het kader van artikel 3:305a BW. Weliswaar is er enig verschil in de manier waarop de verjaring van beide soorten vorderingen wordt gestuit, maar dat is niet van zodanig gewicht dat dit zou moeten leiden tot een verschil in stuitende werking van collectieve acties. Op basis van artikel 3:305a BW zijn velerlei acties mogelijk, ook vernietigingsvorderingen. Of dat in een bepaalde zaak mogelijk is, hangt van de details van die bepaalde zaak af (zie hiervoor 4.11). Er is slechts één uitzondering op het gegeven dat in beginsel velerlei acties mogelijk zijn op basis van artikel 3:305a BW: schadevergoeding in geld is niet mogelijk. Andere vormen van schadevergoeding zijn in beginsel wel mogelijk. Een principieel onderscheid tussen schadevergoedingsvorderingen en vernietigingsvorderingen is hiermee niet gegeven. Dat mag niet uit artikel 3:305a BW worden afgeleid. Ook de wetsgeschiedenis geeft voor een dergelijk onderscheid geen aanknopingspunten. Dat de minister bij het geven van een voorbeeld niet heeft stilgestaan bij vernietigingsvorderingen, zoals Dexia heeft aangevoerd, is hiervoor van geen enkele betekenis.
€ 200,00) aan salaris gemachtigde.