vonnis
RECHTBANK MIDDELBURG
zaaknummer / rolnummer: 69856 / HA ZA 09-541
Vonnis van 7 november 2012
[eiser],
wonende te Terneuzen,
eiser,
advocaat mr. E.C. Mientjes te Bergen op Zoom,
de publiekrechtelijke rechtspersoon
PROVINCIE ZEELAND,
zetelend te Middelburg,
gedaagde,
advocaat mr. U.T. Hoekstra te Middelburg.
Partijen zullen hierna [eiser] en de provincie genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 23 maart 2011
- het deskundigenbericht
- de conclusie na deskundigenbericht van [eiser]
- de antwoordconclusie na deskundigenbericht van de provincie
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De verdere beoordeling
2.1. In het tussenvonnis is bepaald dat onderzoek zou worden verricht door één deskundige, te weten de heer W. van Wijngaarden RE, verbonden aan TVW Expertise B.V. te De Meern. Eerder is overwogen dat sprake is van schade aan het pand van [eiser] aan de [adres] als gevolg van de saneringswerkzaamheden op en rond het perceel [adres in dezelfde straat]. Doel van het deskundigenonderzoek was het bepalen van de omvang van die schade, te bepalen aan de hand van het verschil tussen de huidige bouwkundige toestand van het pand en de bouwkundige toestand zoals neergelegd in het vooropnamerapport van Geschiere-Joziasse van 2004, voor zover dat verschil is veroorzaakt door de saneringswerkzaamheden. Daarbij diende de deskundige in aanmerking te nemen dat vooropnamerapport, de tussenopname van Geschiere-Joziasse uit 2007 en de opname door Troostwijk uit 2008. De deskundige heeft blijkens zijn rapport uitvoerig de bij voormelde opnamen gemaakte foto’s en bevindingen vergeleken, vervolgens zijn onderzoek in het bijzijn van (vertegenwoordigers) van partijen verricht, zijn conceptrapport aan partijen voorgelegd en die commentaren en zijn reactie daarop in zijn definitieve rapport verwerkt.
Bij bespreking van het rapport en de reacties van partijen daarop stelt de rechtbank voorop dat uitgangspunt is dat de sanering schade heeft veroorzaakt aan het pand van [eiser]. De precieze omvang daarvan en de begroting van het herstel daarvan stonden echter nog niet vast vóór de deskundige met zijn taak aanving. Tot die taak behoort daarom mede een kritische beschouwing van de door hem aangetroffen gebreken op de vraag of die “oud”, van vóór de sanering, of “nieuw” zijn. De vooropname is daarbij een belangrijk document maar indien de deskundige beredeneerd en overtuigend aangeeft dat die vooropname niet volledig is geweest dient bij het vaststellen van de schade daarmee rekening te worden gehouden. Voor zover [eiser] een ander standpunt inneemt kan hij daar in niet worden gevolgd.
2.2. De deskundige heeft zijn rapport opgebouwd aan de hand van de hem door de rechtbank voorgelegde vragen. De rechtbank zal het rapport op dezelfde wijze bespreken.
a. Wat zijn de kosten van herstel van de schade aan het pand van [eiser] aan de [adres] te Terneuzen, uitgaande van de opnames door Geschiere-Joziasse (2004 en 2007) en Troostwijk (2008)?
De deskundige komt aan de hand van fotovergelijking en schouwing tot een groot aantal observaties (blz. 6 en 7 van zijn rapport) met betrekking tot de vraag of sprake is van “oude”, dat wil zeggen al vóór de sanering bestaande gebreken of van sinds de sanering ontstane gebreken.
[eiser] is het op een aantal punten niet eens met die observaties:
Siergrindvloer showroom: de deskundige meent dat herstel kan plaatsvinden door het affrezen van de bovenlaag en het aanbrengen van een nieuwe cementdekvloer. Hij ziet geen aanleiding een complete nieuwe vloer aan te brengen van een andere constructie dan de bestaande, die in delen is aangelegd. De provincie is het daar mee eens. [eiser] meent dat de vloer in zijn geheel vervangen dient te worden waarbij tevens een nieuwe constructieve dekvloer moet worden aangebracht, wijst daarbij op de offerte van Leenhouts en voert aan dat weliswaar de oude vloer van een andere constructie was maar dat die vloer niet meer voldoet door de gekozen saneringsmethode. Dat heeft hij echter onvoldoende onderbouwd. De rechtbank verenigt zich met het oordeel van de deskundige.
Badkamer: de deskundige stelt dat gelet op de vooropname en de gemaakte analoge foto’s de meeste scheuren in de badkamer bij de vooropname aanwezig waren en dat die scheuren niet langer of groter zijn geworden. Hij heeft twee – geringe - gebreken aangetroffen die niet op de foto stonden maar is van mening dat het niet gaat om schade als gevolg van de sanering, maar deels het gevolg van een gebruikelijke werking van de constructie. Anders dan [eiser] aanvoert zijn dat observaties die binnen de opdracht van de deskundige passen en zijn oordeel is, mede gelet op de omstandigheid dat bestaande scheuren in de badkamer niet zijn verergerd, ook overtuigend. De rechtbank verenigt zich met dat oordeel.
Losgekomen cementrand en scheurvorming in de achtergevel: deze scheurvorming wordt niet genoemd in de vooropname uit 2004. De deskundige meent dat gezien de aard en omvang van deze scheurvorming voor het overgrote deel sprake is van oude scheurvorming. Hij heeft niettemin coulancehalve een deel van de herstelkosten opgenomen in zijn begroting omdat bij de vooropname dit deel van het pand niet is geïnspecteerd. [eiser] wijst op de vooropname en voert nog aan dat hij eerder nog reparaties heeft doen uitvoeren. De rechtbank constateert dat ook in de opname van Troostwijk uit 2008 is opgemerkt dat de betreffende schade al van vóór 2004 moet dateren; uit de door [eiser] overgelegde stukken blijkt niet van reparaties op deze specifieke punten. Zij neemt het oordeel van de deskundige over.
De deskundige heeft de kosten voor het herstel van de gebreken begroot op € 42.704,17 inclusief BTW. [eiser] heeft ten aanzien van een aantal posten daarvan bezwaar tegen die vaststelling. Voorzover die bezwaren hun grondslag hebben in het oordeel van de deskundige omtrent de wijze van herstel van de siergrindvloer en het ontbreken van relevante schade in de badkamer behoeven die bezwaren geen bespreking meer. Voor het herstel van andere vloeren en van wanden heeft de deskundige de kosten begroot op
€ 2.075,-- exclusief BTW. [eiser] stelt, onder verwijzing naar de offerte van Leenhouts, dat met herstel € 19.429,-- is gemoeid en concludeert dat de deskundige kennelijk van mening is dat de “oude”schade € 17.354,-- (het verschil tussen beide bedragen) bedraagt en noemt dat zeer onlogisch en niet correct. De rechtbank stelt vast dat de deskundige zijn begroting op dit punt zo niet heeft gemotiveerd. [eiser] heeft dit bezwaar in zijn reactie op het conceptrapport ook niet aangevoerd. Hij voert nog aan dat hij eerdere scheuren in de wanden tot op zekere hoogte heeft doen herstellen in 2003. Wat hij daarmee bedoelt is niet duidelijk. Uit de omschrijving op de door hem overgelegde facturen blijkt voorts niet van dergelijke reparaties. [eiser] heeft zijn aanmerking dat de begroting van de onafhankelijk deskundige op dit punt onlogisch en niet correct was onvoldoende onderbouwd; de rechtbank volgt de deskundige ook op dit punt.
b. Is het economisch verantwoord tot herstel over te gaan?
De mening van de deskundige dat dat het geval is wordt door partijen niet betwist zodat daarvan kan worden uitgegaan.
c. Leidt herstel tot volledige compensatie van de opgetreden benadeling? Zo nee, hoe groot is de restschade? Of leidt herstel tot meer dan opheffing van de opgetreden benadeling, zodat er aftrek ‘nieuw voor oud’ moet worden toegepast. Zo ja, hoe groot is deze aftrek?
De deskundige rapporteert dat herstel van de schade zoals door hem begroot tot meer dan opheffing van de opgetreden schade betreft zodat een aftrek ‘nieuw voor oud’ op zijn plaats is, te weten op de post “herstellen scheurvorming kelder” ad 20% en op de post “herstellen siergrindvloer” ad 40% , mede op grond van de staat van onderhoud van het schilderwerk, de reeds bestaande scheurvorming in kelder en siergrindvloer en de reeds bestaande reparatieplekken in onder andere de siergrindvloer.
De rechtbank ziet niet in waarom de toestand van het schilderwerk zou moeten bijdragen aan een aftrek “oud voor nieuw” in herstelkosten van scheuren in de kelder en van de siergrindvloer; het bezwaar van [eiser] ter zake acht zij gegrond.
Ten aanzien van de kelder onder de showroom rapporteert de deskundige dat die bij de vooropname niet is geïnspecteerd. In de heropname uit 2007 worden in deze kelder veel gebreken geconstateerd. De deskundige heeft daar verse scheurvorming aangetroffen maar daarnaast ook oude scheurvorming. Dat sprake is van oude scheurvorming wordt door [eiser] betwist; hij wijst er op dat de vooropname daar niets over meldt. De provincie is het eens met de deskundige; zij betwist overigens niet dat de kelder in 2004 niet is opgenomen. Uit een brief van Troostwijk aan de provincie van 27 mei 2008 (productie 1 bij dagvaarding) blijkt dat inderdaad niet is gebeurd. De vaststelling van de deskundige dat het deels om oude scheurvorming gaat is niet nader toegelicht en niet te verifiëren nu de vooropname op dat punt onvolledig is. Die onzekerheid dient echter voor rekening van de provincie als opdrachtgever van de sanering te komen. Nu op zich niet is betwist dat sprake is van verse scheurvorming acht de rechtbank het bezwaar tegen de aftrek gegrond.
Ten aanzien van de aftrek bij de herstelkosten van de siergrindvloer stelt de deskundige dat uit de vooropname duidelijk blijkt van bestaande scheurvorming maar niet van de – naar de rechtbank begrijpt - nu geconstateerde ongelijkmatige zetting van de vloer met hoogteverschillen tot gevolg. [eiser] kan zich met de aftrek niet verenigen omdat weliswaar eerder sprake was van scheuren maar die grotendeels zijn hersteld, vandaar ook de reparatieplekken waar de deskundige gewag van maakt. De rechtbank acht dat bezwaar deels terecht voorgesteld. Niettemin gaat het om herstel door middel van verwijdering van de toplaag en het aanbrengen van een geheel nieuwe toplaag op een vloer die thans reparatieplekken vertoont. Zij stelt de aftrek nieuw voor oud op 20%.
d. Is het redelijkerwijze noodzakelijk dat het pand tijdens de herstelwerkzaamheden wordt ontruimd? Hoeveel weken en/of dagen zijn benodigd voor de herstelwerkzaamheden?
De deskundige stelt dat de showroom in haar geheel moet worden ontruimd en dat voor herstel van de overige scheurvorming plaatselijke ontruiming voldoende zal zijn. De totale duur van de herstelwerkzaamheden – naar de rechtbank begrijpt met name ten aanzien van de showroomvloer – schat hij op vier werkweken. Partijen hebben deze conclusies niet betwist zodat daarvan kan worden uitgegaan.
e. Wat is, in uw visie, in het kader van een juiste schadebegroting overigens nog relevant?
De deskundige heeft nog opgemerkt dat [eiser] in het verleden al een vergoeding heeft ontvangen, onder meer voor herstel van scheuren in de siergrindvloer. De hoogte daarvan is hem onbekend. Tussen partijen staat vast dat die vergoeding, verstrekt door de gemeente Terneuzen vóór aanvang van de saneringswerkzaamheden, betrekking had op schade veroorzaakt door andere werkzaamheden. De kwestie is echter niet relevant; de rechtbank verwijst naar hetgeen zij heeft overwogen sub 4.4. van het tussenvonnis van 17 november 2012. Of [eiser] al dan niet de hem eerder toegekende vergoeding heeft besteed aan reparaties vóór de opname in 2004 is evenmin van belang omdat niet is gebleken dat het eventueel achterwege laten van reparaties heeft geleid tot vergroting van de schade.
2.3. Gelet op het voorgaande kan de aan [eiser] toe te kennen vergoeding voor de herstelkosten van schade als gevolg van de saneringswerkzaamheden worden bepaald.
Door de deskundige zijn de kosten exclusief BTW begroot op € 35.885,86
Af: aftrek 20% kosten siergrindvloer (€ 21.728,-- + 6% alg.
kosten € 1.303,68 + 10% winst en risico € 2.303,17 = € 25.334,85) € 5,066,97
€ 30.818,89
Af: reeds betaalde vergoeding, excl. BTW € 19.500,--
Totaal € 11.318,89
Bij: BTW 7,6% (zie tussenvonnis 17 november 2010 sub 4.7) € 860,24
Totaal € 12.178,13
2.4. Met de toe te kennen vergoeding zijn de directe kosten van herstel gedekt. Tussen partijen staat vast dat [eiser] daarnaast kosten moet maken omdat hij zijn bedrijf gedurende de herstelwerkzaamheden niet kan uitoefenen. De rechtbank gaat daarbij in het voetspoor van het deskundigenrapport uit van een periode van in elk geval vier weken. Zoals in het vonnis van 17 november 2010 is overwogen zal de rechtbank de zaak ter zake van deze kosten verwijzen naar een schadestaatprocedure.
2.5. Nu partijen over en weer deels in het gelijk zijn gesteld zal de rechtbank de kosten van deze procedure compenseren met dien verstande dat de kosten van het deskundigenbericht van TVW door partijen elk voor de helft wordt gedragen.
3. De beslissing
De rechtbank
3.1. veroordeelt de provincie om aan [eiser] te betalen een bedrag van € 12.178,13, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW vanaf 25 september 2009
tot de dag van volledige betaling;
3.2. verklaart voor recht dat de provincie jegens [eiser] aansprakelijk is voor de schade die door [eiser] is geleden en eventueel nog zal worden geleden als gevolg van de schade, onder meer gelegen in de kosten van ten behoeve van de herstelwerkzaamheden noodzakelijke ontruiming en terugplaatsing van inventaris en in de kosten van tijdelijke sluiting van zijn bedrijf;
3.3. veroordeelt de provincie tot vergoeding aan [eiser] van die schade, op te maken bij staat;
3.4. compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat de kosten van het deskundigenbericht van TVW door partijen elk voor de helft worden gedragen en dat voor het overige iedere partij de eigen kosten draagt;
3.5. verklaart dit vonnis to zover uitvoerbaar bij voorraad;
3.6. wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.M. Steenbeek en in het openbaar uitgesproken op 7 november 2012.?