ECLI:NL:RBMID:2012:BZ4281

Rechtbank Middelburg

Datum uitspraak
11 juli 2012
Publicatiedatum
8 april 2013
Zaaknummer
79511 / HA ZA 11-328
Instantie
Rechtbank Middelburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van provisie uit bemiddelingsovereenkomst en onverschuldigde betaling

In deze zaak vorderde de eiser, die optrad als bemiddelaar, een provisie van 3% over de bouwomzet van het vastgoedproject Maasvallei, dat hij had bemiddeld tussen de Belgische onderneming Teema Groep N.V. en de gedaagde partij, Van Garderen & Dekker. De eiser had een overeenkomst met Teema Groep, waarbij hij recht had op provisie bij succesvolle bemiddeling. Van Garderen & Dekker had echter ook een provisieafspraak met de eiser, maar de eiser had nagelaten Van Garderen & Dekker te informeren over deze dubbele provisieafspraak, wat in strijd was met artikel 7:418 van het Burgerlijk Wetboek. De rechtbank oordeelde dat de eiser hierdoor geen recht had op de gevorderde provisie, omdat hij niet voldeed aan zijn mededelingsplicht. De vordering van de eiser werd afgewezen, en hij werd veroordeeld in de proceskosten.

In reconventie vorderde Van Garderen & Dekker terugbetaling van een eerder aan de eiser betaalde vergoeding van € 50.000,00, omdat deze betaling onverschuldigd zou zijn geweest. De rechtbank oordeelde dat de vordering uit onverschuldigde betaling was verjaard, omdat Van Garderen & Dekker te laat was met het indienen van haar vordering. Ook de vordering tot schadevergoeding van Van Garderen & Dekker werd afgewezen, omdat zij onvoldoende bewijs had geleverd van geleden schade. De rechtbank wees de vorderingen van beide partijen af, waarbij de eiser in conventie en Van Garderen & Dekker in reconventie in de proceskosten werden veroordeeld.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK MIDDELBURG
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 79511 / HA ZA 11-328
Vonnis van 11 juli 2012
in de zaak van
[eiser in conventie, verweerder in reconventie, ],
wonende te Burgh-Haamstede, gemeente Schouwen-Duiveland,
eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
advocaat: mr. R.G.M. van der Pas te Breda,
tegen:
de besloten vennootschap
VAN GARDEREN & DEKKER ONTWIKKELINGSMAATSCHAPPIJ B.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te Goes,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat: mr. J.W. van Koeveringe te Middelburg.
Partijen zullen hierna [eiser in conventie, verweerder in reconventie, ] en Van Garderen & Dekker worden genoemd.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 19 oktober 2011,
- de conclusie van antwoord in reconventie,
- het proces-verbaal van comparitie van 27 februari 2012.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. In augustus 2004 heeft [eiser in conventie, verweerder in reconventie, ] van de Belgische onderneming Teema Groep N.V. (hierna: Teema Groep) de opdracht gekregen om op zoek te gaan naar een betrouwbare partner voor een in Maasmechelen in België te ontwikkelen vastgoedproject, het zogeheten project Maasvallei. Bij het slagen van [eiser in conventie, verweerder in reconventie, ] in deze opdracht zou aan [eiser in conventie, verweerder in reconventie, ] door Teema Groep provisie worden betaald.
2.2. Bij fax van 3 november 2004 van 12.42 uur heeft Van Garderen & Dekker het volgende, voor zover hier van belang, aan [eiser in conventie, verweerder in reconventie, ] bericht:
‘In het vervolg op ons gesprek d.d. 2 november 2004 bevestigen wij u bij deze dat wij bereid zijn u een provisie van 3% over de omzet van de door u aangebrachte en door ons gekochte percelen, te vergoeden.’
2.3. Bij fax van 3 november 2004 van 16.44 uur heeft Van Garderen & Dekker het volgende, voor zover hier van belang, aan [eiser in conventie, verweerder in reconventie, ] bericht:
‘In het vervolg op ons gesprek d.d. 2 november 2004 bevestigen wij u hierbij dat wij bereid zijn u of een door u aan te wijzen vennootschap een provisie van 3% over de omzet van de door ons definitief geaccepteerde projecten welke voortvloeien uit deze samenwerking met de Teemagroep te vergoeden’.
2.4. [eiser in conventie, verweerder in reconventie, ] heeft als partner projectontwikkelaar Van Garderen & Dekker voorgedragen, die het project Maasvallei ook heeft verworven.
2.5. Bij brief van 6 juni 2005 heeft [eiser in conventie, verweerder in reconventie, ] het volgende, voor zover hier van belang, aan Van Garderen & Dekker geschreven:
‘Zoals u bekend is, heb ik aan Teema Groep N.V. een factuur gezonden ten bedrage van
€ 125.000,00 (BTW 0-tarief) ter zake van het aanbrengen van uw vennootschap als ontwikkelaar van bovenstaand project’.
2.6. Op 12 december 2005 heeft Van Garderen & Dekker een bedrag van € 50.000,00 aan [eiser in conventie, verweerder in reconventie, ] betaald.
3. Het geschil
in conventie
3.1. [eiser in conventie, verweerder in reconventie, ] vordert dat de rechtbank bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad voor recht verklaart dat Van Garderen & Dekker is gehouden hem een provisie van 3% te betalen over de bouwomzet van het project Maasvallei, met veroordeling van Van Garderen & Dekker in de proceskosten.
3.2 [eiser in conventie, verweerder in reconventie, ] stelt ter onderbouwing van zijn vordering dat hij op basis van een afspraak
met de heer J.W. van Garderen, directeur van Van Garderen & Dekker, recht heeft op een provisie van 3% over de bouwomzet.
3.3. Van Garderen & Dekker voert verweer. Primair stelt zij zich op het standpunt dat
[eiser in conventie, verweerder in reconventie, ] geen recht heeft op provisie, nu hij haar in strijd met artikel 7:418 van het Burgerlijk Wetboek (BW) er niet van in kennis heeft gesteld dat hij voor de bemiddeling tussen Teema Groep en Van Garderen & Dekker tevens provisie zou ontvangen van Teema Groep.
Subsidiair stelt Van Garderen & Dekker dat tussen haar en [eiser in conventie, verweerder in reconventie, ] geen overeenkomst tot stand is gekomen. Zij heeft [eiser in conventie, verweerder in reconventie, ] weliswaar op 3 november 2004 gefaxt dat zij bereid is een provisie van 3% te vergoeden over de omzet van de door haar definitief geaccepteerde projecten voortvloeiende uit de samenwerking met Teema Groep, maar de inhoud van deze fax was niet in overeenstemming met haar wil en [eiser in conventie, verweerder in reconventie, ] mocht er ook niet op vertrouwen dat dit wel het geval was.
Meer subsidiair voert Van Garderen & Dekker aan dat [eiser in conventie, verweerder in reconventie, ] niet is gerechtigd tot een provisie van 3% over de bouwomzet, maar tot een provisie van 3% over de waarde van de grond.
in reconventie
3.4. Van Garderen & Dekker vordert dat de rechtbank bij vonnis voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad [eiser in conventie, verweerder in reconventie, ] veroordeelt tot terugbetaling van de door hem ten onrechte ontvangen vergoeding van € 50.000,00 te vermeerderen met de wettelijke rente alsmede tot betaling aan Van Garderen & Dekker van de door haar geleden schade, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, vermeerderd met proceskosten.
3.5. Van Garderen & Dekker grondt haar vordering op onverschuldigde betaling.
Zij vordert terugbetaling van het door haar betaalde bedrag van € 50.000,00, omdat [eiser in conventie, verweerder in reconventie, ] door schending van artikel 7:418 BW geen recht heeft op provisie.
Voorts stelt Van Garderen & Dekker zich op het standpunt dat [eiser in conventie, verweerder in reconventie, ] haar schade heeft berokkend door te handelen in strijd met artikel 7:418 BW en door haar goede naam aan te tasten. [eiser in conventie, verweerder in reconventie, ] dient die schade volgens Van Garderen & Dekker te vergoeden.
3.6. [eiser in conventie, verweerder in reconventie, ] voert verweer. [eiser in conventie, verweerder in reconventie, ] betwist dat hij in strijd met de wet heeft gehandeld.
Hij is van mening dat op hem geen verplichting heeft gerust om Van Garderen & Dekker te informeren over zijn provisieafspraak met Teema Groep. Hij heeft Teema Groep en Van Garderen & Dekker louter met elkaar in contact gebracht en van belangentegenstelling is geen sprake. Subsidiair stelt [eiser in conventie, verweerder in reconventie, ] dat de vordering uit onverschuldigde betaling is verjaard.
Ten aanzien van de gevorderde schadevergoeding stelt [eiser in conventie, verweerder in reconventie, ] zich op het standpunt dat deze vordering onvoldoende is onderbouwd en derhalve dient te worden afgewezen.
4. De beoordeling
in conventie
4.1. Tussen partijen staat de vraag centraal of [eiser in conventie, verweerder in reconventie, ] aanspraak kan maken op een provisie van 3% over de bouwomzet van het project Maasvallei. Allereerst dient te worden onderzocht of het bepaalde in artikel 7:418 BW hieraan in de weg staat.
4.2. Tussen partijen is niet in geschil is dat de overeenkomst tussen Van Garderen & Dekker en [eiser in conventie, verweerder in reconventie, ] een bemiddelingsovereenkomst is als bedoeld in artikel 7:425 BW. [eiser in conventie, verweerder in reconventie, ] is opgetreden als tussenpersoon van haar opdrachtgever Van Garderen & Dekker. Zodra een tussenpersoon direct of indirect een belang heeft bij de totstandkoming van de overeenkomst met zijn opdrachtgever, dient hij ingevolge artikel 7:427 juncto 7:418 BW de opdrachtgever daar in beginsel van in kennis te stellen, zodat de opdrachtgever kan beoordelen of zich een belangenconflict voordoet dat zijn belangen zou kunnen schaden. De (dwingendrechtelijke) sanctie op schending van de mededelingsplicht is het verlies van het recht op loon jegens de opdrachtgever.
4.3. De in artikel 7:418 BW neergelegde mededelingsplicht geldt onafhankelijk van de vraag of het eigen belang van de tussenpersoon daadwerkelijk in strijd is met de belangen van de opdrachtgever. Het is aan de opdrachtgever om te beoordelen of zich een belangenconflict voordat dat aan een optimale behartiging van zijn belang door de tussenpersoon zou kunnen afdoen.
De mededelingsplicht geldt ook indien de afspraak tussen opdrachtgever en tussenpersoon meebrengt dat deze reeds aanspraak heeft op loon voor het enkel in contact brengen van de opdrachtgever met een derde. Het gaat er bij het bepaalde in artikel 7:418 BW om dat dergelijke verhoudingen door de tussenpersoon voor de opdrachtgever transparant dienen te worden gemaakt. De tussenpersoon moet de opdrachtgever met volledig open vizier tegemoet treden (zie Hoge Raad 6 april 2007, NJ 2008, 493, annotatie prof. mr. Jac. Hijma).
4.4. Niet in geschil is dat na de totstandkoming van de samenwerking tussen Teema Groep en Van Garderen & Dekker, genoemde partijen duidelijk werd dat [eiser in conventie, verweerder in reconventie, ] niet slechts van Teema Groep, maar ook van Van Garderen & Dekker een provisie had bedongen voor zijn bemiddelingswerkzaamheden. Bij brief van 6 juni 2005 heeft [eiser in conventie, verweerder in reconventie, ] aan Van Garderen & Dekker kenbaar gemaakt dat hij aan Teema Groep een factuur heeft verzonden ter zake het aanbrengen van Van Garderen & Dekker als ontwikkelaar van het project Maasvallei.
4.5. Dat [eiser in conventie, verweerder in reconventie, ], zoals hij stelt, partijen louter met elkaar in contact heeft gebracht en van belangentegenstelling geen sprake is, kan hem gelet op hetgeen onder 4.3. is overwogen, niet ontslaan van zijn mededelingsplicht. Nu [eiser in conventie, verweerder in reconventie, ] heeft nagelaten Van Garderen & Dekker te informeren over zijn provisieafspraak met Teema Groep ter zake het aanbrengen van een betrouwbare partner voor het vastgoedproject Maasvallei, kan worden geconcludeerd dat [eiser in conventie, verweerder in reconventie, ] in strijd met het bepaalde in artikel 7:418 BW heeft gehandeld en dat derhalve door [eiser in conventie, verweerder in reconventie, ] geen aanspraak kan worden gemaakt op provisie van Van Garderen & Dekker.
4.6. Het enkele gegeven dat Van Garderen & Dekker op 14 december 2005, derhalve na
het bekend raken met de provisieafspraak van [eiser in conventie, verweerder in reconventie, ] met Teema Groep, € 50.000,00 aan [eiser in conventie, verweerder in reconventie, ] heeft betaald, levert onvoldoende grond op om te kunnen concluderen dat Van Garderen & Dekker daarmee haar verweer dat sprake is van handelen van [eiser in conventie, verweerder in reconventie, ] in strijd met een dwingende wetsbepaling, heeft prijsgegeven.
4.7. Nu het bepaalde in artikel 7:418 BW eraan in de weg staat dat de vordering van [eiser in conventie, verweerder in reconventie, ] wordt toegewezen, kan hetgeen door partijen verder nog naar voren is gebracht ten aanzien van de vordering in conventie onbesproken blijven.
4.8. Het voorgaande leidt ertoe dat de vordering van [eiser in conventie, verweerder in reconventie, ] zal worden afgewezen.
[eiser in conventie, verweerder in reconventie, ] zal als de in conventie in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Van Garderen & Dekker worden begroot op:
- griffierecht € 560,00
- salaris advocaat € 1.356,00 (3,0 punten x tarief II à € 452,00)
Totaal € 1.916,00
in reconventie
4.9. Nu in conventie is geoordeeld dat [eiser in conventie, verweerder in reconventie, ] in strijd heeft gehandeld met artikel 7:418
BW en als gevolg daarvan geen aanspraak kan maken op provisie, kan in beginsel worden geconcludeerd dat het bedrag van € 50.000,00 dat [eiser in conventie, verweerder in reconventie, ] van Van Garderen & Dekker heeft ontvangen, onverschuldigd aan [eiser in conventie, verweerder in reconventie, ] door Van Garderen & Dekker is betaald. Beoordeeld dient worden of de vordering uit onverschuldigde betaling is verjaard, zoals [eiser in conventie, verweerder in reconventie, ] stelt.
4.10. Tussen partijen staat vast dat Van Garderen & Dekker op 14 december 2005 een bedrag van € 50.000,00 aan [eiser in conventie, verweerder in reconventie, ] heeft betaald. Zij was toen al bekend met de omstandigheid dat [eiser in conventie, verweerder in reconventie, ] tevens aanspraak maakte op provisie van de Teema Groep. Derhalve is de verjaring op 14 december 2005 aangevangen. Van Garderen & Dekker heeft de vordering uit onverschuldigde betaling ingesteld bij de conclusie van antwoord, tevens eis in reconventie, van 5 oktober 2011, derhalve na voltooiing van de ingevolge artikel 3:309 BW verjaringstermijn van vijf jaren. Het beroep van [eiser in conventie, verweerder in reconventie, ] op verjaring slaagt derhalve.
4.11. Ten aanzien van de gevorderde schadevergoeding overweegt de rechtbank dat Van Garderen & Dekker onvoldoende feiten en omstandigheden heeft gesteld om te kunnen concluderen of, en zo ja in hoeverre, zij schade heeft geleden als gevolg van het in strijd met artikel 7:418 BW handelen door [eiser in conventie, verweerder in reconventie, ]. Evenmin heeft Van Garderen & Dekker voldoende gesteld om te kunnen concluderen dat [eiser in conventie, verweerder in reconventie, ] haar goede naam heeft aangetast. De vordering strekkende tot schadevergoeding, zal derhalve worden afgewezen.
4.12. Het voorgaande leidt ertoe dat de vorderingen van Van Garderen & Dekker zullen worden afgewezen. Van Garderen & Dekker zal als de in reconventie in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiser in conventie, verweerder in reconventie, ] worden begroot op € 894,00 aan advocaatkosten (1,0 punt x tarief IV à € 894,00).
5. De beslissing
De rechtbank
in conventie
5.1. wijst de vorderingen af;
5.2. veroordeelt [eiser in conventie, verweerder in reconventie, ] in de proceskosten, aan de zijde van Van Garderen & Dekker tot op heden begroot op € 1.916,00.
in reconventie
5.3. wijst de vorderingen af;
5.4. veroordeelt Van Garderen & Dekker in de proceskosten, aan de zijde van [eiser in conventie, verweerder in reconventie, ] tot
op heden begroot op € 894,00;
5.5. verklaart de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.A. van Voorthuizen en in het openbaar uitgesproken op 11 juli 2012.