ECLI:NL:RBMID:2012:BY3373

Rechtbank Middelburg

Datum uitspraak
20 juni 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
67207 / HA ZA 09-181
Instantie
Rechtbank Middelburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid voor brandschade door laswerkzaamheden aan een schip

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Middelburg, staat de aansprakelijkheid van de besloten vennootschap LAS- EN CONSTRUCTIEBEDRIJF MUNTER B.V. centraal. De eiseres, TVM ZAKELIJK N.V., vertegenwoordigd door advocaat mr. C.J. IJdema, vordert schadevergoeding naar aanleiding van een brand die is ontstaan tijdens laswerkzaamheden aan een schip. De brand vond plaats op 21 februari 2007, en de rechtbank heeft de oorzaak van de brand vastgesteld aan de hand van getuigenverklaringen en rapportages van expertisebureaus. De rechtbank concludeert dat de brand vermoedelijk is veroorzaakt door de hitte die is ontstaan bij het aan het dek vastlassen van een paal, en dat de gedaagde partij, Munter, aansprakelijk is voor de schade die hierdoor is ontstaan. De rechtbank heeft de mogelijkheid van tegenbewijs door Munter niet toegelaten, omdat deze stelling niet voldoende was onderbouwd. De rechtbank heeft een comparitie van partijen gelast om de schadecijfers te bespreken en te onderzoeken of een minnelijke regeling mogelijk is. Het vonnis is uitgesproken op 20 juni 2012.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK MIDDELBURG
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 67207 / HA ZA 09-181
Vonnis van 20 juni 2012
in de zaak van
TVM ZAKELIJK N.V., h.o.d.n. SON SCHEEPSVERZEKERINGEN,
voorheen SCHEPEN ONDERLINGE NEDERLAND U.A.,
gevestigd te Groningen,
eiseres,
advocaat mr. C.J. IJdema te Middelburg,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
LAS- EN CONSTRUCTIEBEDRIJF MUNTER B.V.,
gevestigd te Middelburg,
gedaagde,
advocaat mr. H.J. Arnold te Den Haag.
Partijen zullen hierna SON en Munter genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 9 februari 2011
- het proces-verbaal van getuigenverhoor van 28 april 2011
- het proces-verbaal van getuigenverhoor van 5 oktober 2011
- de conclusie na enquête zijdens SON
- de conclusie na enquête zijdens Munter
- het akteverzoek wijziging tenaamstelling zijdens SON.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De verdere beoordeling
2.1. Naar aanleiding van de door SON genomen akteverzoek wijziging tenaamstelling, waartegen door Munter geen bezwaar is gemaakt, is haar naam hiervoor in de kop van het vonnis aangepast.
2.2. SON (voorheen aangeduid als Schepen) is bij voornoemd tussenvonnis toegelaten te bewijzen dat de heer [P.] op 21 februari 2007 de laswerkzaamheden heeft verricht en dat hij op dat moment ook in dienst was bij Munter.
In enquête en in contra-enquête zijn de volgende getuigen gehoord: de heer [G.], in dienst bij ZVGO/VOV, de heer [S.], scheepsexpert, de heer [O.], directeur van ZVGO/VOV, de heer [C.], destijds in dienst bij ZVGO/VOV, de heer [P.], ZZP’er, de heer [K.], lasser in dienst van Munter, en de heer [M.], directeur van Munter.
2.3. Uit de eigen verklaring van [P.] blijkt dat hij werkzaamheden heeft verricht aan de paal die op het dek vastgezet moest worden, maar dat [K.] de paal op een paar punten aan het dek heeft vastgelast. [K.] verklaart hetzelfde. Alleen die twee getuigen hebben uit eigen wetenschap kunnen verklaren. [O.] verklaart dat het nooit discussie is geweest dat door [P.] aan de paal is gelast boven een brandgevaarlijke ruimte. Iedereen wist volgens hem, dat hij (rb.: [P.]) dat had gedaan. Die verklaring, die niet uit eigen waarneming stamt, weegt echter niet op tegen de verklaringen van de [P.] en [K.], die samen aan het werk zijn geweest.
Uit de verklaringen van [K.] en [P.] volgt dat [P.] niet in dienst was van Munter.
De rechtbank concludeert dan ook dat SON het bewijs van haar stelling niet heeft geleverd.
2.4. SON legt aan haar vordering ook ten grondslag de toerekenbare tekortkoming van Munter. Het gaat daarbij om het niet nakomen van afspraken over brandveilig werken en het veroorzaken van brandschade door laswerkzaamheden.
SON stelt dat de brand is ontstaan als gevolg van door Munter niet (conform de afspraken) aan [O.] melden van heetwerk boven het compartiment waar de brandhaard was gelegen, waardoor [O.] de gelegenheid is ontnomen een brandwacht in te schakelen. Zij verwijst daarbij naar de inhoud van het door expertisebureau Van der Laak & Snijders opgemaakte rapport, waarin als oorzaak van de brand wordt vermeld dat door oververhitting van het stalen dek, veroorzaakt door laswerkzaamheden die daar plaatsvonden, brand is uitgebroken in het onderliggende vertrek, te weten in het plafond waar nog enkele stukken grondhout en isolatie aanwezig waren die vlam hebben gevat.
Munter heeft gemotiveerd betwist dat die afspraak is gemaakt en dat er causaal verband bestaat tussen de laswerkzaamheden en de brand.
2.5. De oorzaak van de brand kan niet meer door middel van technisch onderzoek worden vastgesteld. Ook ten tijde van het opstellen van de rapportages door Adinex en I-tek, in opdracht van de verzekeraar van Munter, was dit niet meer mogelijk, aangezien de herstelwerkzaamheden kort na het bezoek van expert Snijders, de dag na de brand, waren aangevangen.
De rechtbank zal hierna derhalve primair aan de hand van getuigenverklaringen de feitelijke gang van zaken op de dag van de brand vaststellen. Uit het proces-verbaal van het getuigenverhoor van 5 oktober 2011 volgt dat met partijen is besproken dat de verklaringen van de op 28 april 2011 en 5 oktober 2011 gehoorde getuigen hiertoe ook mogen worden gebruikt.
2.6. Uit de getuigenverklaringen van [K.] en [P.] blijkt dat zij zich op 21 februari 2007 hebben bezig gehouden met het plaatsen van een paal op het dek. Zij verklaren dat [K.] degene is geweest die die dag met enkele puntlassen de paal op het dek heeft vastgezet en deze de volgende dag rondom is afgelast. De overige getuigen hebben niet zelf waargenomen dat er werd gelast, hoe lang er werd gelast en door wie er werd gelast op voornoemde datum.
Aan de hand van de verklaringen van onder andere [P.] en [G.] kan worden vastgesteld dat de brand onder het dek is ontstaan nadat de paal aan het dek was vastgezet met enkele lassen.
[P.] verklaart dat hij de brand ontdekte toen hij terugkeerde aan dek na de koffiepauze die hij en [K.] hadden genomen nadat de paal op het dek was vastgezet met enkele puntlassen en [K.] was vertrokken om ijzer te gaan halen voor de schoren. [K.] bevestigt dat hij na de koffiepauze, die hij en [P.] hadden genomen nadat de paal met enkele puntlassen aan dek was vastgezet, met de vrachtauto vertrok om ijzer voor de schoren te halen en dat toen hij terugkwam met het ijzer de brandweer aanwezig was.
Tevens kan worden vastgesteld dat de brandhaard zich bevond in de hut - ook wel woning of vertrek genoemd in de diverse verklaringen - onder de plaats waar de laswerkzaamheden, waarmee de paal op het dek werd bevestigd, werden verricht. Dit blijkt uit de zowel door SON als door Munter ingebrachte rapportages, opgesteld door expertisebureau Van der Laak & Snijders, I-tek en Adinex, die op dit punt eensluidend zijn. [K.] heeft als getuige verklaard dat een brandwacht niet nodig was omdat “we ([C.], [G.], ik en misschien [P.]) er vanuit gingen dat de paal boven een ruimte kwam die niet brandgevaarlijk was. Uiteindelijk bleek de paal wel op de schotlijn te staan. Dat is het schot tussen de woning en het niet brandbare deel”.
2.7. De rechtbank overweegt dat aan de hand van het vorenstaande niet kan worden vastgesteld dat de paal vóór het uitbreken van de brand rondom was vastgelast. Tegenover de verklaringen van [P.] en [K.] dat de paal de dag na de brand rondom is vastgelast staat immers geen verklaring of enig ander bewijsmiddel waaruit zou volgen dat de paal vóór het uitbreken van de brand rondom was afgelast. Zo kan de enkele waarneming van de heer Snijders, de dag na de brand, dat de paal rondom was vastgelast, niet tot de conclusie leiden dat dit aflassen voorafgaand aan de brand zou hebben plaatsgevonden. Deze waarneming van de heer Snijders komt bovendien ook niet in strijd met hetgeen door [P.] en [K.] is verklaard betreffende het aflassen van de paal.
De rechtbank overweegt voorts dat vaststaat dat in beperkte mate, zoals verklaard door [K.] en [P.], is gelast. Voornoemde conclusie betreffende het aflassen van de paal betekent naar het oordeel van de rechtbank niet dat de beperkte laswerkzaamheden de brand niet kunnen hebben veroorzaakt.
Gelet op de omstandigheden van het geval, zoals de locatie van de brandhaard onder de uitgevoerde laswerkzaamheden, het moment van het ontstaan van de brand nadat [K.] gelast had, de verklaringen van [K.] waarom geen gebruik is gemaakt van een brandwacht, alsmede gelet op de conclusie in het rapport van I-Tek, waarin onder meer wordt aangegeven dat de uitgevoerde laswerkzaamheden het ontstaan van de brand zouden kunnen verklaren, oordeelt de rechtbank dat de brand vermoedelijk is veroorzaakt door de ontstane hitte bij het aan het dek op enkele punten vastlassen van de paal. Tegen dit vermoeden is in beginsel tegenbewijs mogelijk.
Namens Munter is aangevoerd dat de oorzaak van de brand ook gelegen kan zijn in kortsluiting. Deze stelling is echter niet verder onderbouwd. De rechtbank zal haar dan ook niet toelaten tot het leveren van tegenbewijs.
2.8. Het bovenstaande leidt ertoe dat Munter aansprakelijk is voor de schade die als gevolg van de laswerkzaamheden aan de Hydra is toegebracht. Munter heeft de door Son gestelde schadecijfers betwist. De rechtbank zal een comparitie van partijen gelasten ter bespreking van deze cijfers. Tevens kan onderzocht worden of een regeling in der minne mogelijk is.
3. De beslissing
De rechtbank
gelast een comparitie van partijen onder verwijzing naar hetgeen is overwogen onder 2.8;
verwijst de zaak naar de rol van woensdag 18 juli 2012 voor opgave van verhinderdata door beide partijen;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.A. Witsiers en in het openbaar uitgesproken op 20 juni 2012.?