2. De feiten
2.1. [eiser] is eigenaar van het perceel [straatnaam] [straatnummer] te Vlissingen. In het belendende perceel (nrs [straatnummers]) is sedert 1978 een opvangcentrum ten behoeve van drugshulpverlening gevestigd, geëxploiteerd door de Stichting Huiskamerprojekt voor Drugsgebruikers (HKPD). Deze drugshulpverlening is in strijd met het vigerende bestemmingsplan en de Verordening recreatiewoningen en wordt sinds de aanvang gedoogd door de gemeente Vlissingen.
2.2. [eiser] heeft bij schrijven van 30 oktober 2003 de gemeente Vlissingen verzocht handhavend op te treden tegen het met het bestemmingsplan strijdige gebruik van de panden door HKPD. De gemeente Vlissingen heeft bij besluit van 9 maart 2004 meegedeeld: “(…) hebben wij op 2 maart 2004 besloten dat de verslavingszorg op een andere wijze inhoud moet worden gegeven, zonder dat wij hiermee de huidige werkzaamheden van de Stichting willen diskwalificeren. (…) In het licht hiervan komen wij tot de conclusie dat de verslavingszorg nieuwe stijl (…) niet meer gerealiseerd kan worden aan de [straatnaam]. Dit heeft ertoe geleid dat wij hebben besloten de activiteiten van de Stichting H.K.P.D. aan de [straatnaam] binnen afzienbare tijd (zie hierna) te beëindigen.
(…) Indien de gemeenteraad hiermee instemt zullen wij een geschikt pand zoeken waarin de verslavingszorg nieuwe stijl gerealiseerd kan worden. Indien daarvoor planologische procedures noodzakelijk zijn verwachten wij die binnen een tijdsbestek van 2 jaar te kunnen afronden. (…) Resumerend besluiten wij dan ook:
1. met instemming van de gemeenteraad de activiteiten van de Stichting H.K.P.D. aan de [straatnaam] [straatnummers] te beeindigen en vervangende huisvesting te zoeken op basis van de door ons geambieerde verslavingszorg nieuwe stijl;
2. niet over te gaan tot handhaving van de voorschriften van het geldende bestemmingsplan en het huidige gebruik aan de [straatnaam] [straatnummers] te gedogen gedurende de overgangsperiode naar de nieuwe huisvesting;
3. de openbare orde gedurende de overgangsperiode adequaat te doen handhaven, op basis van de daartoe gemaakte afspraken met de verantwoordelijke instanties.
(…)”.
2.3. Bij brief van 30 maart 2004 heeft [eiser] meegedeeld met deze oplossing akkoord te gaan, tenzij de termijn van twee jaar wordt overschreden of de overlast niet wordt teruggebracht.
2.4. De Raad van de gemeente Vlissingen is op 6 september 2005 akkoord gegaan met een project ten behoeve van de oprichting van een Centrum van Sociale verslavingszorg Vlissingen. Het project voorziet onder meer in de verhuizing van HKPD naar een locatie aan de President Rooseveltlaan te Vlissingen.
2.5. [eiser] heeft bij brief van 2 mei 2006 de gemeente Vlissingen verzocht onmiddellijk handhavend op te treden. Bij beschikking van 19 juli 2006 deelt de gemeente Vlissingen [eiser] mee niet over te gaan tot handhaving van de gebruiksvoorschriften van het geldende bestemmingsplan en het huidige gebruik door HKPD te gedogen gedurende de overgangsperiode naar de nieuwe huisvesting.
2.6. Op 21 december 2006 heeft de gemeenteraad besloten af te zien van de locatie President Rooseveltlaan.
2.7. De Commissie Bezwaarschriften heeft op 19 februari 2007 overwogen dat “uit het dossier en het verhandelde ter zitting naar het oordeel van de commissie genoegzaam is komen vast te staan dat het HKPD binnen een termijn van twee jaar zou zijn verhuisd. [eiser] kon aan die toezegging van het college dat het HKPD binnen twee jaar zou zijn verhuisd een rechtens te honoreren verwachting ontlenen.”.
2.8. Bij brief van 10 mei 2007 heeft [eiser] de gemeente Vlissingen aansprakelijk gesteld voor door hem geleden en nog te lijden schade als gevolg van onrechtmatig handelen.
2.9. Bij besluit van 12 juni 2007 heeft de gemeente Vlissingen aan het HKPD meegedeeld:
“(…)
8. Besluit
1. Overeenkomstig het advies van de Commissie bezwaarschriften d.d. 26 februari 2007 besluiten wij tot handhaving van de gebruiksvoorschriften van het bestemmingsplan Boulevard, 1e herziening. (…) Dit impliceert dat wij het bezwaar van de heer [eiser] gegrond hebben verklaard, ons primaire besluit van 19 juli 2006 hebben herroepen en daarvoor in de plaats een nieuw besluit hebben genomen.
2. Wij stellen u zelf in de gelegenheid om binnen 18 maanden na datum van verzending van dit besluit de drughulpverlening onder te brengen in een pand:
a. waar dat planologisch geen beletselen met zich brengt.
b. waarin of waaruit geen verstoring van de openbare orde (het rustig woon- en leefklimaat) plaats vindt.
(…)”
2.10. Het door (onder meer) [eiser] en het HKPD ingestelde beroep tegen laatstgenoemd besluit is door deze rechtbank op 10 januari 2008 ongegrond verklaard. Deze uitspraak is bevestigd bij uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 3 september 2008.
2.11. Op 9 december 2008 heeft het HKPD feitelijk gevolg gegeven aan de hem bij besluit van 12 juni 2007 opgelegde last het gebruik van zijn panden ten behoeve van drugshulpverlening te beëindigen.
2.12. Bij brief van 23 november 2009 heeft [eiser] de gemeente Vlissingen aansprakelijk gesteld voor door hem geleden schade ten bedrage van € 85.744,96 (gederfd woongenot, gederfde huurinkomsten en kosten van rechtsbijstand).
2.13. De gemeente Vlissingen heeft bij besluit van 13 januari 2010 geweigerd de aansprakelijkheid te aanvaarden. Nadat [eiser] tegen dit besluit bezwaar heeft aangetekend, heeft de gemeente Vlissingen bij besluit van 6 april 2010 het bezwaar ongegrond verklaard. De sector bestuursrecht van deze rechtbank heeft vervolgens het beroep van [eiser] op 7 april 2011 gegrond verklaard en overwogen “dat de rechtbank het aannemelijk acht gemaakt door eiser ([eiser], rb) dat hij beoogt verweerder in civiele zin aansprakelijk te stellen”. De rechtbank heeft de gemeente Vlissingen veroordeeld in de proceskosten van de bezwaarprocedure tot een bedrag van € 437,-- en voor de beroepsprocedure tot € 1.024,-- (incl. griffierecht).