vonnis
RECHTBANK MIDDELBURG
zaaknummer / rolnummer: 79835 / HA ZA 11-351
[eiser],
wonende te Oud-Vossemeer,
eiser,
advocaat mr. W.M. Bijloo te Middelharnis,
1. de MAATSCHAP [gedaagde sub 1],
gevestigd te Oud-Vossemeer,
2. [gedaagde sub 2],
wonende te Oud-Vossemeer,
3. [gedaagde sub 3],
wonende te Oud-Vossemeer,
4. [gedaagde sub 4],
wonende te Oud-Vossemeer,
gedaagden,
advocaat mr. M. van der Bent te Middelburg.
Partijen zullen hierna [eiser] en (in enkelvoud) [gedaagden] genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 28 september 2011
- het proces-verbaal van comparitie van 1 december 2011.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. [eiser] is zwarte bessenteler. Hij teelt (en teelde in 2010) op het perceel [adres] te Oud-Vossemeer bessen van de rassen Ben Alter en Ben Tirran. Op een aan dat perceel grenzend perceel heeft [gedaagden] in 2010 uien verbouwd. In het voorjaar van 2010 heeft [gedaagden] op zijn perceel met het middel chloorprofam/chloor IPC (hierna: chloor IPC) gespoten. Het middel is ook op het perceel van [eiser] terecht gekomen.
2.2. Op 15 juni 2010 is [gedaagden] namens [eiser] aansprakelijk gesteld voor de door [eiser] ten gevolge van de omstandigheid dat chloor IPC op zijn perceel is terechtgekomen, geleden schade.
3. Het geschil
3.1. [eiser] vordert dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagden] hoofdelijk veroordeelt tot betaling aan hem van € 42.119,15, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 40.741,13 vanaf 21 juli 2010, dan wel een andere datum, tot aan de dag der algehele voldoening, telkens na afloop van een jaar te vermeerderen met de over dat jaar verschuldigde rente. Voorts vordert hij veroordeling van [gedaagden] in de kosten van het geding, te voldoen binnen 14 dagen na dagtekening van het in deze te wijzen vonnis en, voor het geval voldoening niet binnen die termijn plaatsvindt, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf die termijn voor voldoening, en veroordeling van [gedaagden] in de nakosten.
3.2. [eiser] stelt dat chloor IPC een voor de fruitteelt, met name voor de vruchtzetting tijdens de bloei, zeer schadelijk middel is. [gedaagden] heeft, door in de buurt van de bloeiende bessenstruiken van [eiser] dit middel, wetende van de schadelijkheid ervan, in te zetten, jegens [eiser] onrechtmatig gehandeld. De chloor IPC heeft op het perceel van [eiser] tot schade geleid: de vruchtzetting van de zwarte bessen is sterk verminderd, waardoor een flinke oogstreductie is ontstaan. [eiser] stelt de schade op € 35.209,35, excl. BTW. Deze schade is berekend door de door [eiser] ingeschakelde taxateur, aan de hand van de resultaten van tijdens de oogst van de bessen gedane, representatieve proeven van de opbrengst van de bessenstruiken, gedaan in aanwezigheid van – en met instemming van – de taxateurs van beide partijen. Daarbij is een vergelijking gemaakt tussen de opbrengst van dichtbij het uienperceel van [gedaagden] staande (en dus het meest door de spuitnevel getroffen) bessenstruiken en de opbrengst van struiken niet of nauwelijks waren getroffen (struiken direct achter de dijk). Die laatste opbrengst is als 0-meting aangehouden. Alleen de Ben Alder is onderzocht; de deskundige van [gedaagden] vond dat voldoende. De cijfers dienen nog te worden aangepast aan de definitieve oogstcijfers, verstrekt door de bessencoöperatie. Voorts is uitgegaan van de in 2010 gerealiseerde prijs van € 0.675 per kilogram voor de betreffende bessenrassen; op basis van de laatste gegevens moet dat € 0,66 zijn. Ten onrechte wil de taxateur van [gedaagden] inzicht in oogstgegevens van [eiser] uit voorgaande jaren; die cijfers zijn, nu de bessenoogst door klimaatfactoren, de bladstand, de bestuiving, het beurtjareneffect en de ouderdom van de plant, jaarlijks sterk fluctueert, voor de onderhavige schadevaststelling niet relevant. Met de kosten van expertise (€ 1.890,20 incl. BTW) en de buitengerechtelijke kosten (€ 1.378,02, incl. BTW) komt de schade in totaal op € 42.119,15, incl. BTW. [eiser] vordert voorts rente vanaf 21 juli 2010, de dag waarop de oogst van de bessen is begonnen en de schade zich heeft verwezenlijkt.
3.3. [gedaagden] voert verweer. Hij stelt – voor het eerst ter comparitie – dat niet zeker is dat van zijn perceel afkomstige chloor IPC de door [eiser] gestelde schade heeft veroorzaakt. Bovendien waren de bessen toen werd gespoten al uitgebloeid, zodat de gestelde schade niet door het spuiten kan zijn ontstaan. Voorts stelt hij dat [eiser] niet de door hem gestelde schade heeft geleden; daarvan is geen bewijs bijgebracht. Beide partijen hebben een deskundige in de arm genomen. Die deskundigen hebben niet ten tijde van de oogst de schade vastgesteld; er zijn alleen (niet-representatieve) opbrengstmetingen gedaan. Op zich was de deskundige van [gedaagden] het met deze wijze van meten eens; het ging toen alleen om de vaststelling van het causale verband tussen eventuele schade en het spuiten met chloor IPC. RT is maar 1.6% van de Ben Alder onderzocht en de Ben Tirran in het gehele niet; de door de deskundige van [eiser] gemaakte schadeberekening kan dan ook niet gebaseerd zijn op vergelijking van wel aangetaste struiken met niet-aangetaste struiken. Voor een juiste schadeberekening zijn de opbrengstgegevens en de prijzen van 2010 nodig, alsmede de opbrengstgegevens van eerdere jaren en de variatie in opbrengst per bessenras. De expert van [eiser] heeft de schade zonder die laatste gegevens te kennen vastgesteld. Dat is niet juist. Bovendien heeft de deskundige van [eiser] bij de berekening van de schade de daadwerkelijke bessenoogst vergeleken met de opbrengst “onder normale omstandigheden (zonder spuitschade)”; wat “normaal” is, is niet van bewijs voorzien. Uit de gegevens van [eiser] uit 2009, voor zover bekend, blijkt dat de opbrengst toen lager was dan wat de deskundige thans als “normale opbrengst” noemt. Om de “normale opbrengst” te kunnen vaststellen, zijn gegevens van eerdere jaren nodig. Ook de opbrengstgegevens van andere – onbeschadigde – bessenrassen die [eiser] teelt, dienen voor de vaststelling van de schade beschikbaar te zijn, zodat kan worden gezien in hoeverre de oogst in 2010 afweek van andere jaren; ook deze gegevens heeft [eiser] niet verstrekt. Tenslotte is de gestelde gerealiseerde prijs van € 0.675 per kilogram voor beide bessenrassen niet bewezen.
Voorts voert [gedaagden] aan dat BTW geen schadepost van [eiser] is en dat buitengerechtelijke kosten niet zijn gemaakt, nu [eiser] voor rechtsbijstand is verzekerd. [eiser] dient in de proceskosten, te betalen binnen twee weken na dagtekening van dit vonnis, bij gebreke waarvan hij na die twee weken wettelijke rente over die kosten verschuldigd wordt, te worden veroordeeld.
4. De beoordeling
4.1. [gedaagden] heeft – voor het eerst ter comparitie – gesteld dat niet zeker is dat de gestelde schade is ontstaan door van zijn perceel afkomstig chloor IPC. Nu [gedaagden] gedurende de procedure tot aan de comparitie niet heeft betwist dat de door [eiser] vastgestelde aantasting door chloor IPC – en de gestelde schade als gevolg daarvan – het gevolg was van verspreiding van op zijn perceel gespoten chloor IPC, hij na melding van de aantasting door chloor IPC niet zelf is gaan kijken, vervolgens heeft meegewerkt aan onderzoek naar de omvang van de schade en hij voorts geen andere oorzaak voor de gestelde schade aandraagt, oordeelt de rechtbank deze stelling niet geloofwaardig en bovendien op geen enkele wijze onderbouwd. De stelling wordt gepasseerd. Dat geldt ook voor de stelling dat de chloor IPC pas werd gespoten toen de bessen al waren uitgebloeid; ook die stelling is pas ter comparitie voor het eerst ingenomen. [eiser] heeft voldoende onderbouwd gesteld dat de chloor IPC op zijn struiken terechtkwam toen deze bloeiden. Nu [gedaagden] heeft aangegeven dat hij zelf niet is wezen kijken, maar wel zijn verzekering heeft ingeschakeld – die een expert stuurde, welke expert (kennelijk) nimmer heeft aangevoerd dat er geen schade kon zijn omdat de struiken ten tijde van de aantasting niet in bloei waren – is de rechtbank van oordeel dat hij zijn stelling dat de struiken niet (meer) bloeiden onvoldoende heeft onderbouwd. Het onrechtmatig handelen van [gedaagden] jegens [eiser] en het causale verband met de gestelde schade staat vast; de daadwerkelijk door [eiser] als gevolg van het handelen van [gedaagden] ontstane schade zal [gedaagden] dienen te vergoeden.
4.2. In geschil is met name de (berekening van de) omvang van de schade. De rechtbank kan zich vinden in de wijze waarop de deskundige van [eiser] de schade heeft berekend. Hij heeft zijn schadeberekening maar zeer ten dele gebaseerd op de resultaten van het ten tijde van de oogst in aanwezigheid van de deskundigen van beide partijen verrichte onderzoek. Dat onderzoek betrof vooral de vraag naar de verspreiding van de aantasting door de chloor IPC; de deskundige van [gedaagden] heeft (in een e-mailbericht van 26 oktober 2010, prod. 6 bij conclusie van antwoord) aangegeven het onderzoek – waarvan de omvang, naar onbetwist is, door hemzelf is bepaald – voldoende representatief te vinden om de verspreiding van de aantasting door chloor IPC te kunnen vaststellen. De stelling van [gedaagden] dat op grond van dit onderzoek geen schadevaststelling kan plaatsvinden, omdat het onvoldoende representatief zou zijn, wordt dan ook verworpen. Op basis van dit onderzoek heeft de deskundige van [eiser] bij de schadevaststelling aangenomen, dat het verschil tussen de daadwerkelijke oogst en de oogst, die er zou zijn geweest als alle struiken dezelfde oogst hadden opgeleverd als de niet-aangetaste struiken hadden gedaan, geheel te wijten is aan de aantasting door de chloor IPC. Gelet op het hiervoor overwogene, en op hetgeen onder 4.1 is overwogen, kon hij dat ook doen.
4.3. De deskundige van [eiser] heeft de cijfers van de daadwerkelijke totale oogst van de twee aangetaste rassen verkregen van de bessencoöperatie (aan wie de bessen werden geleverd). Die cijfers moeten – zo bleek ter comparitie – nog worden bijgesteld aan de hand van de definitieve cijfers van de bessencoöperatie. Dat deze cijfers niet op juiste wijze de daadwerkelijke oogst van het hier bedoelde perceel weergeven, is gesteld noch gebleken. Voor de vaststelling van de schade zal deze oogst dienen te worden vergeleken met de hypothetische situatie zonder de aantasting door chloor IPC (de “normale”oogst); gelet op de (door [gedaagden] niet betwiste) gevoeligheid van de bessenoogst voor klimaatfactoren, de bladstand, de bestuiving, het beurtjareneffect en de ouderdom van de plant, dient de “normale” oogst te worden vastgesteld aan de hand van oogstgegevens van in tijd en plaats zo dichtbij mogelijk gelegen, onaangetaste struiken. Gegevens over eerdere jaren en/of van oogsten van andere bessensoorten zijn voor de vaststelling van de “normale” oogst minder relevant zijn; die cijfers geven immers geen inzicht in wat een “normale” oogst in 2010 op het betreffende perceel zou zijn geweest. De deskundige van [eiser] is – voor wat betreft de Ben Alder – uitgegaan van een steekproef van de oogst in 2010 van niet of nauwelijks aangetaste struiken. Voor de Ben Tirran is hij uitgegaan van gegevens van de bessencoöperatie over de gemiddelde oogst in 2010. Aldus is voldoende uitgegaan van een bessenoogst, die zo dicht mogelijk ligt bij de oogst met aantasting. In het licht van het slechts bij gebrek aan wetenschap gevoerde verweer dat genoemde cijfers niet juist zijn, oordeelt de rechtbank de door de deskundige van [eiser] opgevoerde cijfers voldoende gemotiveerd, en zal ook zij van deze cijfers uitgaan. De ter zitting aangepaste kiloprijs van € 0,66 is niet betwist. Uitgaande van de hiervoor genoemde gegevens gaat de rechtbank uit van een daadwerkelijke oogst van Ben Alter en Ben Tirran van 53.790 kilogram en een “normale” oogst van 105.044, bestaat de schade uit een oogstreductie van 51.254 kilogram ad € 0,66 per kilogram is € 33.827,64 (excl. BTW).
4.4. [eiser] vordert voorts BTW, expertisekosten en buitengerechtelijke kosten. Nu [eiser] niet een prijs voor de bessen ontvangt, maar een vergoeding voor geleden schade, zal daarover geen BTW verschuldigd zijn. Dit deel van de vordering wordt afgewezen. Datzelfde geldt voor de gevorderde buitengerechtelijke kosten. Gesteld noch gebleken is dat die kosten daadwerkelijk zijn gemaakt. Tegen de gevorderde expertisekosten – ten bedrage van € 1.890,20, incl. BTW – is geen verweer gevoerd. Die kosten worden toegewezen. De totaal door [gedaagden] te vergoeden schade bedraagt derhalve € 35.717,84.
4.5. [gedaagden] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van deze procedure, aan de zijde van [eiser] tot op heden begroot op:
- dagvaarding € 90,81
- vast recht € 800,--
- salaris advocaat € 1.788,-- (2 x tarief IV, € 894,--)
totaal € 2.678,81,
bij niet tijdig betalen te vermeerderen met de wettelijke rente, en voorts in de nakosten.
5. De beslissing
De rechtbank:
veroordeelt [gedaagden] – hoofdelijk, des dat de een betalende de anderen zullen zijn bevrijd – tot betaling aan [eiser] van een bedrag € 35.717,84, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 21 juli 2010 tot aan de dag der algehele voldoening (waarbij telkens na afloop van een jaar wordt vermeerderd met de over dat jaar verschuldigde rente);
veroordeelt [gedaagden] – hoofdelijk, des dat de een betalende de anderen zullen zijn bevrijd – in de kosten van het geding, aan de zijde van [eiser] tot op heden begroot op € 2.678,81, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 14 dagen na dagtekening van dit vonnis;
veroordeelt [gedaagden] – hoofdelijk, des dat de een betalende de anderen zullen zijn bevrijd – in de nakosten, volgens het toepasselijke liquidatietarief begroot op een bedrag van € 131,- zonder betekening en, indien en voor zover betekening van dit vonnis heeft plaatsgevonden, vermeerderd met een bedrag van € 68,-;
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af hetgeen meer of anders is gevorderd.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.M.J. van Dijk en in het openbaar uitgesproken op 16 mei 2012.(