ECLI:NL:RBMID:2012:BY0512

Rechtbank Middelburg

Datum uitspraak
18 april 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
74631 / HA ZA 10-392
Instantie
Rechtbank Middelburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid voor schade aan mossels tijdens transport

In deze zaak vorderden de eiseressen, bestaande uit verschillende verzekeringsmaatschappijen en een mosselbedrijf, schadevergoeding van de gedaagden, die verantwoordelijk waren voor het transport van mossels van Duitsland naar Nederland. De mossels zouden tijdens het transport schade hebben opgelopen door een defect aan de vrachtwagen, waardoor de mossels niet op de afgesproken manier konden worden afgeleverd. De rechtbank oordeelde dat de gedaagden niet aansprakelijk waren voor de schade, omdat de mossels op het moment van storten op de kade als afgeleverd werden beschouwd. De eiseressen stelden dat de schade was ontstaan tijdens het vervoer, maar de rechtbank concludeerde dat de schade pas na de aflevering was ontstaan. De rechtbank wees de vordering van de eiseressen af en veroordeelde hen in de proceskosten. De uitspraak benadrukt de voorwaarden voor aansprakelijkheid van vervoerders onder de CMR-regelgeving, met name de definitie van aflevering en de verantwoordelijkheden van de partijen tijdens het transport.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK MIDDELBURG
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 74631 / HA ZA 10-392
Vonnis van 18 april 2012
in de zaak van
1. de naamloze vennootschap
REAAL SCHADEVERZEKERINGEN N.V.,
gevestigd te Zoetermeer,
2. de naamloze vennootschap
AMLIN CORPORATE INSURANCE N.V.,
gevestigd te Amstelveen,
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
DELTA MOSSEL B.V.,
gevestigd te Yerseke,
4. vennootschap naar het recht harer vestiging
DELTA MUSCHEL NORDFRIESLAND GMBH,
gevestigd te Dagebüll, Duitsland,
eiseressen,
advocaat mr. C.J. IJdema te Middelburg,
tegen
1. vennootschap naar Deens recht
[gedaagde sub 1] APS,
gevestigd te Tonder, Denemarken
2. vennootschap naar Deens recht
SAED GRAENSESPEDITION AF 23.08.2007 APS,
gevestigd te Morud, Nordfyns, Denemarken,
gedaagden,
advocaat mr. K.M. Moeliker te Middelburg.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de conclusie van antwoord
- de conclusie van repliek
- de conclusie van dupliek
- de akte houdende overlegging producties (waarbij op verzoek van de rechtbank en met instemming van de wederpartij door eiseressen de in de dagvaarding aangekondigde producties alsnog aan de rechtbank zijn overgelegd).
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. Eiseres sub 4 (hierna: Delta Muschel) heeft op of omstreeks 29 juli 2008 aan gedaagde sub 2 (hierna: Saed) opdracht gegeven tot vervoer over de weg vanuit Dagebüll, Duitsland naar Yerseke van een lading mossels. De mossels dienden aldaar te worden afgeleverd bij eiseres sub 3 (hierna: Delta Mossel). Saed heeft het vervoer uitbesteed aan gedaagde sub 1 (hierna: [gedaagde sub 1]). [gedaagde sub 1] heeft de mossels op 29 juli 2008 onder CMR-vrachtbrief 2317200 in ontvangst genomen, heeft deze met een vrachtwagen naar Yerseke vervoerd en is ermee op 30 juli 2008 op het terrein van Delta Mossel aangekomen.
2.2. De vrachtwagen zou de mossels rechtstreeks in een schip storten. Daarvoor diende ze een losplatform op te rijden. Kort voordat de vrachtwagen die manoeuvre zou maken, raakte een luchtvering kapot. Daardoor kon de vrachtwagen het platform niet meer oprijden. Delta Mossel heeft toen beslist dat de mossels op de kade moesten worden gestort. Daarna zijn ze met behulp van een walkraan in het schip geladen en uitgezaaid in de wateren nabij Yerseke.
2.3. Eiseressen sub 1 en 2 zijn – samen met andere verzekeringsmaatschappijen, elk voor een bepaald percentage betrokken in de polis – verzekeraars van Delta Mossel. Zij hebben – naar rato van hun betrokkenheid in de polis – aan Delta Mossel een vergoeding uitgekeerd van in totaal € 15.801,96. Eiseres sub 1 is door de overige in de polis betrokken verzekeringsmaatschappijen gemachtigd onderhavige vordering namens hen in te stellen.
3. Het geschil
3.1. Eiseressen vorderen dat de rechtbank, zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad primair gedaagden hoofdelijk, subsidiair [gedaagde sub 1] althans Saed, veroordeelt tot betaling van het bedrag van € 15.801,69, te vermeerderen met € 1.380,40 aan expertisekosten en € 1.000,-- aan buitengerechtelijke kosten en te vermeerderen met 5% samengestelde CMR rente vanaf 30 juli 2008, althans vanaf 29 april 2010 tot aan de dag der algehele voldoening, tevens te vermeerderen met de wettelijke rente over de expertisekosten vanaf 30 juli 2008, althans 29 april 2010 tot aan de dag der algehele voldoening, met veroordeling van gedaagden in de kosten van het geding.
3.2. Eiseressen stellen dat de wagen van [gedaagde sub 1], waarmee de mossels werden vervoerd, door het in 2.2 genoemde defect, kort voor de aflevering (dus nog tijdens de vervoerperiode) van de mossels stil bleef staan. Reparatie ter plaatse of in de buurt was niet mogelijk. Van overmacht als bedoeld in art. 17, lid 2 CMR was geen sprake; eiseressen betwisten dat het defect aan de luchtvering is veroorzaakt door medewerkers van Delta Mossel. Door het defect kon niet op de afgesproken plaats en niet conform de voorziene methode (rechtstreeks in het schip) worden gelost. Delta Mossel heeft toen besloten de mossels op de kade te doen storten; de mossels hebben vervolgens een aantal uren op de kade gestaan en zijn met een grijpkraan in het schip geladen. Het was niet meer mogelijk de mossels tijdens het geplande getijde uit te zaaien. De mossels zijn uren aan een hoge buitentemperatuur blootgesteld en hebben extra handelingen moeten ondergaan. Pas toen de mossels in het schip lagen, waren ze afgeleverd. Dat was niet (meer) in de staat waarin [gedaagde sub 1] ze had ontvangen. Gedaagden zijn voor de daardoor geleden schade op grond van art. 17, lid 1 CMR aansprakelijk. Er is geen sprake van overmacht als bedoeld in art. 17, lid 2 CMR (het defect is niet veroorzaakt door Delta Mossel) en evenmin komt [gedaagde sub 1] en/of Saed een beroep toe op de ontheffingsgronden van art. 17, lid 4 CMR (het lossen behoorde bij het vervoer, en voorts is de schade ontstaan doordat de mossels niet meer konden worden uitgezaaid, niet door bijzondere aard van de lading of door de omstandigheid dat het om levende dieren ging).
Op de derde dag na uitzaaien is een steekproef gedaan; toen bleek dat 45,2% van de lading mossels dood was. De mossels waren in Dagebüll in goede staat in ontvangst genomen. Er zijn geen andere evenementen geweest die de schade hebben kunnen veroorzaken; de schade is dus het gevolg van het mankement aan de vrachtwagen. De schade door het verlies van genoemde hoeveelheid mossels bedraagt – naar de gangbare marktprijs, die van de Mosselveiling – € 15.801,68. Eiseressen verwijzen voor de gang van zaken en de schadebegroting naar rapportage van een door hen ingeschakelde deskundige. Hoewel daartoe in de gelegenheid gesteld, hebben gedaagden geen deskundige ingeschakeld. Expertisekosten en buitengerechtelijke kosten komen onder de CMR ook voor vergoeding in aanmerking.
De vordering is niet verjaard; gedaagden hebben tot aan dagvaarding steeds ingestemd met verlening van de termijn van art. 32, lid 1 CMR, ook tegenover de verzekeraars. De verzekeraars zijn naar rato van hun betrokkenheid in de polis gesubrogeerd in de rechten van Delta Mossel.
3.3. Gedaagden voeren verweer. Zij stellen bij conclusie van antwoord dat de vordering van de verzekeraars is verjaard (nu hen geen termijnverlening is gegeven) terwijl Delta Mossel en Delta Muschel geen belang hebben bij de vordering, nu hun schade volledig is vergoed. Voor zover er expertisekosten worden gevorderd, zijn dat eigen kosten van de verzekeraars, en is er geen sprake van subrogatie, terwijl daarnaast geen grond is aangevoerd waarop de vordering tot vergoeding is gebaseerd.
Gedaagden betwisten aansprakelijk te zijn voor de schade. De mossels zijn pas na aflevering blootgesteld aan hoge temperaturen en met een grijpkraan verplaatst. Conform het gebruik tussen partijen was Delta Mossel belast met (de leiding over) het lossen. Het is Delta Mossel geweest die – nadat de schade aan de vrachtwagen was ontstaan, die overigens had kunnen worden gerepareerd – heeft bepaald dat de mossels op de kade moesten worden gelost. Zij heeft de mossels daar vervolgens laten liggen (terwijl er, naar uit de getijdentabel blijkt, nog tijd moet zijn geweest om de mossels direct uit te zaaien). Ook de keuze voor de grijpkraan is door Delta Mossel gemaakt. Als door deze behandeling van de mossels schade is ontstaan, komt die voor rekening van Delta Mossel. Het was mogelijk anders met de lading om te gaan, waardoor de mossels niet aan de gestelde weersomstandigheden zouden zijn blootgesteld. Als het defect aan de vrachtwagen rechtens relevant is als oorzaak van de schade (hetgeen gedaagden betwisten), dan is van belang dat het defect door Delta Mossel is veroorzaakt. Aldus is er (als sprake is van schade, ontstaan tijdens het vervoer) sprake van overmacht; daarnaast kunnen gedaagden onder deze omstandigheden een beroep doen op art. 17, lid 4, onder c CMR (lossing door de geadresseerde), hetgeen hen van aansprakelijkheid ontheft. Bovendien is het verlies van de mossels gevolg van een bijzonder gevaar, eigen aan het feit dat mossels van bijzondere aard zijn (art. 17, lid 4 onder d CMR) dan wel omdat zij levende dieren zijn (art. 17, lid 4 onder e CMR), waardoor de vervoerder van aansprakelijkheid is ontheven. Gedaagden betwisten het causale verband tussen de gebeurtenissen bij aflevering van de mossels en de gestelde schade. Onvoldoende staat vast dat de mossels bij inontvangstneming in Dagebüll een goede kwaliteit hadden (ook toen is met een grijpkraan gewerkt), terwijl de wijze waarop eiseressen hun schade berekenen niet overeenkomst met de wijze die de CMR voorschrijft. De omvang van de schade wordt betwist; de afzendwaarde van de mossels staat niet vast. Expertisekosten en buitengerechtelijke kosten kunnen, gelet op art. 23, lid 4 CMR, niet worden toegewezen. Als al aansprakelijkheid aan de zijde van gedaagden bestaat, dan beroepen zij zich op art. 17, lid 5 CMR; er is dan eigen schuld aan de zijde van eiseressen, zodanig dat een eventuele vergoedingsplicht van gedaagden komt te vervallen.
4. De beoordeling
4.1. Gedaagden hebben bij conclusie van antwoord een beroep gedaan op verjaring – als bedoeld in art. 32 CMR – van de vordering, voor zover door de verzekeraars ingediend. Eiseressen hebben daartegen bij repliek verweer gevoerd en hebben daarbij een brief overgelegd, waaruit blijkt dat de door gedaagden gegeven instemming met verlening van de verjaringstermijn alle bij de lading betrokkenen betrof (waarbij uitdrukkelijk ook de verzekeraars van Delta Mossel en Delta Muschel zijn genoemd). Gedaagden zijn daarna niet op hun beroep op verjaring teruggekomen. De rechtbank gaat er van uit dat zij dat beroep niet hebben gehandhaafd, zodat daarover niet (meer) behoeft te worden beslist. Als belanghebbenden bij de naar zij stellen deels verloren gegane lading mag er van worden uitgegaan dat Delta Mossel en Delta Muschel voldoende belang (in de zin van art. 3:303 BW) hebben bij hun vordering. Dat zij een uitkering ter zake van de gestelde schade hebben ontvangen van verzekeraars, maakt dat niet zonder meer anders; zij blijven belang hebben bij vaststelling van de aansprakelijkheid voor die schade. Nu gedaagden geen andere grond voor die stelling hebben aangevoerd, is hun stelling dat Delta Mossel en Delta Muschel geen belang hebben bij de vordering onvoldoende onderbouwd en wordt deze gepasseerd.
4.2. Eiseressen baseren de aansprakelijkheid van gedaagden voor het verlies van een deel van de lading mossels op art. 17, lid 1 van de CMR. In dat artikel is bepaald dat een vervoerder aansprakelijk is voor verlies van goederen, ontstaan tussen het ogenblik van de inontvangstneming van de goederen tot het ogenblik van de aflevering. Het primaire verweer van gedaagden luidt, dat de schade pas is ontstaan na de aflevering. Goederen zijn afgeleverd in de zin van de CMR, zodra de geadresseerde de feitelijke beschikking heeft over die goederen. In het onderhavige is door gedaagden onbetwist gesteld dat – hoewel gebruikelijk was dat de aflevering plaatsvond door het storten van de mossels in het schip – bij de onderhavige lading Delta Mossel (door de omstandigheden daartoe gebracht) heeft beslist dat de mossels op de kade moesten worden gestort. Daarmee is Delta Mossel zelf over de goederen gaan beschikken; aldus is het moment waarop de mossels op de kade werden gestort het moment waarop de mossels werden afgeleverd. Met die aflevering was de vervoersovereenkomst nagekomen. Voor daarna ontstane schade kunnen gedaagden niet – althans niet op grond van de vervoersovereenkomst – aansprakelijk worden gesteld.
4.3. Het vorenstaande zou mogelijk anders kunnen zijn wanneer vast staat dat door een tijdens het vervoer plaatsgevonden hebbend incident – in dit geval het defect aan de luchtvering van de auto – met zich zou hebben gebracht dat de mossels onmogelijk in goede staat konden worden gehouden. In dat geval zou – als het incident moet worden toegerekend aan de vervoerder – de vervoerder onder omstandigheden aansprakelijk kunnen zijn. Dat van een dergelijke situatie sprake is geweest, is door Delta Mossel echter niet gesteld. Met name is niet gesteld of gebleken dat Delta Mossel niet anders kon dan de mossels toen direct te lossen en vervolgen pas na uren in het schip te laden Daartegenover hebben gedaagden gemotiveerd aangegeven dat er wel alternatieven waren – en dat deze wellicht tot geen of aanmerkelijk minder schade zouden hebben geleid.
4.4. De conclusie moet zijn dat gedaagden voor de door eiseressen gestelde schade niet aansprakelijk is. De vordering moet worden afgewezen. Als de in het ongelijk gestelde partij zullen eiseressen worden veroordeeld in de kosten van dit geding, aan de zijde van gedaagden tot op heden begroot op:
- vast recht € 400,--
- salaris advocaat € 904,-- (2 x tarief II, € 452,--)
Totaal € 1.304,--.
5. De beslissing
De rechtbank
wijst de vordering af;
veroordeelt eiseressen in de kosten van deze procedure, aan de zijde van gedaagden tot op heden begroot op € 1.304,--.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.M.J. van Dijk en in het openbaar uitgesproken op 18 april 2012.(