ECLI:NL:RBMID:2012:BY0446

Rechtbank Middelburg

Datum uitspraak
25 april 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
79586 / HA ZA 11-334
Instantie
Rechtbank Middelburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot verklaring voor recht inzake legitieme porties van onterfde dochters

In deze zaak vorderen de eiseressen, dochters van de erflater, een verklaring voor recht dat zij recht hebben op een bepaald bedrag uit de nalatenschap van hun overleden vader, die hen in zijn testament onterfd heeft. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dochters recht hebben op een legitieme portie, maar dat de exacte hoogte van deze portie niet kan worden vastgesteld zonder een gedegen waardering van de nalatenschap. De erflater is op 5 mei 2006 overleden en de nalatenschap omvat diverse activa, waaronder onroerend goed en aandelen, maar ook aanzienlijke passiva. De dochters hebben aanspraak gemaakt op hun legitieme porties, die zijn berekend op basis van de waarde van de nalatenschap per datum van overlijden. De rechtbank heeft de vorderingen van de dochters beoordeeld en geconcludeerd dat, hoewel zij recht hebben op een legitieme portie, de exacte bedragen die zij vorderen niet kunnen worden toegewezen zonder verdere bewijsvoering en waardering van de nalatenschap. De rechtbank heeft de zaak verwezen naar de rol voor akte uitlaten, waarbij partijen de gelegenheid krijgen om hun standpunten verder toe te lichten. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige waardering van de nalatenschap en de rechten van legitimarissen in het erfrecht.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK MIDDELBURG
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 79586 / HA ZA 11-334
Vonnis van 25 april 2012
in de zaak van
1. [eiseres sub 1],
wonende te Koudekerke,
2. [eiseres sub 2],
wonende te Vlissingen,
eiseressen,
advocaat mr. G.W.J. van Dijke te Middelburg,
tegen
1. [gedaagde sub 1],
wonende te Biggekerke,
2. [gedaagde sub 2],
wonende te Biggekerke,
gedaagden,
advocaat mr. M.J.P. Leenders te Nieuwegein.
Partijen zullen hierna de dochters en [gedaagden] worden genoemd.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 28 september 2011
- het proces-verbaal van comparitie van 21 november 2011.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. [erflater] (verder: erflater) is op 5 mei 2006 overleden. Eiseressen zijn zijn enige kinderen. Hij was ten tijde van zijn overlijden niet gehuwd, noch geregistreerd partner. In zijn laatst gemaakte testament d.d. 12 november 2002 heeft hij zijn dochters onterfd en zijn broer en zus (gedaagden; verder [gedaagden]) tot enige erfgenamen benoemd. Hij heeft zijn broer tevens tot executeur benoemd. [gedaagden] hebben de nalatenschap zuiver aanvaard. De dochters hebben bij notariële akten van 30 september 2006 aanspraak gemaakt op hun legitieme porties.
2.2. De nalatenschap van erflater bevat per 5 mei 2006 de volgende vermogensbestanddelen:
Activa:
- alle aandelen in LaVo B.V. (die alle aandelen houdt in Camping Valkenisse B.V.)
- bank-, giro-, spaartegoeden, in totaal ad € 6.278,--
- beleggingen in aandelen ter waarde van € 363.498,--
- onroerende zaken:
- appartement gelegen in Vlissingen aan de Boulevard Bankert 670
- garages gelegen in Vlissingen aan de Van Dam van Isseltstraat
- garages gelegen in Koudekerke aan het Meulpad
- woning gelegen in Biggekerke aan de Valkenisseweg 51a
- woning gelegen in Biggekerke aan de Valkenisseweg 70
- woning gelegen in Zoutelande aan de Zilvermeeuw 7
- perceel grond gelegen in Biggekerke aan de Zuidweg
- garage gelegen in Vlissingen aan de Badhuisstraat
- appartement gelegen in Turkije/Alanya, Orient Palace Resort 225/18
- appartement gelegen in Turkije/Alanya, Orient Palace Resort B/73
- appartement gelegen in Turkije/Mahmutlar, Ataturkcad 181/nummer 8/A/2e
- diverse participaties ter waarde van in totaal € 342.500,--
- vordering inzake nalatenschap [D.] ad € 117.000,-- (11 juli 2006 in de boedel gestort)
- vordering op Menzis ad € 772,--
- roerende zaken:
- auto Peugeot 307, kenteken 66-NN-JL
- auto Mercedes-Benz 300 SEL3.5, bouwjaar 1970, kenteken DM-32-05
- inboedel
- uitkering kapitaalverzekering Avéro ad € 66.559,--
Passiva:
- rekening-courant schuld aan LaVo B.V. ad € 346.440,--
- lening van LaVo B.V. ad € 459.945,--
- hypothecaire geldlening Rabobank 3493.912.064 ad € 176.974,--
- hypothecaire geldlening Rabobank 3038.900.044 ad € 128.000,--
- hypothecaire geldlening Rabobank 3493.960.174 ad € 89.000,--
- kosten uitvaart erflater en grafsteen € 12.037,--.
2.3. Erflater heeft in 2004 aan ieder van de dochters € 4.342,-- geschonken en in 2005 aan dochter [eiser sub 2] nog eens € 4.303,--.
2.4. Aan ieder van de dochters zijn uitkeringen gedaan die worden beschouwd als voorschot op hun legitieme portie.
3. Het geschil
3.1. De dochters vorderen dat de rechtbank bij vonnis, zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
primair:
- voor recht verklaart dat de legitimaire aanspraak van [eiseres sub 1] € 1.711.500,10 bedraagt;
- voor recht verklaart dat [gedaagden] over de legitimaire aanspraak van [eiseres sub 1] vanaf 5 november 2006 wettelijke rente is verschuldigd, met dien verstande dat uitgekeerde voorschotten door [gedaagden] aan [eiseres sub 1] eerst in mindering strekken op de door [gedaagden] aan [eiseres sub 1] verschuldigde wettelijke rente (conform artikel 6:44 lid 1 BW);
- voor recht verklaart dat de legitimaire aanspraak van [eiseres sub 2] € 1.707.296,10 bedraagt;
- voor recht verklaart dat [gedaagden] over de legitimaire aanspraak van [eiseres sub 1] vanaf 5 november 2006 wettelijke rente is verschuldigd, met dien verstande dat uitgekeerde voorschotten door [gedaagden] aan [eiseres sub 2] eerst in mindering strekken op de door [gedaagden] aan [eiseres sub 2] verschuldigde wettelijke rente (conform artikel 6:44 lid 1 BW);
(naar de rechtbank begrijpt) subsidiair:
- [gedaagden] en meer in het bijzonder [gedaagde sub 1] (in zijn hoedanigheid als executeur van de nalatenschap) veroordeelt om bij betwisting door [gedaagden] van de door de dochters gestelde hoogte van hun legitieme porties/legitimaire aanspraken
- aan de dochters een overzicht van de omvang van de nalatenschap per 5 mei 2006 en per heden te verstrekken, op grond van artikel 4:148 juncto 4:78 BW;
- inzichtelijk te maken welke giften/schenkingen zij van erflater hebben ontvangen;
- aan de dochters informatie te verschaffen over de (wijze van) verkoop van verschillende goederen behorende tot de nalatenschap en in het bijzonder de verkoop van:
* (onroerende) goederen ondergebracht in LaVo B.V. en Camping Valkenisse B.V.
* verkoop van de tot de nalatenschap behorende auto’s
* de onroerende zaken welke zijn getaxeerd door Sinke Komejan en zijn genoemd in het als productie 6 (rechtbank: bij de dagvaarding) overgelegde overzicht
* de onroerende zaken van erflater in het buitenland
* de door erflater nagelaten inboedel
op grond van artikel 4:148 juncto 4:78 BW;
- aan de dochters informatie te verschaffen over de waarde en/of samenstelling van LaVo B.V. na verkoop van verschillende (onroerende zaken) binnen LaVo B.V. (en Camping Valkenisse B.V.) aan de heer [B.] en mevrouw [C.];
(naar de rechtbank begrijpt) primair en subsidiair:
- [gedaagden] veroordeelt in de proceskosten, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 dagen na dagtekening van het te wijzen vonnis.
3.2. De dochters stellen daartoe als volgt.
3.2.1. De nettowaarde van LaVo B.V. is € 5.116.699,41. De waarde van de onder r.o. 2.2 genoemde onroerende zaken is (in totaal) € 1.939.570,-- en de waarde van de auto’s Peugeot 307, kenteken 66-NN-JL en Mercedes-Benz 300 SEL3.5, bouwjaar 1970, kenteken DM-32-05 is per auto € 20.000,--. Daarnaast is er nog een Porsche Carrera Targa, bouwjaar 1973, met kenteken TB-BD-99 met een waarde van eveneens € 20.000,--, die tot de nalatenschap behoort. De waarde van de inboedel van de verschillende panden stellen de dochters op
€ 60.000,--. Daarbij moeten worden opgeteld: de waarde van de bank-, giro- en spaartegoeden, in totaal ad € 6.278,--, de waarde van de beleggingen in aandelen ad
€ 363.498,--, de waarde van de diverse participaties ad € 342.500,--, de vordering inzake de nalatenschap van [D.] ad € 117.000,--, de vordering op Menzis ad € 772,-- en de uitkering uit de kapitaalverzekering Avéro ad € 66.559,--. Aan schenkingen (r.o. 2.3) moet worden meegenomen een bedrag van in totaal € 12.888,--. Het actief van de nalatenschap bedraagt aldus € 8.075.764,41.
Het passief van de nalatenschap bedraagt in totaal (r.o. 2.2) € 1.212.396,--, zodat de legitimaire massa € 6.863.368,41 bedraagt. De legitieme portie is dan per persoon
€ 1.715.842,10 groot (namelijk ¼). Rekening houdend met de gedane giften komt [eiseres sub 1] € 1.711.500,10 toe en [eiseres sub 2] € 1.707.296,10.
3.2.2. Voor de waarde van LaVo B.V. gaan de dochters uit van een waarde van de activa en passiva van € 6.000.000,--. De fiscale (balans) waarde was € 1.650.351,--, zodat in de onderneming een stille reserve aanwezig was van € 4.349.649,--. Rekening houdend met een redelijke vennootschapsbelastinglatentie (Vpb-latentie) over de stille reserve van 15 % en een aanmerkelijk belangclaim (AB-claim) van 6,25 %, is de nettowaarde € 5.116.699,41.
3.2.3. De dochters hebben de 8 onroerende zaken gelegen in Nederland laten taxeren door Sinke Komejan Makelaardij. Die heeft de onderhandse verkoopwaarde van de diverse zaken in oktober 2008 per 5 mei 2006 getaxeerd op in totaal € 1.713.870,--. Na het overlijden van erflater zijn veel onroerende zaken verkocht. De dochters stellen dat voor de waardering van de onroerende zaken zoveel mogelijk moet worden uitgegaan van de gerealiseerde verkoopprijs.
Voor een pand in aanbouw in Spanje had erflater een bedrag aanbetaald. Uit de aangifte inkomstenbelasting 2005 blijkt dat het pand € 150.000,-- waard was. Onder verwijzing naar de aangifte recht van successie stellen de dochters dat de gemeubileerde panden in Turkije een waarde vertegenwoordigden van ten minste € 169.370,--.
3.2.4. De dochters stellen dat de drie auto’s relatief nieuw en/of exclusief zijn en achten een waarde van € 20.000,-- per auto niet onredelijk.
3.2.5. Zij stellen de waarde van de inboedel, aanwezig in de verschillende onroerende zaken, op grond van de welstand waarin erflater leefde op € 50.000,--.
3.2.6. De dochters stellen dat [gedaagden] vanaf 5 november 2006 wettelijke rente zijn verschuldigd over hun legitimaire aanspraken. Geen wettelijke rente is verschuldigd over het deel dat door middel van de uitgekeerde voorschotten reeds is betaald. Over die bedragen is wettelijke rente verschuldigd tot het moment van betaling, waarbij geldt dat de betaling eerst in mindering strekt op de verschuldigde rente.
3.2.7. Ter onderbouwing van hun subsidiaire vordering stellen de dochters belang te hebben bij en recht te hebben op informatie, in de dagvaarding nader aangegeven.
3.3. [gedaagden] voeren verweer.
3.3.1. Voor de waarde van LaVo B.V. moet worden uitgegaan van de nettowaarde van de aandelen in het economisch verkeer per 5 mei 2006. Zij betwisten dat de waarde van de activa en passiva € 6.000.000,-- was. Zij stellen die op het bedrag van de getaxeerde verkoopwaarde van de activa van camping Valkenisse: € 4.550.000,--. De accountant heeft de stille reserve berekend op € 3.159.664,--. Rekening houdend met een Vpb-latentie van 29,6 % (het geldende percentage in 2006) over de stille reserve en een AB-claim van 25 %, is de nettowaarde van de aandelen LaVo B.V. € 2.581.443,--. Wat er na 5 mei 2006 met de aandelen of de activa/passiva van LaVo B.V. is gebeurd, is niet relevant.
3.3.2. Zij stellen dat voor de waarde van de onroerende zaken de in de aangifte successiewet opgegeven waarden moeten worden aangehouden. Deze zijn zoveel mogelijk op taxaties per 5 mei 2006 gebaseerd (door Zwaan Makelaardij op 2 mei 2007 en 6 juni 2007) en door de belastingdienst als reële waarden in het economisch verkeer aanvaard. Van de taxaties van Sinke Komejan kan niet worden uitgegaan, omdat zij geen reëel beeld geven. Het zijn zogenaamde geveltaxaties, uitgevoerd in oktober 2008. Er was toen sprake van een stijgende markt en een aantal panden had inmiddels nieuwe eigenaren. De na 5 mei 2006 gerealiseerde verkoopprijs kan evenmin worden aangehouden. De dochters zouden hier in een dalende markt ook niet vanuit willen gaan.
De inlegwaarde voor het pand in aanbouw in Spanje ad € 150.000,-- is afgeboekt, wegens faillissement van de projectontwikkelaar. De aanbetaling is verloren gegaan.
Voor de panden in Turkije is voor de IB 2006 en de aangifte successie ten onrechte uitgegaan van een waarde van in totaal € 169.370,--. Achteraf bleek de totale waarde nog geen € 105.500,-- te zijn. Dit is per mail van 2 november 2009 aan alle betrokkenen meegedeeld.
3.3.3. De Porsche was eigendom van [gedaagde sub 1] en maakt geen deel uit van de nalatenschap. De Mercedes was in vergaande staat van ontbinding en niets meer waard. De Peugeot was € 19.500,-- waard.
3.3.4. [gedaagden] stellen dat in overleg met notaris Bouwman-Pijper die optrad voor de dochters, de inboedel niet is getaxeerd, omdat de taxatiekosten hoger zouden zijn dan de waarde van de inboedel. Zij betwisten dat de inboedel € 50.000,-- waard zou zijn.
3.3.5. [gedaagden] stellen dat naast de begrafeniskosten nog de volgende kosten zijn gemaakt:
taxatiekosten, notariskosten, onbetaald verlof executeur in de periode mei 2006 tot 1 januari 2008 en kosten opmaken aangiften belastingen.
3.3.6. [gedaagden] erkennen dat rente verschuldigd is en verwijzen naar een overeenkomst tussen partijen van 6 februari 2008.
3.3.7. [gedaagden] erkennen in reactie op de subsidiair ingestelde vordering van de dochters dat zij verplicht zijn inzage in en afschrift te geven van stukken die nodig zijn voor de berekening van de legitieme portie, voor zover die stukken in redelijkheid opgevraagd kunnen worden. Een groot aantal stukken is aan de dochters ter beschikking gesteld. [gedaagde sub 1] heeft als executeur voldaan aan zijn informatieplicht.
4. De beoordeling
4.1. Erflater is overleden na 1 januari 2003, zodat ingevolge artikel 68a lid 1 Overgangswet Nieuw Burgerlijk Wetboek, het thans geldende erfrecht op onderhavig geschil van toepassing is. Dit is ook overeenkomstig de wil van erflater. In zijn uiterste wil onder het kopje “wetgeving” heeft hij bepaald: “Ik bepaal dat de wet van toepassing is welke geldt ten tijde van mijn overlijden.”
4.2. De dochters zijn door erflater onterfd. Als legitimarissen zijn zij naar huidig recht geen erfgenaam. Zij hebben jegens de erfgenamen een aanspraak op geld. Deze aanspraak, de legitieme portie, bedraagt per persoon: de helft van de legitimaire massa, gedeeld door (in dit geval; want twee kinderen; geen echtgenoot) twee. De legitimaire massa bestaat in onderhavig geval uit de waarde van de goederen van de nalatenschap, vermeerderd met de waarde van de aan de dochters in 2004 en 2005 gedane giften – hierover bestaat tussen partijen geen geschil – en verminderd met de schulden van de nalatenschap vermeld in artikel 4:7 lid 1 aanhef en sub a, b en c. Op grond van artikel 4:6 BW is de peildatum voor de waarde van de goederen van de nalatenschap de datum van openvallen van de nalatenschap, dus de datum van overlijden van erflater, 5 mei 2006. Partijen zijn het erover eens dat voor de waardering van de goederen in de nalatenschap uitgegaan moet worden van de waarde daarvan in het economisch verkeer.
de primaire vordering
4.3. De rechtbank stelt voorop dat verklaringen voor recht worden gevorderd. Derhalve moet vast komen te staan dat de omvang van de legitieme portie het door de dochters gestelde bedrag is. Dit betekent dat wanneer één van de bestanddelen van de nalatenschap anders wordt gewaardeerd dan de dochters doen, de kans dat deze vordering niet toewijsbaar is, groot is. De kans dat het verschil precies wordt gecompenseerd met een verschil in de waardering van een ander vermogensbestanddeel is nihil te achten. Het staat de rechtbank niet vrij een verklaring voor recht voor een ander dan het gevorderde bedrag toe te wijzen.
4.4. de waarde van de aandelen in LaVo B.V.
4.4.1. De waarde van LaVo B.V. is de nettowaarde van de aandelen van LaVo B.V. op 5 mei 2006. Partijen verschillen van mening over de – bruto – waarde van de aandelen, de hoogte van het percentage Vpb over de stille reserve waarmee rekening moet worden gehouden en de hoogte van het percentage aanmerkelijk belang.
4.4.2. Beide partijen gaan voor de bepaling van de waarde van de aandelen van LaVo B.V. uit van de “going concern waarde” van camping Valkenisse B.V. (waarvan LaVo B.V. alle aandelen in eigendom heeft). In geschil is hoe hoog die waarde is.
[gedaagden] bepalen die waarde op het bedrag waarvoor (de activa van) camping Valkenisse B.V. voor verkoop is getaxeerd: € 4.550.000,--. De dochters stellen dat de activa van camping Valkenisse in januari 2008 zijn verkocht voor € 5.050.000,--, maar dat zij in de totstandkoming van de verkoopprijs geen inzicht hebben en dat zij de waarde op
€ 6.000.000,-- stellen.
4.4.3. De rechtbank overweegt reeds hier dat de dochters niet kunnen worden gevolgd in hun in dit verband gestelde vraag om inzage in de wijze waarop de verkoopovereenkomst tot stand is gekomen. Als legitimarissen hebben zij hierop geen recht. De aandelen van camping Valkenisse B.V. maken geen deel uit van de nalatenschap. In de nalatenschap vallen de aandelen van LaVo B.V. De erfgenamen zijn rechtsopvolgers onder algemene titel van deze aandelen en als zodanig bevoegd tot verkoop van (de activa van) camping Valkenisse en de legitimarissen staan hier buiten. Zij hebben slechts recht op inzage in stukken voor zover nodig voor de berekening van hun legitieme portie. De verkoopovereenkomst staat hiervoor in een te ver verwijderd verband.
4.4.4. De gerealiseerde verkoopprijs van de activa van camping Valkenisse kan een indicatie vormen voor de waarde van de aandelen van LaVo B.V. Zoals hiervoor is overwogen: beide partijen gaan voor de vaststelling van de waarde van de aandelen van LaVo B.V. uit van de (going concern) waarde van camping Valkenisse.
De dochters stellen deze op € 6.000.000,--. Zij onderbouwen deze aanname echter niet; niet in hun stellingen en evenmin in de onderliggende stukken. De rechtbank kan hier dan ook niet vanuit gaan. Zij stuit dan op het in r.o. 4.3 overwogen punt, zodat de primaire vordering zou moeten worden afgewezen, waarna wordt toegekomen aan de subsidiair ingestelde vordering. Deze lijn volgend overweegt de rechtbank ten aanzien van de subsidiaire vordering als volgt.
4.5. de subsidiaire vordering
Op grond van artikel 4:78 BW hebben de dochters jegens [gedaagden] en [gedaagde sub 1] als executeur recht op een overzicht van de omvang van de nalatenschap per 5 mei 2006 met het doel de omvang van hun legitieme portie te berekenen. Zoals is overwogen in r.o. 4.2 is de peildatum voor de waarde van de goederen van de nalatenschap en dus voor de bepaling van de omvang van de legitimaire masse, de datum van overlijden van erflater. De dochters hebben ingevolge artikel 4:78 BW geen recht op een overzicht van de omvang van de nalatenschap per heden en evenmin op informatie over de (wijze van) verkoop van verschillende goederen behorende tot de nalatenschap, zoals zij hebben gevorderd. Ook voor het vorderen van informatie over de waarde en/of samenstelling van LaVo B.V. na verkoop van verschillende (onroerende zaken) binnen LaVo B.V. (en Camping Valkenisse B.V.) aan de heer [B.] en mevrouw [C.] – hetgeen heeft plaatsgevonden in januari 2008, dus na 5 mei 2006 – bestaat geen rechtsgrond. Hetgeen de dochters onder het 3de en 4de gedachtenstreepje hebben gevorderd moet dan ook worden afgewezen, evenals het deel van de vordering onder het 1ste gedachtenstreepje dat ziet op een overzicht van de omvang van de nalatenschap per heden.
Resteert hetgeen is gevorderd onder het 1ste gedachtenstreepje voor zover dat ziet op een overzicht van de omvang van de nalatenschap per 5 mei 2006 en onder het 2de gedachtenstreepje. De dochters hebben recht op een overzicht van de omvang van de nalatenschap per 5 mei 2006 om hun legitieme portie te kunnen berekenen. [gedaagden] en [gedaagde sub 1] als executeur kunnen bovendien worden verplicht inzage te geven in eventuele giften/schenkingen die zij van erflater voor diens overlijden hebben ontvangen, aangezien deze, zoals is overwogen onder r.o. 4.2, deel uitmaken van de legitimaire massa.
In zoverre zou de subsidiaire vordering dus toewijsbaar zijn. Dit brengt partijen inhoudelijk echter mogelijk niet op het punt waarop zij wensen te geraken: de vaststelling van wat de dochters toekomt.
4.6. verder
In het civiele recht bepalen partijen wat zij ter beslissing aan de rechter willen voorleggen. Zowel uit de processtukken als uit hetgeen ter comparitie door partijen is verklaard, blijkt dat tussen partijen niet in geschil is dat de dochters recht hebben op uitkering van hun legitieme portie. Verder blijkt dat partijen duidelijkheid willen hebben over hoe groot die portie is. Uit de verklaringen ter comparitie lijkt te volgen dat zij zich niet, althans onvoldoende, bewust zijn van de hierboven geformuleerde dilemma’s. Teneinde een verrassingsbeslissing te voorkomen en uit proceseconomische overwegingen, zal de rechtbank partijen in de gelegenheid stellen zich bij akte nader over het gewenste vervolg van de procedure uit te laten.
5. De beslissing
De rechtbank
verwijst de zaak naar de rol van woensdag 6 juni 2012 voor akte uitlaten, eerst aan de zijde van eiseressen;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.K. van der Lende-Mulder Smit en in het openbaar uitgesproken op 25 april 2012.(