ECLI:NL:RBMID:2012:BY0299

Rechtbank Middelburg

Datum uitspraak
18 april 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
78099 / HA ZA 11-157
Instantie
Rechtbank Middelburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid van de rechtbank in geschil over algemene voorwaarden en arbitragebeding

In deze zaak heeft de Rechtbank Middelburg op 18 april 2012 uitspraak gedaan in een incident waarbij de gedaagde, Scheldebouw B.V., zich beroept op de onbevoegdheid van de rechtbank. De rechtbank heeft vastgesteld dat tijdens de precontractuele fase aan de orde is gesteld dat de algemene voorwaarden van Permasteelisa van toepassing zijn op de overeenkomst met Poly Products B.V. en dat deze voorwaarden zijn uitgereikt. De rechtbank oordeelt dat Scheldebouw in haar bewijsopdracht is geslaagd, wat betekent dat het arbitragebeding deel uitmaakt van de overeenkomst. Hierdoor is de rechtbank onbevoegd om de hoofdzaak te behandelen.

De procedure begon met een tussenvonnis op 31 augustus 2011, gevolgd door getuigenverhoren op 9 december 2011 en 16 maart 2012. Tijdens deze verhoren is vastgesteld dat er tijdens de onderhandelingen over de overeenkomst tussen Poly Products en Permasteelisa is gesproken over de toepasselijkheid van de algemene voorwaarden. De rechtbank heeft de verklaringen van getuigen, waaronder de directeur en projectmanager van Scheldebouw, in overweging genomen. Deze getuigen bevestigden dat de VMRG voorwaarden tijdens een bijeenkomst op 1 juni 2007 zijn besproken en uitgereikt.

De rechtbank concludeert dat de VMRG voorwaarden zijn overhandigd aan Poly Products, wat betekent dat de gedaagde in het incident, Scheldebouw, is geslaagd in haar bewijs. De rechtbank heeft vervolgens Poly Products veroordeeld in de proceskosten van het incident en de hoofdzaak, omdat zij als in het ongelijk gestelde partij wordt beschouwd. De kosten van het incident zijn begroot op € 1.130,-- en de kosten van de hoofdzaak op € 3.537,--. Het vonnis is openbaar uitgesproken door mr. E.K. van der Lende-Mulder Smit.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK MIDDELBURG
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 78099 / HA ZA 11-157
Vonnis in incident van 18 april 2012
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
POLY PRODUCTS B.V.,
gevestigd te Werkendam,
eiseres in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
advocaat mr. M.J. Noteboom te Gorinchem,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
SCHELDEBOUW B.V.,
(statutair) gevestigd te Middelburg,
gedaagde in de hoofdzaak,
eiseres in het incident,
advocaat mr. R.P.L.H. Burger te Capelle aan den IJssel.
Partijen zullen hierna Poly Products en Scheldebouw genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis in het incident van 31 augustus 2011
- het proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 9 december 2011
- het proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 16 maart 2012
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.
2. De verdere beoordeling in het incident
2.1. Scheldebouw is bij voornoemd tussenvonnis toegelaten door middel van getuigen te bewijzen dat tijdens de onderhandelingen in de precontractuele fase aan de orde is gesteld dat de door Permasteelisa gehanteerde algemene voorwaarden van toepassing zijn op de met Poly Products te sluiten overeenkomst en dat de betreffende voorwaarden aan Poly Products zijn uitgereikt. Scheldebouw heeft daartoe de heer [directeur], haar directeur, en de heer [projectmanager], projectmanager bij Scheldebouw, als getuigen doen horen.
Poly Products heeft in contra-enquête de heer [directeur B.], haar directeur, en de heer [technisch directeur B.], haar technisch directeur, als getuigen doen horen.
2.2. Het eerste deel van de bewijsopdracht betreft de vraag of tijdens de onderhandelingen in de precontractuele fase aan de orde is gesteld dat de door Permasteelisa gehanteerde algemene voorwaarden van toepassing zijn op de met Poly Products te sluiten overeenkomst.
Aan de hand van de overgelegde e-mailwisseling d.d. 24, 25 en 27 mei 2007 en de verklaringen van alle getuigen, zowel in enquête als in contra-enquête, kan het volgende worden vastgesteld. Nadat Poly Products haar offerte d.d. 16 mei 2007 aan Permasteelisa had doen toekomen hebben partijen per e-mail onder andere gecorrespondeerd over de van toepassing zijnde algemene voorwaarden. Permasteelisa heeft in haar e-mail d.d. 24 mei 2007 aan Poly Products in reactie op de offerte onder andere aangegeven dat uitsluitend haar algemene inkoopvoorwaarden geldig zijn, waarop Poly Products in haar mail d.d. 25 mei 2007 heeft verzocht haar die leveringsvoorwaarden te doen toekomen en heeft aangegeven dat zij na ontvangst daarvan zal beoordelen in hoeverre ze deze kan accepteren. Nadat Poly Products de algemene inkoopvoorwaarden van Permasteelisa had ontvangen heeft zij Permasteelisa verzocht haar eveneens de VMRG voorwaarden, die daarvan onderdeel uitmaken, te doen toekomen. Voorts kan uit de verklaringen van alle getuigen worden opgemaakt dat Poly Products de VMRG voorwaarden niet voorafgaand aan de bijeenkomst op 1 juni 2007 heeft ontvangen.
Uit de verklaringen van de getuigen [directeur], [projectmanager] en [technisch directeur B.] kan worden opgemaakt dat tijdens de bijeenkomst op 1 juni 2007, waarbij zij allen aanwezig waren, over de VMRG voorwaarden is gesproken.
Gelet op het vorenstaande kan worden geconcludeerd dat tijdens de onderhandelingen in de precontractuele fase aan de orde is gesteld dat de door Permasteelisa gehanteerde algemene voorwaarden van toepassing zijn op de met Poly Products te sluiten overeenkomst. In dit deel van de bewijsopdracht is Scheldebouw dan ook geslaagd.
2.3. Ten aanzien van het tweede deel van de bewijsopdracht, betreffende het uitreiken van de algemene voorwaarden, overweegt de rechtbank het volgende.
Getuige [projectmanager] verklaart dat de VMRG voorwaarden tijdens de vergadering op 1 juni 2007 handmatig zijn uitgereikt en dat hij er van uitgaat dat hij ze zelf aan Poly Products heeft uitgereikt. Hij verwijst ter onderbouwing van zijn verklaring naar de door hem gemaakte notities van die vergadering waarbij hij de zinsnede “leveringsvoorwaarden VMRG sturen” met rode pen heeft afgevinkt en verklaart daarbij dat het afvinken voor hem betekent dat die handeling is uitgevoerd. Verder verklaart getuige [projectmanager] dat tijdens de vergadering besproken is dat Poly Products nog eventuele op- en aanmerkingen op de voorwaarden kon maken en dat daarop de zinsnede 11 in het stuk van 1 juni 2007 ziet. Deze verklaring wordt ondersteund door hetgeen getuige [directeur] verklaart, namelijk: “hoewel ik me dat niet feitelijk kan herinneren zijn de VMRG voorwaarden toen (tijdens de vergadering op 1 juni 2007) wel overhandigd”. De enige verklaring die daar tegenover staat is van getuige [directeur B.], die verklaart dat hij de VMRG voorwaarden niet heeft gezien bij het gesprek op 1 juni 2007. De andere getuige in contra-enquête, [technisch directeur B.], verklaart dat er volgens hem geen algemene voorwaarden op tafel lagen tijdens de bijeenkomst op 1 juni 2007, althans dat hij ze niet als zodanig heeft herkend. De rechtbank is echter van oordeel dat aan deze verklaring minder waarde kan worden toegedicht aangezien getuige [technisch directeur B.], zoals hij zelf verklaart, zich niet heel erg met de algemene voorwaarden heeft bemoeid omdat hij vooral bij de technische zaken betrokken was en hij, vanwege de gesprekken met getuige [directeur B.], bij wie hij op de kamer zat, slechts iets meegekregen heeft over de kwestie met de algemene voorwaarden van Permasteelisa.
Het naar aanleiding van de vergadering op 1 juni 2007 opgemaakte stuk van diezelfde datum, waarin door Permasteelisa aan Poly Products de opdracht wordt verleend voor het leveren van de gevelpanelen, vermeldt onder punt 11 de zinsnede: ”Eventuele op en aanmerkingen op onze inkoopvoorwaarden z.s.m. bekend te maken, hierover dient nog overeenstemming te worden bereikt”. Het opnemen van een dergelijke zinsnede komt de rechtbank onlogisch voor indien de betreffende voorwaarden niet zijn overhandigd.
Uit verklaringen van alle getuigen blijkt dat partijen na 1 juni 2007 aan de slag zijn gegaan en dat er door Poly Products geen op of aanmerkingen zijn gemaakt over de van toepassing zijnde voorwaarden. Een dergelijke houding ligt minder voor de hand indien niet alle voorwaarden in het bezit waren van Poly Products, met name nu door hen voorafgaand aan de vergadering op 1 juni 2007 wel actief naar de op dat moment nog ontbrekende VMRG voorwaarden is gevraagd.
De rechtbank is gelet op de hiervoor genoemde omstandigheden en getuigenverklaringen van oordeel dat mag worden aangenomen dat de VMRG voorwaarden tijdens de bijeenkomst van 1 juni 2007 zijn uitgereikt aan Poly Products, zodat kan worden geconcludeerd dat Scheldebouw ook is geslaagd in het tweede deel van de bewijsopdracht.
2.4. Uit het vorenstaande volgt dat Scheldebouw is geslaagd in het haar opgedragen bewijs. Zoals reeds in voornoemd tussenvonnis is overwogen, kan dan worden geconcludeerd dat de algemene voorwaarden met het arbitragebeding in casu van toepassing zijn. De incidentele vordering zal derhalve worden toegewezen.
2.5. Poly Products zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten, welke aan de zijde van Scheldebouw worden begroot op een bedrag van
€ 1.130,-- (2,5 punt x tarief II) aan salaris advocaat.
Poly Products zal, nu de rechtbank zich in de hoofdzaak onbevoegd zal verklaren, ook in de kosten van de hoofdzaak worden veroordeeld. De kosten van Scheldebouw in de hoofdzaak worden begroot op een bedrag van € 3.537,-- voor vast recht.
3. De beslissing
De rechtbank
in het incident
3.1. wijst de vordering toe;
3.2. veroordeelt Poly Products in de kosten van het incident, aan de zijde van Scheldebouw tot op heden begroot op € 1.130,--,
3.3. verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
in de hoofdzaak
3.4. verklaart zich onbevoegd;
3.5. veroordeelt Poly Products in de proceskosten, aan de zijde van Scheldebouw tot op heden begroot op € 3.537,--.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.K. van der Lende-Mulder Smit en in het openbaar uitgesproken op 18 april 2012.(