vonnis
RECHTBANK MIDDELBURG
Vonnis in hoofdzaak en vrijwaringen van 2 mei 2012
in de zaak met zaaknummer / rolnummer: 72969 / HA ZA 10-186 van
1. [eiser sub 1 in zaak 72969],
wonende te Oost-Souburg,
2. [eiser sub 2 in zaak 72969],
wonende te Oost-Souburg,
eisers,
advocaat mr. M.W. Dieleman te Middelburg,
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
RRE B.V.,
gevestigd te Hoogerheide,
gedaagde,
advocaat mr. P.C.H. Jansen te Roosendaal,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
BOUWBEDRIJF [gedaagde sub 2 in zaak 72969] B.V.,
gevestigd te Heinkenszand,
gedaagde,
advocaat mr. K.M. Moeliker te Middelburg,
en in de zaak met zaaknummer / rolnummer 75196 / HA ZA 10-466 van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
BOUWBEDRIJF [eiser in zaak 75196],
gevestigd te Heinkenszand,
eiseres,
advocaat mr. K.M. Moeliker te Middelburg,
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
RRE B.V.,
gevestigd te Hoogerheide,
gedaagde,
advocaat mr. P.C.H. Jansen te Roosendaal,
2. de vennootschap onder firma
BOUWRAADHUIS V.O.F.,
gevestigd te Kruiningen,
gedaagde,
advocaat mr. K.P.T.G. Flos te Middelburg,
3. [gedaagde sub 3 in zaak 75196],
wonende te Arnemuiden,
gedaagde,
advocaat mr. K.P.T.G. Flos te Middelburg,
4. [gedaagde sub 4 in zaak 75196],
wonende te Yerseke,
gedaagde,
advocaat mr. K.P.T.G. Flos te Middelburg,
en in de zaak met zaaknummer / rolnummer 78845 / HA ZA 11-261
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
RRE B.V.,
gevestigd te Hoogerheide,
gedaagde,
advocaat mr. P.C.H. Jansen te Roosendaal,
2. de vennootschap onder firma
BOUWRAADHUIS V.O.F.,
gevestigd te Kruiningen,
gedaagde,
advocaat mr. K.P.T.G. Flos te Middelburg,
3. [gedaagde sub 3 in zaak 78845],
wonende te Arnemuiden,
gedaagde,
advocaat mr. K.P.T.G. Flos te Middelburg,
4. [gedaagde sub 4 in zaak 78845],
wonende te Yerseke,
gedaagde,
advocaat mr. K.P.T.G. Flos te Middelburg,
Partijen zullen hierna Roeting, [BOUWBEDRIJF], RRE en Bouwraadhuis genoemd worden.
1. De procedure in de hoofdzaak 72969
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 3 augustus 2011
- het proces-verbaal van comparitie van 14 december 2011
- de akte van Roeting c.s. tot vermeerdering van eis.
2. De feiten in de hoofdzaak 72969
2.1. RRE is vanaf 2008 eigenaar van het perceel Kanaalstraat 9 en 9a te Oost Souburg, gemeente Vlissingen. Zij heeft [BOUWBEDRIJF] opdracht gegeven op dat perceel een bedrijfspand te bouwen overeenkomstig een door RRE aangeleverd bestek. Nadat sloopwerkzaamheden waren uitgevoerd zijn op 29 september 2008 heiwerkzaamheden begonnen.
Die heiwerkzaamheden zijn uitgevoerd door Van Vliet Heiwerken B.V. [BOUWBEDRIJF] had met Van Vliet daartoe een overeenkomst gesloten.
Voorafgaande aan de werkzaamheden is door Van Steenbergen in opdracht van [BOUWBEDRIJF] een opnamerapport gemaakt van de woning van Roeting aan de Kanaalstraat 11 te Oost Souburg. Deze woning grenst direct aan het perceel van RRE.
De gemeente Vlissingen heeft naar aanleiding van klachten de heiwerkzaamheden stilgelegd vanaf 2 oktober 2008. [BOUWBEDRIJF] heeft na overleg met de gemeente het funderingsplan aangepast waarna op 9 oktober 2008 de heiwerkzaamheden zijn hervat. Omdat de trillingswaarden werden overschreden zijn de werkzaamheden weer stilgelegd tot 27 oktober 2008. Daarna is de fundering aangebracht met behulp van geboorde palen.
2.2. Tussen Roeting, [BOUWBEDRIJF] en de gemeente is tussentijds voortdurend overleg geweest.
Roeting heeft [BOUWBEDRIJF] aansprakelijk gesteld voor de schade aan zijn woning. [BOUWBEDRIJF] heeft daarop op 6 oktober 2008 voor zover hier relevant geantwoord:
“Wij betreuren de ontstane schade en zullen alles in het werk stellen omoverlast voor zover mogelijk te beperken. De huidige schade ontwikkeling was door architect en konstrukteur niet voorzien. Als bouwondernemer zijn wij, middels onze CAR-verzekering, financieel aansprakelijk voor de ontstane schade. Wel adviseren wij u ook uw eigen verzekering in kennis te stellen van de ontstane schade. Na beëindiging van de heiwerkzaamheden zullen wij buro van Steenbergen verzoeken e.e.a. bij u op te nemen en samen met u een plan van aanpak op te stellen om te komen tot herstel van de schade. Hierin zullen ook het ontwerpburo Bouwraadhuis en haar konstruktieburo worden betrokken. enz..”
Op 13 oktober 2008 heeft rijk aan Roeting geschreven:
“De heiwerkzaamheden met buispalen voor de nieuwbouw aan de Kanaalstraat 9 zijn afgerond. U heeft ons een aansprakelijkheidstelling gezonden. Wij verzoeken u om binnen vijf werkdagen een opgave te doen van de vermeende schade, zodat wij de zaak kunnen afhandelen. enz. “
2.3. Liberty expertisebureau BV is vervolgens door de aansprakelijkheidsverzekeraar van [BOUWBEDRIJF] ingeschakeld om de claim van Roeting te behandelen. Tussen Liberty, Roeting en zijn adviseur Bouwbedrijf Joziasse is overleg geweest.
Bij brief van 19 mei 2009 heeft de aansprakelijkheidsverzekeraar van [BOUWBEDRIJF], Fortis, de aansprakelijkheid voor de schade afgewezen.
3. Het geschil in de hoofdzaak 72969
3.1. Roeting c.s. vordert na wijziging van eis samengevat – hoofdelijke veroordeling van RRE tot betaling van € 27.006,08, vermeerderd met de wettelijke rente over
€ 26.346,08 en de proceskosten.
Ter onderbouwing van deze vordering stelt Roeting het volgende.
Naast zijn woning aan de Kanaalstraat 11 te Oost Souburg hebben in september en oktober 2008 heiwerkzaamheden plaatsgevonden die hebben geleid tot de schade die nu van gedaagden wordt gevorderd.
RRE is als opdrachtgever van [BOUWBEDRIJF] aansprakelijk voor die schade omdat zij [BOUWBEDRIJF] onvoldoende heeft geinstrueerd. Tevens is zij aansprakelijk op grond van het burenrecht art. 5:37 BW, het toebrengen van hinder.
[BOUWBEDRIJF] is aansprakelijk omdat zij werk heeft laten uitvoeren dat tot schade heeft geleid. De heiwerkzaamheden zijn door een ander bedrijf uitgevoerd, maar [BOUWBEDRIJF] blijft als hoofdaannemer aansprakelijk. Roeting wijst er op dat [BOUWBEDRIJF] ook aansprakelijkheid heeft erkend, maar dat de verzekeringsmaatschappij van [BOUWBEDRIJF] de aansprakelijkheid later heeft afgewezen.
Met betrekking tot de schade zelf heeft Roeting verwezen naar een door aannemer Joziasse opgemaakt schaderapport.
3.2. RRE voert verweer. [BOUWBEDRIJF] is niet te beschouwen als een ondergeschikte voor wie zij aansprakelijk is. RRE is een beheermaatschappij en zij en [BOUWBEDRIJF] vormen geen eenheid van onderneming.
RRE is evenmin aansprakelijk op grond van hinder als bedoeld in art. 5:37 BW. Zij heeft de bouwwerkzaamheden niet zelf uitgevoerd. Als er al hinder is geweest, dan is die veroorzaakt door [BOUWBEDRIJF], niet door RRE.
RRE heeft de hoogte van de schade betwist.
3.3. [BOUWBEDRIJF] stelt dat zij heeft ingeschreven op een bestaand bestek. De overeenkomst van aanneming van werk met RRE behelsde de uitvoering hiervan. Ten behoeve van het heien is door aannemer Van Straaten de grond onder Kanaalstraat 9/9a gesondeerd en op basis daarvan is een heiplan gemaakt. In het bestek was de wijze van heien beschreven. Het was aan [BOUWBEDRIJF] dit plan uit te (doen) voeren. Dat is gebeurd door Van Vliet Heiwerken. [BOUWBEDRIJF] is niet aansprakelijk voor fouten van Van Vliet, er is geen sprake van eenheid van onderneming. Het werk van heier is niet “bedrijfseigen” aan dat van [BOUWBEDRIJF]. Zij was bovendien alleen formeel opdrachtgever van VanVliet Heiwerken, materieel was dit RRE.
[BOUWBEDRIJF] betwist onrechtmatig gehandeld te hebben. Bouwraadhuis is verantwoordelijk voor het ontwerp dat door haar is uitgevoerd.
[BOUWBEDRIJF] heeft betwist dat zij in haar brief van 6 oktober 2008 aansprakelijkheid heeft erkend.
Subsidiair heeft [BOUWBEDRIJF] zich erop beroepen dat Roeting bij de vooropname van zijn huis ten onrechte niet heeft gemeld dat de aanbouw aan zijn woning niet gefundeerd was. Meer subsidiair wordt door [BOUWBEDRIJF] het causaal verband betwist.
4. De beoordeling in de hoofdzaak 72969
4.1. RRE is als opdrachtgever van [BOUWBEDRIJF] niet aansprakelijk voor schade die aan het woonhuis van Roeting is ontstaan. Gesteld noch gebleken is dat RRE zelf een handeling heeft verricht die als onrechtmatig tegenover Roeting kan worden gekwalificeerd.
Ook van hinder in de zin van art. 5:37 BW is geen sprake. Onder dat begrip “hinder” kunnen wel de trillingen zelf als gevolg van het heien, maar dat bedoelt Roeting duidelijk niet. Het gaat hem om de als gevolg van de trillingen aan zijn huis toegebrachte schade en daar is art. 5:37 BW niet voor geschreven.
De rechtbank verwerpt ook het argument van Roeting dat sprake zou zijn van eenheid van onderneming. RRE is een beheermaatschappij die opdrachten geeft aan een aannemer. [BOUWBEDRIJF] is dan ook niet te beschouwen als een niet ondergeschikte die in opdracht van RRE werkzaamheden ter uitvoering van diens bedrijf heeft verricht. Daarvoor liggen de activiteiten van de bedrijven te ver uit elkaar: beheren door RRE en bouwwerken tot stand brengen door [BOUWBEDRIJF].
De vorderingen jegens RRE zullen dus worden afgewezen. Roeting zal worden veroordeeld in de kosten van de procedure die RRE tot aan deze uitspraak heeft gemaakt. Deze kosten zijn:
4.2. Met betrekking tot de aansprakelijkheid van [BOUWBEDRIJF] overweegt de rechtbank als volgt. Het belangrijkste argument van Roeting, namelijk dat [BOUWBEDRIJF] aansprakelijkheid heeft erkend, gaat op. Zowel in haar brief van 6 oktober 2008 als in die van 13 oktober 2008, valt dat te lezen. Roeting heeft dat, gezien de context waarin die brief is geschreven, zo kunnen begrijpen en [BOUWBEDRIJF] moet dat zo hebben bedoeld. [BOUWBEDRIJF] was de hoofdaannemer en in die hoedanigheid verantwoordelijk voor de uit te voeren werkzaamheden, ook die van onderaannemer Van Vliet Heiwerken. [BOUWBEDRIJF] heeft zich ook zo gedragen. Het opnamerapport van Van Steenbergen, opgemaakt voorafgaande aan de heiwerkzaamheden, moest naar [BOUWBEDRIJF] worden teruggestuurd. Roeting heeft [BOUWBEDRIJF] aangesproken in verband met de trillingen en de als gevolg daarvan ontstane beschadiging van zijn huis. Roeting heeft verder ook met [BOUWBEDRIJF] contact gehad over het vervolg. Het is de verzekeringsmaatschappij van [BOUWBEDRIJF] die zich op een ander standpunt stelt, maar dat kan die eerdere erkenning door [BOUWBEDRIJF] zelf niet teniet doen.
4.3. De overige argumenten van [BOUWBEDRIJF] die de aansprakelijkheid betreffen, kunnen dan verder buiten beschouwing worden gelaten.
Uit de overgelegde rapporten van Van Steenbergen van 24 september 2008, Joziasse
van 6 oktober 2008 en Liberty expertisebureau van 29 oktober 2008 concludeert de rechtbank dat als gevolg van de trillingen, veroorzaakt door de heiwerkzaamheden die zijn uitgevoerd tussen 29 september 2008 en 27 oktober 2008, schade is ontstaan aan de woning van Roeting. Het causale verband tussen de werkzaamheden en de schade staat daarmee vast.
4.4. Van eigen schuld van de zijde van Roeting omdat hij niet gemeld zou hebben dat de aanbouw aan zijn woning niet gefundeerd zou zijn is geen sprake. Voor zover de stelling over de fundering al juist zou zijn, heeft [BOUWBEDRIJF] heeft niet aangegeven op welke wijze dat invloed zou hebben gehad op haar plannen. Overigens had het op de weg van [BOUWBEDRIJF] gelegen naar deze omstandigheid te informeren of onderzoek te doen als dat van belang was voor het heiplan.
4.5. Resteert de vraag hoe groot de schade is. Roeting legt ter onderbouwing de offerte van Joziasse over. [BOUWBEDRIJF] heeft daarop inhoudelijke kritiek. Deze zal moeten worden getoetst. De rechtbank zal hiervoor een deskundige te benoemen die aan de hand van de rapporten van Van Steenbergen, Liberty expertisebureau en de offerte van Joziasse een begroting van de schade opstelt. Wellicht kunnen partijen hier ook in onderling overleg uitkomen.
4.6. De zaak zal naar de rol verwezen worden. Partijen kunnen zich er dan over uitlaten of zij de benoeming van één of drie deskundigen wensen en ook een deskundige voorstellen. Zij kunnen vragen formuleren die zij nuttig achten voor de beoordeling door de deskundige.
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.
5. De beslissing in de hoofdzaak 72969
verwijst de zaak naar de rol van 16 mei 2012 zodat partijen, Roeting als eerste en daarna [BOUWBEDRIJF], zich kunnen uitlaten als bedoeld onder 4.6;
houdt iedere verdere beslissing aan.
6. De procedure in de vrijwaringzaak 75196
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 3 augustus 2011
- het proces-verbaal van comparitie van 14 december 2011
7. De feiten in de vrijwaringzaak 75196
[BOUWBEDRIJF] is als hoofdaannemer door Bouwraadhuis uitgenodigd offerte uit te brengen voor de nieuwbouw van een woon- en winkelpand aan de Kanaalstraat 9 te Oost Souburg, gemeente Vlissingen. Bouwraadhuis heeft het bestek/ontwerp opgesteld. In dat bestek/ontwerp stond aangegeven op welke wijze geheid moest worden. RRE was formeel opdrachtgever. Het werk is [BOUWBEDRIJF] gegund en tussen RRE en [BOUWBEDRIJF] is een overeenkomst van aanneming van werk tot stand gekomen. Op deze overeenkomst is de AVA 1992 van toepassing.
Door Van der Straaten Aannemingsmaatschappij zijn in 2003 en 2008 sondeerrapportages opgesteld. Van de belendende percelen is in opdracht van RRE voorafgaande aan het heien, een opnamerapport gemaakt door Van Steenbergen. Er is gekozen voor een trillingsarme heimethode met een grondverdringende buispaal. De heiwerkzaamheden zijn uitgevoerd door Van Vliet heiwerken B.V. in opdracht van [BOUWBEDRIJF]. Tijdens die werkzaamheden, die zijn gestart op 29 september 2008, hebben omwonenden geklaagd over overlast door trillingen. Het werk is tweemaal stilgelegd. Uiteindelijk is gekozen voor een andere funderingsmethode.
Op verzoek van de aansprakelijkheidsverzekeraar van [BOUWBEDRIJF] heeft Liberty Expertisebureau B.V. onderzoek uitgevoerd naar de door Roeting gestelde schade en oorzaak daarvan. Zij heeft daarvan een rapport opgemaakt.
8. Het geschil in de vrijwaringzaak 75196
8.1. [BOUWBEDRIJF] stelt dat RRE haar dient te vrijwaren voor de aanspraken van Roeting in de hoofdprocedure. De primaire grondslag voor de vordering is toerekenbare tekortkoming of onrechtmatige daad en de van algemene voorwaarden. Als er schade is geleden is er in het voorgeschreven ontwerp kennelijk ten onrechte gekozen voor de hier toegepaste methode, aldus [BOUWBEDRIJF].
[BOUWBEDRIJF] had ten aanzien van deze methode, die afkomstig was van een professionele en deskundige opdrachtgever, geen waarschuwingsplicht. Zij behoefde de methode slechts marginaal te toetsen. De subsidiaire grondslag is hoofdelijke aansprakelijkheid voor dezelfde schade op grond van art. 6:101/6:102 en 6:10/6:11 BW.
RRE is verantwoordelijk voor het ontwerp dat in haar opdracht is gemaakt. [BOUWBEDRIJF] heeft ingetekend op een bestaand bestek en voorgeschreven materiaal omschrijving. Schadelijke gevolgen moeten dan ook voor rekening van RRE komen. [BOUWBEDRIJF] heeft verwezen naar art. 4 AVA 1992 waarin de aansprakelijkheid van de opdrachtgever is geregeld.
8.2. RRE doet ook een beroep op de AVA 1992 die tussen partijen van toepassing is. In die overeenkomst wordt verwezen naar de werk- materiaalomschrijving die is opgesteld door Bouwraadhuis. In art. 2.1.5. is bepaald dat de aannemer voor het gehele werk een brand- en stormschadeverzekering, met daaraan gekoppeld een CAR verzekering afsluit. [BOUWBEDRIJF] heeft een dergelijke verzekering afgesloten. Tot de kring van verzekerden behoort dan niet alleen [BOUWBEDRIJF], maar zelfs RRE. [BOUWBEDRIJF] lijdt dan zelf geen schade. Subsidiair beroept zij zich op de van toepassing zijnde UAV 1989 waarin een soortgelijke regeling is opgenomen.
Als [BOUWBEDRIJF] zich niet heeft verzekerd, dan heeft zij niet voldaan aan haar contractuele verplichting jegens RRE en blijft zij aansprakelijk voor de schade, zonder dat zij die schade weer op RRE kan verhalen.
Subsidiair stelt RRE dat zij ten behoeve van de bouw deskundigen ingeschakeld heeft, waaronder Van Vliet Heiwerken en die is geïnstrueerd zo trillingsarm mogelijk te werken.
Zij heeft geconcludeerd tot afwijzing van de vorderingen met veroordeling van [BOUWBEDRIJF] in de kosten, inclusief de nakosten.
8.3. [BOUWBEDRIJF] stelt dat Bouwraadhuis haar dient te vrijwaren op grond van onrechtmatige daad jegens [BOUWBEDRIJF] en subsidiair hoofdelijke aansprakelijkheid van [BOUWBEDRIJF] en Bouwraadhuis als gevolg van aansprakelijkheid voor dezelfde schade.
Indien Roeting schade heeft geleden heeft Bouwraadhuis kennelijk ten onrechte gekozen voor de hier toegepaste methode van heien. Dat is onrechtmatig ten opzichte van [BOUWBEDRIJF] die gebonden was aan het bestek waarop zij had ingeschreven.
8.4. Bouwraadhuis stelt dat de vordering van [BOUWBEDRIJF] onvoldoende is onderbouwd. Het is niet Bouwraadhuis die heeft gekozen voor de heimethode, maar het bureau Faktor. Juridisch houdt de redenering van [BOUWBEDRIJF] geen stand omdat uit het enkele feit dat er bij een belending zaakschade ontstaat, niet kan worden afgeleid dat Bouwraadhuis verwijtbaar onzorgvuldig heeft gehandeld, zeker niet ten opzichte van [BOUWBEDRIJF]. Ook is niet onderbouwd dat het ontwerp ondeugdelijk en/of schadeveroorzakend was. De schade was in ieder geval niet voorzienbaar. Er is gekozen voor een ook ter plaatse gebruikelijk heimethode.
Bouwraadhuis heeft zelf zorgvuldig gehandeld door een gespecialiseerd bedrijf te vragen de berekening voor het heien te maken.
Er is geen grond voor hoofdelijke aansprakelijkheid met RRE omdat Bouwraadhuis niet onrechtmatig heeft gehandeld.
Zij heeft geconcludeerd tot afwijzing van de vorderingen.
9. De beoordeling van het geschil in de vrijwaringzaak 75196
9.1. De enige grondslag voor de vordering tot vrijwaring die [BOUWBEDRIJF] stelt, is dat door RRE kennelijk ten onrechte is gekozen voor de toegepaste methode van heien. Daarmee is de vordering onvoldoende onderbouwd. Op die grond kan de vordering van [BOUWBEDRIJF] dus niet worden toegewezen.
9.2. De stelling dat RRE [BOUWBEDRIJF] moet vrijwaren op grond van de toepasselijke voorwaarden gaat ook niet op.
[BOUWBEDRIJF] heeft als aannemer een opdracht van RRE aanvaard. Op die opdracht zijn de AVA 1992 van toepassing. Op grond daarvan heeft [BOUWBEDRIJF] een CAR-verzekering moeten afsluiten. Het doel van een dergelijke verzekering is om onder andere de opdrachtgever te vrijwaren voor aanspraken. Als [BOUWBEDRIJF] een dergelijke verzekeringsovereenkomst heeft afgesloten dan kan zij zich vervolgens niet verhalen op RRE. Dat is in strijd met de inhoud en de bedoeling van art. 2.1.5. AVA 1992. Als [BOUWBEDRIJF] die verzekeringsovereenkomst niet heeft afgesloten dan kan zij, gelet op wat zij met RRE is overeengekomen, de gevolgen daarvan niet op RRE afwentelen.
9.3. Voor hoofdelijke aansprakelijkheid is het nodig dat ieder van de gedaagden onrechtmatig heeft gehandeld. Omdat het handelen van RRE niet als zodanig wordt beoordeeld is voor hoofdelijke aansprakelijkheid met Bouwraadhuis geen grond.
De vordering op RRE tot vrijwaring wordt dus afgewezen. [BOUWBEDRIJF] zal worden veroordeeld in de kosten. Deze kosten van RRE zijn:
9.4. [BOUWBEDRIJF] stelt dat gelet op het gevolg van het heien Bouwraadhuis dus ten onrechte voor een verkeerde methode heeft gekozen. Daarmee heeft [BOUWBEDRIJF] niet onderbouwd welke fout Bouwraadhuis verweten wordt. Voor zover de vordering op die grond is gebaseerd moet die dus worden afgewezen.
Voor aansprakelijkheid op grond van hoofdelijkheid is het nodig dat ieder der gedaagden onrechtmatig heeft gehandeld. Omdat dit voor Bouwraadhuis niet kan worden vastgesteld vervalt de grond voor die aansprakelijkheid.
De vorderingen van [BOUWBEDRIJF] jegens Bouwraadhuis zullen dus worden afgewezen. [BOUWBEDRIJF] zal worden veroordeeld in de kosten. Deze kosten zijn:
10. De beslissing in de vrijwaringzaak 75196
De rechtbank
wijst de vorderingen jegens RRE af;
veroordeelt [BOUWBEDRIJF] in de proceskosten tot op deze uitspraak aan de zijde van RRE gevallen zijnde € 1.158,00, te vermeerderen met de wettelijke rente indien betaling niet veertien dagen na het wijzen van dit vonnis heeft plaatsgevonden en te vermeerderen met de nakosten ad € 131,00 zonder betekening van het vonnis, dan wel € 191,00 indien het vonnis moet worden betekend;
wijst de vorderingen jegens Bouwraadhuis af;
veroordeelt [BOUWBEDRIJF] de in de proceskosten tot op deze uitspraak aan de zijde van Bouwraadhuis gevallen, zijnde € 1.693,00.
11. De procedure in de vrijwaringzaak 78845
De rechtbank verwijst naar:
- het comparitievonnis van 24 augustus 2011
- proces verbaal van comparitie van partijen van 14 december 2011.
12. De feiten in de vrijwaringzaak 78845
RRE heeft in Oost Souburg, gemeente Vlissingen, een woon/winkelpand laten bouwen door de aannemer [BOUWBEDRIJF]. De tekeningen en het bestek zijn verzorgd door Bouwraadhuis. Onderdeel van de werkzaamheden was het heien. Vanwege de trillingen die dit veroorzaakte is het heien tweemaal stilgelegd door de gemeente. Uiteindelijk is voor een andere heimethode gekozen.
De aannemer [BOUWBEDRIJF] en haar opdrachtgever RRE zijn door Roeting, eigenaar van een belendende perceel, aansprakelijk gesteld voor de door hem gestelde schade aan zijn woning.
13. Het geschil en de beoordeling in de vrijwaringzaak 78845
13.1. RRE vordert dat Bouwraadhuis haar vrijwaart voor eventuele aanspraken van de aannemer [BOUWBEDRIJF] jegens RRE. Bouwraadhuis heeft verweer gevoerd.
13.2. De vorderingen die [BOUWBEDRIJF] tegen RRE heeft ingesteld worden afgewezen. Daarmee vervalt de grond voor vrijwaring. De vorderingen van RRE zullen dus worden afgewezen. RRE zal worden verwezen in de proceskosten. Deze kosten zijn:
14. De beslissing in de vrijwaringzaak 78845
veroordeelt RRE in de proceskosten tot op deze uitspraak aan de zijde van Bouwraadhuis gevallen zijnde € 1.158,00.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.A. Witsiers en in het openbaar uitgesproken op 2 mei 2012.