ECLI:NL:RBMID:2012:BY0083

Rechtbank Middelburg

Datum uitspraak
2 mei 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
80138 / HA ZA 11-366
Instantie
Rechtbank Middelburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid stuwadoors voor brand in schip door vermoedelijke sigarettenpeuk

In deze zaak vorderde de eigenaar van het zeeschip 'Maasborg' schadevergoeding van de stuwadoors, vertegenwoordigd door Verbrugge Zeeland Terminals B.V., na een brand in het ruim van het schip. De brand ontstond op 26 november 2009, nadat de lading houtpulp was gelost. Bij het openen van de luiken kwam rook en brandgeur vrij, waarna de brandhaard werd ontdekt. De eigenaar stelde dat de brand was veroorzaakt door een nog brandende sigaret, mogelijk achtergelaten door een van de stuwadoors. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was om de aansprakelijkheid van Verbrugge vast te stellen. Hoewel er een leeg sigarettenpakje van het merk Marlboro in het ruim werd aangetroffen, was er geen bewijs dat dit pakje toebehoorde aan de stuwadoors of dat er daadwerkelijk een brandende sigaret was achtergelaten. De rechtbank concludeerde dat de exacte oorzaak van de brand niet kon worden vastgesteld en dat er geen verband was tussen de stuwadoors en de brand. De vordering van de eigenaar werd afgewezen, en hij werd veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK MIDDELBURG
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 80138 / HA ZA 11-366
Vonnis van 2 mei 2012
in de zaak van
[eiser],
wonende te Assen, gemeente Assen,
eiser,
advocaat: mr. C.J. IJdema te Middelburg.
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
VERBRUGGE ZEELAND TERMINALS B.V.,
statutair gevestigd en kantoorhoudende te Ritthem, gemeente Vlissingen,
gedaagde,
advocaat: mr. J.P. Quist te Middelburg.
Partijen zullen hierna [eiser] en Verbrugge genoemd worden.
1. De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 8 februari 2012;
- een brief van 14 februari 2012 van de zijde van [eiser];
- het proces-verbaal van comparitie van 29 februari 2012.
2. De feiten
2.1. De “Maasborg” is een zeegaand “general cargo” schip dat in eigendom is van [eiser].
2.2. Op 16 november 2009 is de Maasborg geladen met 1811 balen houtpulp in ruim I en 2 in laadhaven I in Kaskinen, Finland, met bestemming Vlissingen. In laadhaven 2 in Kemi, Finland, zijn 873 balen houtpulp geladen in ruim 2 met bestemming Bremen.
2.3. De balen houtpulp waren elk afzonderlijk verpakt in vellen papier en door middel van staaldraden samengebonden tot “units” van ieder zes balen.
2.4. Houtpulp is een grondstof voor papier en wordt aangemerkt als niet zelfontbrandend.
2.5. Op 18 november 2009 is de voor Bremen bestemde lading gelost uit ruim 2.
Ruim 1 is toen door de bemanning geïnspecteerd, waarbij geen bijzonderheden werden aangetroffen.
2.6. Het schip is op 23 november 2009 vertrokken met bestemming Vlissingen.
2.7. De Maasborg is op 25 november 2009 om ongeveer 17:00 uur afgemeerd aan de terminal van Verbrugge in Vlissingen Sloehaven.
Om 21:00 uur is een losploeg van Verbrugge begonnen met het lossen van ruim I. Ten tijde van het lossen waren doorlopend drie stuwadoors van Verbrugge in het ruim aanwezig.
Om 23:30 uur is men gestopt met het lossen. Het ruim werd afgesloten, met nog 670 units in het ruim.
2.8. Op 26 november 2009 is van 07:30 uur tot 19:30 uur ruim 2 gelost. Vervolgens zou de lossing van ruim I worden voortgezet. Om 19:25 uur is door de bemanning van de Maasborg een luik van ruim I geopend. Bij het openleggen kwamen rook en een brandgeur uit het ruim. Ruim I werd daarop direct afgesloten en onder CO2 gezet.
2.9. Op 28 november 2009 is het lossen van ruim I voortgezet en voltooid. De nog aanwezige lading houtpulp in ruim I bleek te zijn beschadigd.
2.10. Tijdens de loswerkzaamheden op 28 november 2009 werd in ruim I een leeg sigarettenpakje van het merk Marlboro gevonden op de plaats van de brandhaard.
2.11. Diverse experts van de zijde van [eiser] hebben de oorzaak van de brand onderzocht.
Uit het rapport van I.TEK B.V. (productie 3 bij de dagvaarding) blijkt het volgende:
“(…) Tijdens onderzoek aan de door vuur aangetaste pakken werd vastgesteld, dat bij geen van de aanwezige pakken een verbranding aanwezig was, die zou kunnen zijn veroorzaakt door een proces dat was ontstaan vanuit de binnenzijde van de pakken houtpulp. (…)
Tevens werd vastgesteld, dat bij de meeste door vuur aangetaste pakken uitsluitend de aan de buitenzijde aanwezige verpakking van de afzonderlijke balen verbrand was op die plaatsen, waar ook het houtpulp verbrand was.
Op grond hiervan werd tijdens het onderzoek vastgesteld, dat de aan deze pakken aangetroffen brandschade moet zijn veroorzaakt door vuur, afkomstig vanaf de buitenzijde van de pakken. (…)
Tijdens het onderzoek werd door opdrachtgever bekend gemaakt, dat door één van de tijdens het lossen aanwezige personen op een gegeven moment tussen de pakken pulp de verpakking van een leeg pakje sigaretten van het merk Marlboro was aangetroffen. (…)
Op grond van deze test werd vastgesteld, dat indien een brandende sigarettenpeuk bij de pulp wordt bijgebracht, deze brandende peuk in staat is in de pulp een smeulende brand te veroorzaken en dat het smeulproces zichzelf onderhoudt en voortzet.(…)
De schade aan de pakken houtpulp als gevolg van een brand was uitsluitend aanwezig aan de in het midden van het ruim aanwezige pakken met houtpulp, op de plaats waar een niveauverschil in de lading aanwezig was.
Op deze plaats en in de directe omgeving daarvan waren geen zaken zoals verlichting of (elektrische) apparatuur aanwezig aan de hand waarvan het ontstaan van de brand zou kunnen worden verklaard. (…)
Het proces van smeulen past geheel bij het aan de verbrande pakken aangetroffen brandbeeld. (…)”
De schade aan de in de Maasborg aanwezige pakken pulp kan uitsluitend zijn ontstaan als gevolg van het al dan niet opzettelijk bijbrengen of achterlaten van vuur, mogelijk in de vorm van een onvoldoende gedoofde sigarettenpeuk. (…)”
Voornoemde bevindingen van de expert van I.TEK B.V. worden bevestigd in het rapport van Van Ameyde Marine (productie 1 bij de dagvaarding) en in het rapport van N.V. Beeckman De Vos (productie 6 bij de dagvaarding).
De experts van Van Ameyde Marine en N.V. Beeckman De Vos hebben beiden vastgesteld dat op een afstand van acht meter geteld vanaf de “forward bulkhead” (rechtbank: het voorste schot), in het midden van het ruim, een aantal units brandschade hadden en dat deze plek dient te worden aangemerkt als brandhaard. Verder hebben zij vastgesteld dat op de plaats van de brandhaard een leeg sigarettenpakje van het merk Marlboro is gevonden. Voorts komen beide experts in hun rapporten onder meer tot de conclusie dat de brand- en rookschade is veroorzaakt door een externe warmtebron in ruim I. In het rapport van Van Ameyde Marine wordt hierover het volgende gezegd: “(…) In our opinion there can be no other explanation for the fire as that is has been caused by a “still” burning cigarette that has or thrown in between the units and which had most likely initially set a wrapper in fire. (…)”
2.12. In het rapport van Cunningham & Lindsey (productie 1 bij conclusie van antwoord), de expert van de zijde van Verbrugge, wordt onder meer bevestigd dat houtpulp niet zelfontbrandend is, dat de plek van de brandhaard gelegen is op acht meter van het voorste schot in het midden van het ruim en dat in die omgeving een sigarettenpakje van het merk Marlboro is gevonden. In het rapport wordt echter ook benadrukt dat er geen directe bron kan worden aangewezen die de lading houtpulp heeft doen ontbranden. Zo zijn er geen restanten van een sigaret gevonden. De directe bron die de brand heeft veroorzaakt, is onduidelijk.
3. Het geschil
3.1. [eiser] vordert - na vermindering van eis - dat de rechtbank bij vonnis voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. voor recht verklaart dat Verbrugge jegens [eiser] ter zake van de schade veroorzaakt door de brand aan boord van de Maasborg op 26 november 2009 aansprakelijk is;
II. Verbrugge veroordeelt om aan [eiser] te betalen een bedrag van € 68.453,03 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 26 november 2009, althans vanaf de dag van de aansprakelijkstelling zijdens [eiser] jegens Verbrugge op 30 november 2009, althans de dag der dagvaarding;
III. Verbrugge veroordeelt tot betaling aan [eiser] van al hetgeen [eiser] naar aanleiding van de brand op 26 november 2009 mogelijk aan ladingbelanghebbenden ter zake van schade aan de lading verschuldigd is of zal worden;
IV. Verbrugge veroordeelt tot het vergoeden van de buitengerechtelijke kosten ingevolge Rapport Voorwerk II;
V. Verbrugge veroordeelt tot het vergoeden van de kosten van deze procedure rechtens.
3.2. Ter onderbouwing van zijn vorderingen stelt [eiser] het volgende.
[eiser] heeft ten gevolge van de brand schade geleden en houdt Verbrugge hiervoor aansprakelijk op grond van de artikelen 6:170 BW en 6:162 BW.
Ten eerste stelt [eiser] dat Verbrugge kwalitatief aansprakelijk is voor het onrechtmatig handelen van haar ondergeschikten, zijnde de bij haar in dienst zijnde stuwadoors.
De brand in ruim I is onstaan door een externe factor. Gelet op het aantreffen van het sigarettenpakje, op het smeulende karakter van de brand en op het feit dat er geen andere mogelijke onstekingsbron aanwezig was in het ruim, kan met zekerheid worden vastgesteld dat het achterlaten van een nog brandende sigaret de oorzaak van de brand is geweest.
Ten tijde van het lossen van de lading houtpulp uit ruim I op 25 november 2009 waren doorlopend drie stuwadoors van Verbrugge in dit ruim aanwezig. Stuwadoors houden zich zelfstandig bezig met het laden en lossen van de lading van een schip. De rol van de bemanning is beperkt tot het – in opdracht van de stuwadoor – open leggen van de luiken.
Slechts de stuwadoors zijn in de gelegenheid geweest om een nog brandende of smeulende sigaret in ruim I achter te laten vóórdat de luiken op 25 november 2009 werden gesloten. Daarnaast kan het sigarettenpakje Marlboro slechts in verband worden gebracht met de stuwadoors. Het pakje heeft namelijk een Benelux belastingzegel en een Nederlands opschrift. In het pakje zaten 19 sigaretten. Aan boord van de Maasborg worden slechts belastingvrije sigaretten verkocht, zonder belastingzegel en voorzien van een Engelse tekst. Bovendien wordt maar één soort pakje Marlboro verkocht, de “Marlboro 200s”, met 20 sigaretten per pakje. Geen van de opvarenden rookte bovendien op dat moment Marlboro.
Toezichthouder [toezichthouder A.] heeft voorts stuwadoor [stuwadoor B.] die avond in de bus waarin de stuwadoors schuilden een shagje zien draaien en zien roken.
Ondanks de strikte en kenbare veiligheidsvoorschriften is er door een stuwadoor, dan wel meerdere stuwadoors gerookt en is een nog brandende, althans ondeugdelijk uitgemaakte sigaret achtergelaten in ruim I tijdens de uitvoering van hun werkzaamheden.
Het roken in een dergelijke omgeving is naast toerekenbaar in strijd handelen met de geldende veiligheidsvoorschriften ook toerekenbaar onzorgvuldig.
Aangezien door de stuwadoors een veiligheidsnorm is overtreden die tegen een specifiek gevaar beoogt te beschermen, dient de omkeringsregel te worden toegepast.
Voorts stelt [eiser] dat Verbrugge zelfstandig aansprakelijk is voor de schade, nu zij verwijtbaar onrechtmatig heeft gehandeld jegens [eiser] door het onvoldoende toezicht houden op haar eigen veiligheidsvoorschriften alsmede de interne veiligheidsvoorschriften, zoals die golden aan boord van het schip. Hierdoor heeft de door [eiser] geleden schade kunnen ontstaan.
3.3. Verbrugge voert verweer strekkende tot afwijzing van de vordering van [eiser] met veroordeling van [eiser] in de proceskosten. Zij voert daartoe het navolgende aan.
Verbrugge treft geen aansprakelijkheid op grond van de artikelen 6:170 BW en 6:162 BW.
Zij erkent dat de brand is veroorzaakt door een externe factor, maar betwist dat de brand is veroorzaakt door een nog brandende sigaret. Als dit al zo zou zijn, dan is deze sigaret niet afkomstig van de stuwadoors.
Aan boord van de Maasborg is ten eerste geen sigarettenpeuk of filter aangetroffen, die de oorzaak van de brand van de lading zou kunnen zijn.
Verder is door [eiser] geen verband aangetoond tussen het aangetroffen lege sigarettenpakje van het merk Marlboro en de brand. Gezien de staat waarin stuwadoor [stuwadoor C.] heeft verklaard het pakje te hebben opgepakt, namelijk onaangetast door vuur of schroei, was dit pakje geen bron van enig vuur en daarmee geen oorzaak van de schade. Dat een sigaret uit dit pakje de oorzaak van de schade zou zijn, wordt door Verbrugge betwist.
Uit de bij dagvaarding betrokken stellingen van [eiser] kan voorts niet worden geconcludeerd dat het lege pakje Marlboro aan één van de stuwadoors van Verbrugge moet hebben toebehoord.
Het bij Verbrugge geldende rookverbod is op 25 november 2009 niet geschonden door het personeel van Verbrugge. [toezichthouder A.], stuwadoor [stuwadoor D.] en kraanmachinist [kraanmachinist A.] roken zelf niet en hebben die avond ook niemand zien roken. [stuwadoor B.] rookt alleen Brandaris shag en stuwadoor [stuwadoor F.] rookt vrijwel alleen shag en soms L&M-sigaretten. [stuwadoor B.] en [stuwadoor F.] hebben die avond niet gerookt en hebben aan boord niemand anders zien roken. Er is niet geconstateerd dat iemand van Verbrugge heeft gerookt op een wijze die de brand kan hebben veroorzaakt.
Het pakje kan daarnaast ook van een bemanningslid van het schip zijn geweest. Tijdens de lossing op 25 november 2009 zijn er namelijk ook bemanningsleden van de Maasborg op het dek en in en nabij het ruim geweest. Het is geenszins uitgesloten dat bemanningsleden verantwoordelijk zijn geweest voor een gloeiende sigarettenpeuk in het ruim, indien een brandende sigarettenpeuk daadwerkelijk de oorzaak van de schade zou zijn. Uit het overzicht van de voorraad “Kast en kas” over de periode van 23 november 2009 tot 30 november 2009 blijkt dat er aan boord van het schip wordt gerookt. Er zijn in die periode twee sloffen van L&M en vijf pakjes Van Nelle zwaar verkocht (productie 8 bij de dagvaarding).
De stelling van [eiser] dat de schade zou zijn ontstaan, doordat een personeelslid van Verbrugge in strijd met het rookverbod aan dek of in het ruim zou hebben gerookt en een brandende sigarettenpeuk in de lading zou hebben geworpen, kan dan ook geen stand houden. Het bewijs van deze stelling rust op [eiser]. De omkeringsregel is niet van toepassing.
4. De beoordeling
4.1. Partijen zijn het er over eens dat de lading houtpulp niet zelfontbrandend is. De brand in ruim 1 moet dus veroorzaakt zijn door een externe factor.
Voor de stelling dat die externe factor een brandende sigaret was, afkomstig van een van de medewerkers van Verbrugge is onvoldoende grond.
De stelling wordt voornamelijk gevoed doordat een leeg sigarettenpakje van het merk Marlboro tussen de lading die brandschade had opgelopen, is aangetroffen. Dat een brandende sigaret de oorzaak is geweest, staat niet vast. Er is geen restant aangetroffen van een sigaret van het merk Marlboro of enig ander merk. Er is verder niemand geweest die een van de stuwadoors bij of op het schip heeft zien roken.
4.2. Op basis van het hiervoor overwogene concludeert de rechtbank dat de exacte oorzaak van de brand niet is komen vast te staan. Een verband tussen het aangetroffen sigarettenpakje van het merk Marlboro, de brand in ruim I en het op 25 november 2009 werkzame personeel, meer specifiek de stuwadoors, van Verbrugge ontbreekt.
Zodoende is niet gebleken dat door de stuwadoors, dan wel één van hen, een fout is gemaakt waardoor de schade van [eiser] is veroorzaakt. Dientengevolge is Verbrugge niet kwalitatief aansprakelijk. De vordering van [eiser] zal op dit punt worden afgewezen.
4.3. Aangezien niet is komen vast te staan dat door de stuwadoors, dan wel één van hen, in strijd met de geldende veiligheidsvoorschriften is gerookt op het schip, kan Verbrugge door [eiser] niet zelfstandig aansprakelijk worden gesteld voor de door [eiser] geleden schade wegens het houden van onvoldoende toezicht op de veiligheidsvoorschriften. Het gegeven dat [toezichthouder A.] heeft verklaard dat hij [stuwadoor B.] tijdens de regenstop op 25 november 2009 een shagje heeft zien draaien in de bus waarin de stuwadoors schuilden, doet hieraan geen afbreuk. Noch gesteld, noch gebleken is namelijk dat [stuwadoor B.] het betreffende shagje ook daadwerkelijk heeft gerookt en dat hij gerookt heeft op het schip. De vordering van [eiser] zal daarom ook op dit punt worden afgewezen.
4.4. Tot slot overweegt de rechtbank dat de omkeringsregel niet van toepassing is. Niet is komen vast te staan dat sprake is geweest van een gedraging van de stuwadoors in strijd met een norm, in casu de veiligheidsvoorschriften, die strekt tot het voorkomen van een specifiek gevaar ter zake van het ontstaan van schade bij een ander.
4.5. Uit het voorgaande volgt dat de vorderingen van [eiser] moeten worden afgewezen.
4.6. [eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Verbrugge worden begroot op:
- griffierecht € 1.744,00
- salaris advocaat € 1.788,00 (2 punt x tarief IV, € 894,00 )
totaal € 3.532,00
5. De beslissing
De rechtbank
wijst de vorderingen af;
veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van Verbrugge tot op heden begroot op € 3.532,00;
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.A. Witsiers en in het openbaar uitgesproken op
2 mei 2012.(
EZ