ECLI:NL:RBMID:2012:BX9839

Rechtbank Middelburg

Datum uitspraak
23 maart 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
82810 / JE RK 12-151
Instantie
Rechtbank Middelburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ondertoezichtstelling van een jeugdige in het kader van omgangsregeling tussen ouders

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Middelburg op 23 maart 2012 uitspraak gedaan over de ondertoezichtstelling van een jeugdige, geboren in 2004, in het kader van een omgangsregeling tussen de ouders. De vader, vertegenwoordigd door mr. W. Uitterhoeve, heeft verzocht om de jeugdige onder toezicht te stellen, omdat er ernstige zorgen zijn over zijn ontwikkeling. De moeder, vertegenwoordigd door mr. D.A.H. Veldhof, heeft het verzoek van de vader betwist en gesteld dat zij altijd heeft meegewerkt aan de omgangsregeling.

De Raad voor de Kinderbescherming en de Stichting Bureau Jeugdzorg Zeeland zijn betrokken bij de zaak. De Raad heeft tijdens de zitting aangegeven dat de jeugdige onbelaste contacten met de vader moet kunnen hebben, maar dat dit momenteel niet mogelijk is. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er een langdurige strijd tussen de ouders is over de omgangsregeling en dat de ondertoezichtstelling noodzakelijk is om de ontwikkeling van de jeugdige te waarborgen. Er zijn ernstige zorgen over de jeugdige, die last heeft van woedeaanvallen en fysieke klachten, en de rechtbank heeft geoordeeld dat de ondertoezichtstelling gerechtvaardigd is op basis van de bedreiging van zijn geestelijke en zedelijke belangen.

De kinderrechter heeft besloten de jeugdige onder toezicht te stellen voor de duur van een jaar, met benoeming van de Stichting Bureau Jeugdzorg Zeeland als gezinsvoogdij-instelling. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De kinderrechter heeft benadrukt dat de spanningen tussen de ouders moeten worden weggenomen om een goede ontwikkeling van de jeugdige te waarborgen. De uitspraak is gedaan in het belang van de jeugdige, die nu de nodige ondersteuning en begeleiding kan krijgen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDELBURG
Sector civiel
zaak/reknr: 82810 / JE RK 12-151
beschikking van de kinderrechter d.d. 23 maart 2012
in de zaak met betrekking tot de jeugdige
[de jeugdige] (hierna: de jeugdige),
geboren te Goes op [datum] 2004,
als kind van
[de vader] (hierna: de vader), wonende te Rosmalen, [adres],
advocaat: mr. W. Uitterhoeve te Goes,
en
[de moeder] (hierna: de moeder), wonende te Goes, [adres],
advocaat: mr. D.A.H. Veldhof te Goes.
De moeder is belast met het gezag over de jeugdige.
De jeugdige verblijft bij de moeder.
Het procesverloop
Op 5 maart 2012 heeft mr. Uitterhoeve namens de vader ter zitting, op welke zitting het verzoek van de vader strekkende tot het verkrijgen van gezamenlijk gezag en het verzoek van de moeder strekkende tot wijziging van de omgangsregeling (zaak/reknr: 71806 / FA RK 10-208 en zaak/reknr: 71985 / FA RK 10-261), mondeling verzocht de jeugdige onder toezicht te stellen voor de duur van een jaar.
Bij proces-verbaal d.d. 5 maart 2012 is het onderhavige verzoek aangehouden.
Op 19 maart 2012 is van mr. Uitterhoeve een schriftelijke toelichting op het verzoek met bijlagen ontvangen.
Op 21 maart 2012 is van mr. Veldhof aanvullende informatie ontvangen.
Op 22 maart 2012 heeft de kinderrechter het verzoek ter zitting met gesloten deuren behandeld.
Gehoord zijn:
- de vader, bijgestaan door mr. Uitterhoeve;
- de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad);
- de Stichting Bureau Jeugdzorg Zeeland (hierna: de Stichting);
alsmede de volgende belanghebbende:
- de moeder, bijgestaan door mr. Veldhof.
Ter zitting is door mr. Veldhof een pleitnotitie overgelegd.
De beoordeling
Mr. Uitterhoeve heeft namens de vader gesteld dat de ondertoezichtstelling van de jeugdige geïndiceerd is. Sinds 2005 worden procedures gevoerd over de omgang tussen de vader en de jeugdige. In het kader van die procedures zijn partijen eerder verwezen naar mediation en het omgangshuis, hetgeen niet het beoogde resultaat heeft gehad. Uit onderzoek is gebleken dat het voor de psycho-sociale ontwikkeling van een kind - onder meer - goed is om contact te hebben met personen die een rol spelen of hebben gespeeld in zijn leven. Het is dan ook in het belang van de jeugdige dat hij onbelast contact kan hebben met de vader, maar het lukt de moeder niet de jeugdige hierin positief te ondersteunen. Vast staat dat er zorgen zijn over de sociaal-emotionele ontwikkeling van de jeugdige. Uit de brief van 14 oktober 2011 van mevrouw P. Goncalves, speltherapeute, blijkt dat bij de jeugdige sprake is van woedeaanvallen en fysieke klachten. Vermoedelijk is dit geen gevolg van kindeigen problematiek, maar van gedragsbeïnvloedende factoren en hiernaar moet onderzoek worden verricht. Gelet op al het voorgaande is het in het belang van de jeugdige dat er een gezinsvoogd wordt aangewezen die zijn belangen centraal kan stellen. Het verzoek dient dan ook te worden toegewezen.
Mr. Veldhof heeft namens de moeder verzocht het verzoek van de vader af te wijzen. Omgangsondertoezichtstellingen worden alleen toegepast in zaken waarin de verzorgende ouder stelselmatig en zonder gerechtvaardigde redenen iedere medewerking aan omgang blijft weigeren. De moeder heeft echter zowel door middel van mediation als door middel van begeleiding door het Omgangshuis geprobeerd te komen tot een goed verloop van de contacten tussen de vader en de jeugdige. Daarnaast heeft de moeder altijd de vereiste hulp voor de jeugdige gevraagd en ook ontvangen. De jeugdige functioneert goed, alhoewel speltherapie gecontinueerd moet worden met mogelijk naschoolse dagbehandeling teneinde een goede sociale en emotionele ontwikkeling van de jeugdige te waarborgen. De moeder heeft altijd open gestaan voor professionele hulp aan de jeugdige en zij zal dit ook blijven doen. Hieruit volgt dat aan het criterium voor het uitspreken van de ondertoezichtstelling van de jeugdige niet wordt voldaan. Daar komt bij dat de rechtbank op 4 april 2012 uitspraak zal doen met betrekking tot het gezag over de jeugdige en de omgangsregeling. Het verzoek van de vader is derhalve niet alleen ongegrond maar ook volkomen voorbarig.
De Raad heeft ter zitting kenbaar gemaakt ernstige zorgen te hebben over de ontwikkeling van de jeugdige. Voor zijn ontwikkeling is van belang dat hij onbelaste contacten kan hebben met de vader, hetgeen op dit moment niet mogelijk is. Tijdens de omgangsbegeleiding bij het Omgangshuis is gebleken dat er een band bestaat tussen de vader en de jeugdige, maar rondom de omgangsregeling zijn spanningen aanwezig en de jeugdige heeft daar last van. Het is in zijn belang dat de ondertoezichtstelling wordt uitgesproken en dat er een gezinsvoogd komt die de belangen van de jeugdige voorop kan stellen.
De kinderrechter overweegt als volgt.
Er is sprake van een langdurige strijd tussen de ouders over - onder meer - de omgangsregeling. Een ondertoezichtstelling is echter geen geëigende maatregel om te komen tot een omgangsregeling tussen de vader en de jeugdige. Om over te kunnen gaan tot het uitspreken van een ondertoezichtstelling dient ingevolge artikel 1:254 van het Burgerlijk Wetboek sprake te zijn van bedreiging van de zedelijke of geestelijke belangen of gezondheid van de jeugdige. De rechtbank is op grond van de overgelegde stukken en hetgeen ter zitting is gebleken met de Raad van oordeel dat de grond voor ondertoezichtstelling aanwezig is. Er zijn ernstige zorgen over de ontwikkeling van de jeugdige, die last heeft van woedeaanvallen en fysieke klachten. Dit wordt door zowel zijn school als mevrouw Goncalves, speltherapeute, bevestigd. De problematiek van de jeugdige lijkt niet kindeigen te zijn, maar te zijn ingegeven door de spanningen rondom de omgangsregeling. Het is de kinderrechter gebleken dat er tussen de ouders nauwelijks rechtstreeks wordt gecommuniceerd. De jarenlange - ook juridische - strijd, het volkomen gebrek aan communicatie tussen de ouders, het diepgewortelde wantrouwen van de moeder in de vader en haar onmacht om met dat wantrouwen om te gaan vormen voor de jeugdige die ernstige bedreiging. Er is naar het oordeel van de kinderrechter geen sprake van een omgangsondertoezichtstelling, maar een ondertoezichtstelling die gerechtvaardigd wordt door de hiervoor bedoelde omstandigheden. Teneinde verbetering te brengen in de situatie zijn verschillende vormen van hulpverlening ingezet, waaronder mediation en omgangsbegeleiding, maar dit heeft niet tot het gewenste resultaat geleid. Hieruit volgt dat andere middelen in het vrijwillige kader hebben gefaald dan wel naar nu is te voorzien zullen falen om voornoemde bedreiging te voorkomen. Teneinde een goede ontwikkeling van de jeugdige te waarborgen, is derhalve vereist dat de spanningen worden weggenomen. Een gezinsvoogd kan hierin een rol spelen. De Stichting heeft zich ter zitting bereid verklaard de ondertoezichtstelling, wanneer deze wordt uitgesproken, uit te voeren. De kinderrechter acht het in het belang van de jeugdige dat hij onder toezicht wordt gesteld en dat er een gezinsvoogd wordt toegewezen die zijn belangen tot uitgangspunt kan nemen. Het verzoek van de vader wordt derhalve toegewezen.
De beslissing
De kinderrechter:
stelt de jeugdige onder toezicht met ingang van 23 maart 2012 en tot 23 maart 2013 met benoeming van de Stichting Bureau Jeugdzorg Zeeland tot gezinsvoogdij-instelling;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is gegeven te Middelburg door mr. S. Kuypers, in tegenwoordigheid van Y.W. Bogaard als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 23 maart 2012.(
(YB)