vonnis
RECHTBANK MIDDELBURG
Vonnis in hoofdzaak en vrijwaring van 14 maart 2012
in de hoofdzaak met zaaknummer / rolnummer: 72265 / HA ZA 10-114 van
de naamloze vennootschap
CREDIVANCE N.V.,
gevestigd te Bunnik,
eiseres,
advocaat mr. M.W. Dieleman te Middelburg,
1. gedaagde 1,
wonende te Middelburg,
2. gedaagde 2,
wonende te Middelburg,
gedaagden,
advocaat mr. J.C. Verhage te Middelburg,
en in de vrijwaringszaak met zaaknummer / rolnummer 74908 / HA ZA 10-431 van
1. eiser 1 in vrijwaring,
wonende te Middelburg,
2. eiseres 2 in vrijwaring,
wonende te Middelburg,
eisers,
advocaat mr. J.C. Verhage te Middelburg,
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
AFAB GELDSERVICE B.V.,
gevestigd te Amersfoort,
gedaagde,
advocaat mr. drs. I.M.C.A. Reinders Folmer te Amsterdam.
Partijen zullen hierna Credivance (voorheen genaamd Fortis ASR Financieringen N.V, daarvoor genaamd AMEV Financieringen N.V.), Gedaagde (eisers in vrijwaring) (in mannelijk enkelvoud) en Afab genoemd worden.
1. De procedure in de hoofdzaak
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 9 februari 2011
- akte zijdens Gedaagde (eisers in vrijwaring)
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De procedure in de vrijwaringszaak
2.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het vonnis in het incident van 29 december 2010
- de conclusie van repliek
- de conclusie van dupliek.
2.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
3. De feiten in de hoofdzaak en in de vrijwaringszaak
3.1. De rechtbank verwijst ten aanzien van de feiten in de hoofdzaak naar het tussenvonnis van 9 februari 2011. Verder gaat de rechtbank uit van de navolgende, aanvullende feiten.
3.2. Gedaagde (eisers in vrijwaring) heeft in 2001 een doorlopend krediet afgesloten bij Credivance tot een bedrag van f.100.000,--. Met dit krediet is een eerder door Gedaagde (eisers in vrijwaring) bij Finata Bank afgesloten krediet tot een zelfde bedrag afgelost. Op de lening behoefde niet te worden afgelost anders dan in de gevallen daarin genoemd.
Tegelijkertijd heeft Gedaagde (eisers in vrijwaring) een effectenleaseovereenkomst afgesloten bij Bank Labouchere (thans Dexia). Beide overeenkomsten zijn tot stand gekomen door tussenkomst van Afab. In een brief van 10 juli 2001 heeft Afab aan Gedaagde (eisers in vrijwaring) geschreven:
“Naar aanleiding van onze plezierige gesprekken, doe ik u deze
UNIEKE 10-JARIGE SPAARKREDIETovereenkomst toekomen.
Met dit krediet kunt U onbeperkt boetevrij aflossen en opnemen
tot de limiet van f. 100.000,-.
Bij dit krediet is UNIEKE gratis VOLLEDIGE kwijtschelding
bij overlijden van toepassing (tot f. 100.000,-!)
Uniek is dat U uitsluitend rente hoeft te betalen over het
opgenomen saldo.
Dit houdt in dat Uw bruto-maandlast slechts f. 793,00 bedraagt
(0,793% x f. 100.000,-)._
Het is zeer aantrekkelijk dit krediet af te lossen met
het Capital Effect van Bank Labouchere, waarvan brochure
en prognose zijn bijgevoegd. (…)
Grote voordeel van dit unieke spaarplan is dat U gemiddeld f.103,76 per maand belastingvrij
dividend (winstdeling) op Uw bank- of girorekening krijgt gestort!!
Dit houdt in dat U met een zeer lage netto-inleg van slechts f. 146,24 per maand
(f. 250,- -/- f. 103,76 dividend) een belastingvrije uitkering van +/- f. 105.000,- ontvangt, waarmee
U dan in een keer Uw krediet na slechts 10 jaar kunt aflossen en er nog een belastingvrij
kapitaal van +/- f. 5.000,- voor u overblijft!! (…)”.
3.3. Gedaagde (eisers in vrijwaring) heeft naast de achterstand in de betaling van de termijnbedragen terzake de kredietovereenkomst een restschuld in het kader van de effectenleaseovereenkomst van
€ 1.985,34.
4. De verdere beoordeling
4.1. De rechtbank verwijst naar hetgeen zij in haar tussenvonnis van 9 februari 2011 heeft overwogen. In dit tussenvonnis is de zaak verwezen naar de rol teneinde partijen in de gelegenheid te stellen zich uit te laten in de zin van artikel 215 Rv omdat de hoofdzaak en de vrijwaringszaak niet tegelijk in staat van wijzen waren. Nu geen van partijen heeft gevorderd om in de hoofdzaak afzonderlijk te beslissen, wordt thans gelijktijdig vonnis gewezen in de hoofdzaak en in de vrijwaringszaak.
4.2. Vaststaat dat het saldo van het door Credivance aan Gedaagde (eisers in vrijwaring) verstrekte doorlopend krediet opeisbaar is geworden in verband met een achterstand in de betaling van de termijnbedragen. Gedaagde (eisers in vrijwaring) beroept zich er echter op dat de vordering van Credivance moet worden afgewezen.
4.3. De rechtbank begrijpt de stellingen van Gedaagde (eisers in vrijwaring) aldus dat Credivance aansprakelijk zou zijn voor de schade die Gedaagde (eisers in vrijwaring) lijdt als gevolg van het door Afab koppelen van het doorlopend krediet aan een effectenleaseovereenkomst. Gedaagde (eisers in vrijwaring) verbindt echter geen conclusie aan deze stelling ten aanzien van de vordering van Credivance. Voorzover Gedaagde (eisers in vrijwaring) bedoeld heeft een beroep te doen op verrekening, wordt dit beroep verworpen. Uit de brief van Afab d.d. 10 juli 2001 gericht aan Gedaagde (eisers in vrijwaring) blijkt niet dat Afab ook namens Credivance de effectenleaseovereenkomst heeft aangeboden. In deze brief biedt Afab het doorlopend krediet aan. Dit is het product van Credivance. Daarnaast biedt Afab het Capital Effect (de effectenleaseovereenkomst) aan van (toen) Bank Labouchere. Gesteld noch gebleken is dat Credivance op de hoogte was van het aanbieden van de effectenleaseovereenkomst door Afab. Onder deze omstandigheden kan niet gezegd worden dat de kredietovereenkomst en de effectenleaseovereenkomst een zodanige samenhang vertonen dat deze als één geheel moeten worden beschouwd. Het betreffen afzonderlijke producten van verschillende aanbieders (Credivance en Bank Labouchere) en dit wordt ook door Afab als zodanig gepresenteerd. Zo Credivance al aansprakelijk is voor het handelen van Afab, dan kan dit alleen het handelen van Afab betreffen ten aanzien van de totstandkoming van de kredietovereenkomst.
4.4. Gedaagde (eisers in vrijwaring) stelt schade te hebben geleden bestaande uit het mislopen van afloscapaciteit teneinde het krediet van Credivance af te lossen. Het mislopen van afloscapaciteit is volgens haar ontstaan omdat Afab voorspiegelde dat het krediet bij Credivance kon worden afgelost met het uit hoofde van de effectenleaseovereenkomst van Bank Labouchere vrijkomende bedrag, terwijl een positief resultaat is uitgebleven. Uit de eigen stellingen van Gedaagde (eisers in vrijwaring) volgt dan dat de schade is ontstaan als gevolg van het schenden van de zorgplicht van Afab in het kader van de effectenleaseovereenkomst en niet in het kader van de kredietovereenkomst. Zoals onder r.o. 4.3. is overwogen, is dit handelen van Afab echter niet toe te rekenen aan Credivance. Ook op grond van de redelijkheid en billijkheid is er geen grond voor aansprakelijkheid van Credivance voor het handelen van Afab. Het handelen van Afab ziet op de totstandkoming van de overeenkomst, te weten de pre-contractuele fase, terwijl de redelijkheid en billijkheid alleen beperkend kunnen werken ten aanzien van de rechtsgevolgen van een (gesloten) overeenkomst.
4.5. Gedaagde (eisers in vrijwaring) stelt voorts dat Credivance de eigen zorgplicht heeft geschonden. Er is volgens Gedaagde (eisers in vrijwaring) geen sprake geweest van enig gedegen onderzoek door Credivance. Gelet op het inkomen van gedaagde van € 1.500,-- per maand, zouden Gedaagde (eisers in vrijwaring) aan Credivance maandelijks een bedrag moeten voldoen van € 745,--, bijna de helft van hun maandelijkse inkomen. Credivance betwist dat zij haar zorgplicht heeft geschonden. Zij heeft een verlaging van de maandelijkse lasten van Gedaagde (eisers in vrijwaring) bewerkstelligd doordat Gedaagde (eisers in vrijwaring) met het verstrekte doorlopend krediet een bestaand krediet bij de Finata Bank van
f. 100.000,-- kon aflossen. De maandelijkse rentelast van Gedaagde (eisers in vrijwaring) daalde hierdoor. Bovendien bedroeg het netto inkomen van Gedaagde (eisers in vrijwaring) in totaal bijna f. 5.000,--, hetgeen toereikend was voor het gevraagde krediet, en is een BKR toets gedaan.
4.6. De zorgplicht van Credivance als kredietverstrekker houdt in dat zij vóór het aangaan van de overeenkomst onderzoek moest doen naar het inkomen en de vaste lasten van Gedaagde (eisers in vrijwaring) en een zogenaamde BKR toets moet doen. Zij moest zich er bij de totstandkoming van de kredietovereenkomst van vergewissen dat Gedaagde (eisers in vrijwaring) in staat was de rente op het krediet te voldoen en het krediet op het overeengekomen moment af te lossen. Als niet weersproken staat vast dat een BKR toets is gedaan. Ook de inkomensgegevens van Gedaagde (eisers in vrijwaring) zijn opgevraagd. Op de stelling van Credivance dat het gezinsinkomen van Gedaagde (eisers in vrijwaring) hoger was dan het door Gedaagde (eisers in vrijwaring) bij antwoord gestelde inkomen en daarmee voor de door Credivance destijds gehanteerde normen acceptabel voor het krediet, is Gedaagde (eisers in vrijwaring) bij dupliek niet teruggekomen. Gedaagde (eisers in vrijwaring) heeft volstaan met een verwijzing naar “de inkomsten” van Gedaagde (eisers in vrijwaring) Gelet hierop is als niet voldoende weersproken komen vast te staan dat Credivance ervan uit mocht gaan dat het inkomen van Gedaagde (eisers in vrijwaring) toereikend was voor de maandelijkse lasten van het doorlopend krediet. Daar komt bij dat Gedaagde (eisers in vrijwaring) eerder een krediet was aangegaan voor hetzelfde bedrag bij de Finata Bank en Credivance onweersproken heeft gesteld dat omzetting van het krediet voor Gedaagde (eisers in vrijwaring) lagere rentelasten opleverde. Onder deze omstandigheden is geen sprake van een schending van de zorgplicht van Credivance.
4.7. Gedaagde (eisers in vrijwaring) heeft de hoogte van de gevorderde hoofdsom en rente niet betwist. Nu het verweer van Gedaagde (eisers in vrijwaring) ten aanzien van de verschuldigdheid van de hoofdsom en rente wordt verworpen, is de vordering van Credivance derhalve tot zover toewijsbaar.
Gedaagde (eisers in vrijwaring) heeft wel de hoogte van de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten betwist, stellende dat het bedrag niet redelijk is gezien de hoeveelheid werkzaamheden die zijn verricht. Het maximum is volgens hem € 1.788,--. Nu Credivance bij repliek haar vordering ten aanzien van de buitengerechtelijke incassokosten heeft verminderd tot voornoemd bedrag van € 1.788,--, is de vordering op dit punt eveneens toewijsbaar.
4.8. Gedaagde (eisers in vrijwaring) wordt, als de in het ongelijk gestelde partij, veroordeeld in de proceskosten gevallen aan de zijde van Credivance. De kosten aan de zijde van Credivance worden begroot op:
- dagvaarding € 104,59
- griffierecht € 1.410,-
- salaris advocaat € 1.788,00 (2,0 punten × tarief € 894,00)
Totaal € 3.302,59.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten kan worden toegewezen.
5. Het geschil in de vrijwaringszaak
5.1. Gedaagde (eisers in vrijwaring) vordert veroordeling van Afab om aan Gedaagde (eisers in vrijwaring) te betalen datgene, waartoe Gedaagde (eisers in vrijwaring) als gedaagde in de hoofdzaak jegens Credivance mocht worden veroordeeld, met inbegrip van de kostenveroordeling.
5.2. Gedaagde (eisers in vrijwaring) stelt hiertoe dat Afab toerekenbaar jegens hem is tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichtingen uit de overeenkomst van financiële dienstverlening, c.q. onrechtmatig heeft gehandeld ten opzichte van Gedaagde (eisers in vrijwaring) Afab heeft Gedaagde (eisers in vrijwaring) ondeugdelijk geadviseerd en geïnformeerd bij de totstandkoming van zowel de krediet- als de aandelenleaseovereenkomst. Er was sprake van een koppelverkoop. Afab heeft aan Gedaagde (eisers in vrijwaring) niet duidelijk gemaakt dat er sprake is van een aandelenleaseovereenkomst. Afab maakt in haar brief enkel melding van Capital Effect en geeft aan dat het hier een spaarplan betreft dat na tien jaar goed is voor een belastingvrije uitkering van plus minus honderdvijfduizend gulden waarmee Gedaagde (eisers in vrijwaring) zijn krediet volledig kan aflossen. Afab maakt in haar brief op geen enkele wijze gewag van het feit dat de opbrengst van het Capital Effect (lease) product veel lager kan zijn dan de hoofdsom van de lening, laat staan dat duidelijk wordt gemaakt dat aan de aandelenleaseovereenkomst het risico is verbonden dat de inleg verloren gaat en dat er zelfs een risico bestaat op een restschuld. Aldus heeft Afab jegens Gedaagde (eisers in vrijwaring) niet gehandeld op de wijze als van een redelijk bekwaam en redelijk handelend adviseur verwacht mocht worden. Gedaagde (eisers in vrijwaring) was slechts geïnteresseerd in financiering, hij heeft niet om andere producten gevraagd. Afab heeft uit eigen beweging het “spaarplan” (de effecten lease) aangeboden. Op Afab rustte op grond van de redelijkheid en billijkheid een onafhankelijke, bijzondere zorgplicht. De zorgplicht strekt er primair toe dat consumenten worden gewaarschuwd voor de risico’s van financiële producten. Afab is aansprakelijk voor de door Gedaagde (eisers in vrijwaring) als gevolg van het handelen van Afab geleden schade. De schade is gelegen in het feit dat het Capital Effect plan uiteindelijk niet heeft geresulteerd in een uitkering die kon worden aangewend ter aflossing van het krediet. Zonder de bemoeienissen van Afab zou Gedaagde (eisers in vrijwaring) een krediet hebben afgesloten in combinatie met een vermogensopbouwend product om dit krediet af te lossen. Dan had hij maandelijks een bedrag kunnen voldoen aan Credivance ter voldoening van het krediet en had hij nu geen effectenlease met een restschuld. Gedaagde (eisers in vrijwaring) betwist dat hij te laat heeft geklaagd. Hij is pas in maart 2010 gedagvaard door Credivance. Voor die tijd was het Gedaagde (eisers in vrijwaring) niet duidelijk dat Credivance de gehele schuld zou gaan opeisen. Na dagvaarding heeft hij direct een vrijwaringsincident opgeworpen om Afab in de procedure te betrekken.
5.3. Afab verzoekt primair de dagvaarding nietig te verklaren omdat niet geheel duidelijk is op welke rechtsgronden Gedaagde (eisers in vrijwaring) zijn vorderingen baseert. Subsidiair stelt Afab dat Gedaagde (eisers in vrijwaring) in zijn vorderingen niet ontvankelijk moet worden verklaard omdat Gedaagde (eisers in vrijwaring), in strijd met artikel 6:89 BW, niet binnen bekwame tijd nadat hij de vermeende gebrekkige prestatie van Afab had ontdekt of redelijkerwijze had moeten ontdekken, bij Afab ter zake heeft geprotesteerd. Meer subsidiair stelt Afab er geen sprake is van een schending van een op haar rustende wettelijke of ongeschreven zorgplicht en/of een onrechtmatig handelen jegens Gedaagde (eisers in vrijwaring) Afab heeft Gedaagde (eisers in vrijwaring) voorzien van een veelheid aan informatie omtrent het Capital Effect product. Uit de verstrekte documentatie was voldoende duidelijk dat sprake was van een lening, dat aan de effectenleaseovereenkomst koersrisico’s waren verbonden en dat (maar alleen in geval van een tussentijdse beëindiging) de mogelijkheid van een restschuld bestond. Er is ook geen sprake van een bijzondere zorgplicht op grond van redelijkheid en billijkheid. Ook is geen sprake van een schending van haar onderzoeksplicht. Zou Afab wel een zorgplicht hebben geschonden, dan is er geen sprake van enige verplichting tot vergoeding van schade. Er bestaat geen causaal verband tussen het gestelde tekortschieten in de nakoming van de zorgplicht van Afab en de totstandkoming van de kredietovereenkomst en de schade die Gedaagde (eisers in vrijwaring) daardoor heeft ondervonden. Daarvoor is noodzakelijk dat de kredietovereenkomst door Gedaagde (eisers in vrijwaring) niet zou zijn aangegaan als Afab ten aanzien van haar bijzondere zorgplicht niet was tekortgeschoten. De zorgplicht ziet echter niet op een eenvoudig product als de kredietovereenkomst, maar boven alles geldt dat die hoe dan ook was aangegaan. Gedaagde (eisers in vrijwaring) had immers een kredietbehoefte waarvoor hij zich tot Afab heeft gewend. Daarbij komt dat de waarschuwingsplicht zich alleen richt op het eventuele bestaan van een restschuld. In de onderhave effectenleaseovereenkomst bestaat in beginsel niet het risico op een restschuld, zodat Afab Gedaagde (eisers in vrijwaring) daarvoor ook niet – hoewel zij dat uitdrukkelijk wel deed – in vorenbedoelde zin behoefde te waarschuwen. Afab is er van overtuigd dat er geen sprake was van een onaanvaardbare financiële last zodat er geen oorzakelijk verband is tussen de schending van de zorgplicht en de uit de overeenkomst voortvloeiende schade. Ten aanzien van de schade stelt Afab dat Gedaagde (eisers in vrijwaring) de restschuld noch vergoeding van betaalde rente en aflossingen vordert dus kan Afab hiertoe ook niet worden veroordeeld. Subsidiair stelt zij dat de eventuele restschuld (de effectenlease overeenkomst eindigt pas in 2017) voor 100% voor rekening van Gedaagde (eisers in vrijwaring) dient te blijven. Van een restschuld zal alleen sprake zijn als Gedaagde (eisers in vrijwaring) besluit de effectenleaseovereenkomst tussentijds te beëindigen of als die door een tekortkoming in de nakoming door Gedaagde (eisers in vrijwaring) door Dexia wordt beëindigd. Ten aanzien van de betaalde rente en aflossingen moet als uitgangspunt worden gehanteerd dat deze mede het gevolg zijn van aan Gedaagde (eisers in vrijwaring) toe te rekenen omstandigheden, daarin bestaande dat uit de effectenleaseovereenkomst voldoende duidelijk kenbaar was dat werd belegd met geleend geld, dat de overeenkomst voorzag in een geldlening, dat over die lening rente moest worden betaald en dat het geleende bedrag moest worden terugbetaald. Ook moet rekening worden gehouden met eventueel met schade te verrekenen voordeel. Afab betwist dat er ten aanzien van de kredietovereenkomst en de effectenleaseovereenkomst sprake is van (verboden) koppelverkoop. De rol van Afab is beperkt gebleven tot cliëntenremisier. In die hoedanigheid heeft zij Gedaagde (eisers in vrijwaring) gewezen op de mogelijkheid van effectenlease. Zij heeft hier bij Gedaagde (eisers in vrijwaring) niet op aangedrongen en Gedaagde (eisers in vrijwaring) daar al helemaal niet toe gedwongen.
6. De beoordeling in de vrijwaringszaak
6.1. Het verweer van Afab dat de dagvaarding nietig moet worden verklaard omdat de grondslag van de vordering niet duidelijk uit de dagvaarding blijkt, faalt. In de dagvaarding zijn als grondslagen voor de vordering tekortkoming in de nakoming van de in de overeenkomst van financiële dienstverlening en onrechtmatige daad genoemd. Bij conclusie van repliek heeft Gedaagde (eisers in vrijwaring) dit naar aanleiding van de conclusie van antwoord nader onderbouwd. Niet gebleken is dat Afab daardoor in zijn processuele belangen is geschaad.
6.2. Tussen Afab en Gedaagde (eisers in vrijwaring) bestaat geen contractuele relatie. De stelling van Gedaagde (eisers in vrijwaring) dat Afab is tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichtingen uit de overeenkomst van financiële dienstverlening met Gedaagde (eisers in vrijwaring) wordt dan ook verworpen.
6.3. Gedaagde (eisers in vrijwaring) stelt dat schade is ontstaan als gevolg van het schenden van de zorgplicht van Afab in het kader van zowel de kredietovereenkomst als de effectenleaseovereenkomst omdat – kort gezegd – Afab aan Gedaagde (eisers in vrijwaring) niet duidelijk heeft gemaakt dat er sprake is van een aandelenleaseovereenkomst. Zoals hierboven is overwogen onder r.o. 4.3. kan niet gezegd worden dat de kredietovereenkomst en de effectenleaseovereenkomst een zodanige samenhang vertonen dat deze als één geheel moeten worden beschouwd. De onderbouwende stellingen van Gedaagde (eisers in vrijwaring) zijn gericht op de zorgplicht van Afab als (middellijk) aanbieder van de effectenleaseovereenkomst.
6.4. De rechtbank overweegt dat de zorgplicht van Afab een privaatrechtelijke verplichting van haar betreft jegens Gedaagde (eisers in vrijwaring) in de precontractuele fase. Van een overeenkomst is dan nog geen sprake. Haar zorgplicht is erop gericht onder omstandigheden niet tot een overeenkomst te komen. Voor zover zou worden vastgesteld dat Afab c.s. haar zorgplicht heeft verzaakt, heeft zij jegens Gedaagde (eisers in vrijwaring) onrechtmatig gehandeld.
6.5. Het verweer van Afab dat Gedaagde (eisers in vrijwaring) geen rechten meer kan doen gelden, omdat deze ingevolge artikel 6:89 BW zijn vervallen, gaat dan ook niet op. Artikel 6:89 BW heeft betrekking op een gebrekkig uitgevoerde overeenkomst. De zorgplicht van Afab ziet, zoals hierboven is overwogen, op haar precontractuele plicht in het kader van de effectenleaseovereenkomst.
6.6. In het kader van deze procedure kan in het midden blijven of en in hoeverre Afab onrechtmatig heeft gehandeld jegens Gedaagde (eisers in vrijwaring) op grond van de effectenleaseovereenkomst. Uit hetgeen hierboven is overwogen blijkt dat Gedaagde (eisers in vrijwaring) in de hoofdzaak is veroordeeld tot betaling van de gevorderde hoofdsom en rente op grond van de kredietovereenkomst. De kredietovereenkomst is destijds aangegaan ter aflossing van een reeds bestaand krediet bij de Finata Bank met eenzelfde hoofdsom. Ook als Gedaagde (eisers in vrijwaring) niet de effectenleaseovereenkomst was aangegaan, had hij deze schuld moeten aflossen. Ook zou hij over dit krediet rente verschuldigd zijn geweest. Het is dan redelijk dat de hoofdsom en de rente op grond van de kredietovereenkomst, geheel voor rekening van Gedaagde (eisers in vrijwaring) blijven. Dit oordeel had nog anders kunnen zijn als vast was komen te staan dat Gedaagde (eisers in vrijwaring), als hij volledig op de hoogte was geweest, slechts het krediet bij Credivance had afgesloten en anderszins had voorzien in een spaarproduct of vermogensopbouw teneinde het krediet af te lossen. In dat geval zou er mogelijk een causaal verband kunnen zijn tussen het eventuele schenden van de zorgplicht van Afab in het kader van de effectenleaseovereenkomst, en de verschuldigdheid van hoofdsom en rente in het kader van de kredietovereenkomst. Dit is echter niet komen vast te staan, alleen al omdat deze stelling van Gedaagde (eisers in vrijwaring) in tegenspraak is met zijn eigen stelling dat hij slechts geïnteresseerd was in een financiering en dat hij niet om andere producten heeft gevraagd.
6.7. Uit het bovenstaande volgt dat de vordering van Gedaagde (eisers in vrijwaring) in de vrijwaringszaak moet worden afgewezen. Gedaagde (eisers in vrijwaring) wordt, als de in het ongelijk gestelde partij, veroordeeld in de proceskosten gevallen aan de zijde van Credivance. De kosten aan de zijde van Credivance worden begroot op:
- griffierecht € 1.410,-
- salaris advocaat € 1.788,00 (2,0 punten × tarief € 894,00)
Totaal € 3.198,-
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten kan worden toegewezen.
7. De beslissing
De rechtbank
in de hoofdzaak
7.1. veroordeelt Gedaagde (eisers in vrijwaring) hoofdelijk, des dat de een betalende, de ander zal zijn bevrijd, om aan Credivance tegen kwijting te betalen een bedrag van € 57.124,53, vermeerderd met de overeengekomen rente naar thans 0,919% per maand, te berekenen over € 54.336,63 vanaf 12 maart 2010;
veroordeelt Gedaagde (eisers in vrijwaring) in de proceskosten, aan de zijde van Credivance tot op heden begroot op € 3.302,59, vermeerderd met de wettelijke rente over de proceskosten met ingang van de 15e dag na betekening van dit vonnis aan Credivance;
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde;
in de zaak in vrijwaring
wijst de vorderingen van Gedaagde (eisers in vrijwaring) af;
veroordeelt Gedaagde (eisers in vrijwaring) in de proceskosten, aan de zijde van Afab tot op heden begroot op
€ 3.198,-, vermeerderd met de wettelijke rente over de proceskosten met ingang van 29 maart 2012.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.A. Witsiers, mr. E.K. van der Lende-Mulder Smit en
mr. T. van de Poll en in het openbaar uitgesproken op 14 maart 2012.(