ECLI:NL:RBMID:2012:BX8033

Rechtbank Middelburg

Datum uitspraak
8 februari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
78564 /HA ZA 11-224
Instantie
Rechtbank Middelburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot terugbetaling van verbouwingskosten en schadevergoeding na gebrekkige uitvoering van werkzaamheden

In deze zaak vorderen eisers, wonende te Sluiskil, gemeente Terneuzen, een terugbetaling van een deel van de kosten die zij hebben gemaakt voor verbouwingswerkzaamheden aan hun monumentale woning. De gedaagde, wonende en zaakdoende te Burgh-Haamstede, gemeente Schouwen-Duiveland, heeft de werkzaamheden uitgevoerd op regiebasis. Eisers stellen dat zij te veel hebben betaald en dat de gedaagde tekort is geschoten in de nakoming van zijn verplichtingen. De rechtbank oordeelt dat eisers niet binnen bekwame tijd hebben geprotesteerd tegen de facturen en de gebreken in de uitvoering van de werkzaamheden. Er was een periode van ongeveer acht maanden verstreken tussen de stillegging van de werkzaamheden en het moment waarop eisers gedaagde in gebreke hebben gesteld. De rechtbank concludeert dat eisers hun rechten hebben verloren door het niet tijdig indienen van hun klachten. De vorderingen van eisers worden afgewezen, terwijl in reconventie gedaagde wordt veroordeeld tot betaling van een openstaande factuur van € 5.210,77, vermeerderd met wettelijke rente. De proceskosten worden eveneens aan eisers opgelegd, die als de in het ongelijk gestelde partij worden beschouwd.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK MIDDELBURG
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 78564 / HA ZA 11-224
Vonnis van 8 februari 2012
in de zaak van
1. eiser 1,
2. eiser 2,
beiden wonende te Sluiskil, gemeente Terneuzen
eisers in conventie,
gedaagden in reconventie,
advocaat: mr. T.P.A.M. Reynaers te Roosendaal,
tegen
gedaagde,
wonende en zaakdoende te Burgh-Haamstede, gemeente Schouwen-Duiveland,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat: mr. J.C.M. Nuijten te Bergen op Zoom.
Partijen zullen hierna Eisers en Gedaagde genoemd worden.
1. De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 6 juli 2011;
- het proces-verbaal van comparitie van 24 augustus 2011.
2. De feiten
2.1. Eisers zijn eigenaar van een uit 1894 daterende monumentale woning bij een boerderij gelegen aan de [adres + plaatsnaam].
2.2. Eisers hebben aan Gedaagde om een prijsopgave voor verbouwingswerkzaamheden aan de woning gevraagd. De prijsopgave van Gedaagde sloot op een totaalbedrag van € 334.090,12 inclusief BTW.
2.3. Tussen Eisers en Gedaagde zijn mondelinge afspraken gemaakt over de werkzaamheden. De werkzaamheden werden door Gedaagde op regiebasis verricht.
2.4. Gedaagde is op 17 november 2008 met de werkzaamheden begonnen.
2.5. Gedaagde factureerde tussentijds. In totaal heeft Gedaagde € 354.161,50 aan Eisers in rekening gebracht. In totaal hebben Eisers € 348.950,73 aan Gedaagde voldaan.
De factuur van 5 april 2009 met factuurnummer 0866 ad € 5.210,77 hebben Eisers onbetaald gelaten.
2.6. Gedaagde heeft tot en met de eerste week van april 2009 voor Eisers gewerkt, daarna heeft hij zijn werkzaamheden stilgelegd.
2.7. In opdracht van Eisers heeft de heer A. Backx van het ZNEB een onderzoek ingesteld naar de stand van het werk, de kwaliteit daarvan en de in rekening gebrachte bedragen. De opnamedatum was 6 augustus 2009. Het rapport is beschikbaar gekomen op 20 oktober 2009.
2.8. Eisers hebben Gedaagde per aangetekende brief van 11 januari 2010 in gebreke gesteld. Gedaagde heeft per brief van 24 januari 2010 op deze ingebrekestelling gereageerd.
3. Het geschil
in conventie
3.1. Eisers vorderen dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
I. Gedaagde veroordeelt tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan Eisers te betalen een bedrag van € 198.351,66 in hoofdsom;
II. Gedaagde veroordeelt tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan Eisers te betalen de wettelijke rente over een bedrag van € 152.861,52 vanaf de datum van opeisbaarheid, althans vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
III. Gedaagde veroordeelt tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan Eisers te betalen de wettelijke rente over een bedrag van € 42.490,14 vanaf 11 januari 2010, althans vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
IV. Gedaagde veroordeelt tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan Eisers te
betalen de wettelijke rente over een bedrag van € 3.000,-- vanaf de datum van
opeisbaarheid, althans vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele
voldoening;
V. Gedaagde veroordeelt in de kosten van deze procedure.
Het bedrag ad € 198.351,66 is als volgt opgebouwd:
- Te veel in rekening gebrachte kosten min
niet betaalde factuur ad € 5.210,77 € 152.861,52
- Herstelkosten € 42.490,14
- Vertragingsschade € 3.000,00
3.2. Eisers stellen dat tussen hen en Gedaagde mondeling een overeenkomst tot stand is gekomen die als een aannemingsovereenkomst dient te worden aangemerkt. De opleverdatum zou eind februari 2009 zijn.
De regie over de uitvoering van de werkzaamheden lag bij Gedaagde.
De schriftelijke prijsopgave van Gedaagde (productie 2 bij de dagvaarding) vormde voor Eisers daarbij de richtprijs.
Eisers stellen dat zij onverschuldigd hebben betaald aan Gedaagde en dat Gedaagde toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van zijn verplichtingen uit hoofde van de aannemingsovereenkomst. Hierdoor hebben Eisers schade geleden en zullen zij in de toekomst mogelijk nog meer schade lijden.
Ter onderbouwing van voornoemde stellingen voeren Eisers het volgende aan.
Gedaagde heeft te veel gefactureerd. Inmiddels hebben Eisers namelijk € 14.860,60 meer aan Gedaagde voldaan dan het bedrag waarop de prijsopgave van Gedaagde sloot, terwijl nog ongeveer 23% van de werkzaamheden en leveringen verricht dient te worden.
Eisers betwisten daarnaast dat Gedaagde daadwerkelijk de uren heeft gemaakt die hij aan hen in rekening heeft gebracht. Uit het onderzoek van Backx (productie 6 bij de dagvaarding) blijkt voorts dat Gedaagde in elk geval meer arbeidsuren in rekening heeft gebracht dan redelijkerwijs nodig was om de opgedragen werkzaamheden te verrichten.
Op basis van de berekeningen van Backx stellen Eisers dat Gedaagde € 158.072,29 te veel in rekening heeft gebracht. Voor de onderbouwing van dit bedrag verwijzen zij naar punt 17 tot en met 24 van het deskundigenrapport.
Verder zijn er door Backx diverse gebreken aan het werk geconstateerd. Deze gebreken dienen te worden hersteld. Eisers begroten de herstelkosten op € 42.490,14 en verwijzen ter onderbouwing hiervan naar punt 1 tot en met 16 van het deskundigenrapport.
Tot slot stellen Eisers dat zij vertragingsschade hebben geleden doordat zij langer in een stacaravan wonen dan was voorzien. Hierdoor staan hun bezittingen ook langer opgeslagen dan was voorzien. Zij vorderen daarom een bedrag van € 3.000,00 vanwege de opslag van hun bezittingen in de periode 1 januari 2009 tot en met 31 december 2010.
Eisers hebben de betaling van de factuur van 5 april 2009 opgeschort, aangezien Gedaagde gebrekkig werk leverde, niet op tijd klaar was en te veel rekende voor zijn werkzaamheden
Gedaagde heeft, ondanks herhaalde verzoeken, steeds geweigerd om de werkzaamheden te hervatten.
3.3. Gedaagde voert verweer strekkende tot afwijzing van de vordering van Eisers, met veroordeling van Eisers in de proceskosten en de nakosten. Gedaagde voert daartoe het navolgende aan.
Hij stelt allereerst dat Eisers ten aanzien van de door hen gestelde gebreken en ten aanzien van de door hen gestelde te hoge facturen niet binnen bekwame tijd bij hem hebben geprotesteerd. Zij hebben daarom het recht verloren om na zo een lange periode bezwaren te uiten met betrekking tot de door hem geleverde prestaties. Eisers hadden de door hen gestelde gebreken al lang kunnen ontdekken. Dit geldt te meer, nu zij zelf de regie voerden over de door Gedaagde uit te voeren werkzaamheden. Daarnaast heeft Gedaagde regelmatig overleg gevoerd met Eisers over de facturen en heeft hij het aantal gewerkte uren wel eens ten gunste van Eisers bijgesteld. Uit de daarop door Eisers verrichte betalingen kan geconcludeerd worden dat zij zich vervolgens konden vinden in de gefactureerde manuren en facturen.
Eisers hebben eind maart 2009 nog verklaard tevreden te zijn over de door Gedaagde uitgevoerde werkzaamheden en hebben openstaande facturen betaald. Pas negen maanden nadat Gedaagde met de werkzaamheden was gestopt, is hij door Eisers gesommeerd tot het verrichten van verdere werkzaamheden. Voor het deskundigenonderzoek van Backx is Gedaagde niet uitgenodigd.
Tegen de factuur van 5 april 2009 hebben Eisers nooit geprotesteerd.
Voorts betwist Gedaagde dat er sprake is van een mondelinge aannemingsovereenkomst en een vaste opleverdatum. Hij heeft werkzaamheden op regiebasis uitgevoerd, omdat Eisers weigerden een aannemingsovereenkomst met hem aan te gaan.
Verder stelt Gedaagde dat Eisers ten onrechte uitgaan van de destijds door Gedaagde gedane prijsopgave. Deze ging namelijk uit van een tussen partijen te sluiten aannemingsovereenkomst.
Daarnaast stelt Gedaagde dat het rapport van ZNEB een eenzijdige en partijdige rapportage is, waarin hij niet is gekend.
De rapportage gaat bovendien uit van een aannemingsovereenkomst met een vaste prijs en opleverdatum. Aangezien de werkzaamheden op regiebasis zijn uitgevoerd gaat een vergelijking met de door Gedaagde in rekening gebrachte werkzaamheden en materialen volledig mank en kan er ook geen sprake zijn van minderwerk. Gedaagde betwist dat er onredelijk veel uren zijn gemaakt en dat er sprake is van onverschuldigde betaling door Eisers
Hij betwist tevens dat er gebreken zijn en dat er sprake is van een toerekenbare tekortkoming.
De rapportage is daarnaast ongeveer acht maanden nadat Gedaagde zijn werkzaamheden heeft stilgelegd tot stand gekomen. In de tussenliggende periode kan er van alles gebeurd zijn dat ertoe geleid kan hebben dat inmiddels verrichte werkzaamheden als ondermaats kunnen worden beschouwd.
Gedaagde betwist tot slot aansprakelijk te zijn voor welke vorm van schade dan ook.
in reconventie
3.4. Gedaagde vordert Eisers te veroordelen aan Gedaagde te voldoen de somma van
€ 5.210,77 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 19 april 2009 tot aan de dag der algehele voldoening, subsidiair vanaf de dag van de conclusie van eis in reconventie tot aan de dag der algehele voldoening. Gedaagde stelt hiertoe dat Eisers in gebreke zijn gebleven de factuur van 5 april 2009 met factuurnummer 0866 ad € 5.210,77 te voldoen, hetgeen door Eisers bij dagvaarding wordt erkend. Daarnaast vordert Gedaagde dat Eisers worden veroordeeld in de proceskosten te vermeerderen met de nakosten, volgens het toepasselijk liquidatietarief begroot op een bedrag van € 131,-- en indien door Eisers niet binnen veertien dagen na betekening van het te wijzen vonnis aan dit vonnis wordt voldaan, het bedrag te vermeerderen met € 68,--.
3.5. Eisers voeren verweer en stellen het recht te hebben de betaling van de factuur van 5 april 2009 met factuurnummer 0866 op te schorten, aangezien Gedaagde gebrekkig werk leverde, niet op tijd klaar was en te veel rekende voor zijn werkzaamheden. Zij liepen gelet op de stand van het werk en de kwaliteit daarvan ten tijde van deze factuur ver voor met hun betalingen.
4. De beoordeling
in conventie
4.1. De rechtbank zal eerst het meest verstrekkende verweer van Gedaagde beoordelen. De eerste vraag die dan aan de orde komt is of door Eisers binnen bekwame tijd is geklaagd over de door hen gestelde gebreken en geprotesteerd tegen de door hen gestelde te hoge facturen.
4.2. De rechtbank stelt allereerst vast dat de basis voor de stellingen van Eisers is gelegen in het rapport van Backx.
De rechtbank stelt voorts vast dat er door Eisers geen uitlating is gedaan in de periode tussen het moment dat Gedaagde zijn werkzaamheden heeft stilgelegd in april 2009 en het moment dat Eisers Gedaagde in gebreke hebben gesteld per brief van
11 januari 2010 (productie 4 bij de dagvaarding), die een relevant protest van Eisers inhoudt tegen de kwaliteit van het door Gedaagde geleverde werk en tegen de hoogte van de facturen. Derhalve neemt de rechtbank als uitgangspunt dat Eisers niet eerder dan per brief van 11 januari 2010 bij Gedaagde hebben aangegeven dat er gebreken zijn geconstateerd en dat zij meer aan Gedaagde hebben voldaan dan de aanvankelijk geoffreerde aanneemsom, terwijl de werkzaamheden nog niet zijn voltooid.
In het algemeen is enig onderzoek of beraad geoorloofd. Naar het oordeel van de rechtbank hebben zich echter in voornoemde periode meerdere momenten voorgedaan waarop Eisers hun protest over de kwaliteit van het werk en over de hoogte van de facturen aan Gedaagde expliciet kenbaar hadden kunnen maken. Nu door Eisers niet is gesteld dat zij dit hebben gedaan, is de rechtbank van oordeel dat zij langer hebben gewacht met klagen over de door hen gestelde gebreken en protesteren tegen de door hen gestelde te hoge facturen dan zij in de onderhavige omstandigheden hadden mogen doen. Hierbij is naar het oordeel van de rechtbank specifiek ten aanzien van de facturen van belang dat partijen over een aantal facturen overleg hebben gepleegd, dat Gedaagde zijn uren in overleg naar beneden heeft bijgesteld en dat Eisers vervolgens de facturen tot april 2009 hebben betaald. De termijn om te protesteren is alsdan beperkt.
Bovenstaande overwegingen leiden dan ook tot de slotsom dat Eisers niet binnen bekwame tijd bij Gedaagde hebben geklaagd over de door hen gestelde gebreken en geprotesteerd tegen de door hen gestelde te hoge facturen. Het gevolg van het niet tijdig protesteren is dat zij alle rechten en bevoegdheden hebben verloren die aan hen op grond van de door hen gestelde gebrekkigheid van de overeengekomen prestaties ten dienste stonden. Zij kunnen derhalve geen beroep meer doen op een toerekenbare tekortkoming van Gedaagde in de nakoming van zijn verplichtingen en op onverschuldigde betaling aan Gedaagde.
4.3. Uit het voorgaande volgt dat de vordering van Eisers moeten worden afgewezen. Dit heeft tot gevolg dat de vorderingen tot betaling van rente en kosten niet meer aan de orde behoeven te komen.
4.4. Eisers zullen als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Gedaagde worden begroot op:
- griffierecht € 1.414,00
- salaris advocaat € 4.000,00 (2 punten x tarief VI, € 2000,00)
Totaal € 5.414,00
in reconventie
4.5. De enige factuur die door Eisers niet is betaald, is de factuur van 5 april 2009 (nummer 0866) ad € 5.210,77. Eisers beroepen zich ten aanzien van deze factuur op hun opschortingsrecht. Gelet op het oordeel in conventie komt dit recht aan Eisers niet toe. Eisers dienen de factuur van 5 april 2009 (nummer 0866) ad € 5.210,77 aan Gedaagde te voldoen.
4.6. De gevorderde wettelijke rente over € 5.210,77 zal, zoals gevorderd en niet weersproken, worden toegewezen vanaf 19 april 2009.
4.7. Eisers zullen als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Gedaagde worden begroot op:
- salaris advocaat € 384,00 (½ x 2 punten x tarief I, € 384,00)
Totaal € 384,00
in conventie en in reconventie
4.8. Ook de vordering tot betaling van de nakosten is toewijsbaar. Deze vordering is onbestreden. De door Gedaagde gevorderde nakosten zullen op de in het dictum weergegeven wijze worden begroot.
5. De beslissing
De rechtbank
in conventie
wijst de vorderingen van Eisers af;
veroordeelt Eisers in de proceskosten, aan de zijde van Gedaagde tot op heden begroot op € 5.414,00.
in reconventie
veroordeelt Eisers om aan Gedaagde te betalen een bedrag van € 5.210,77 vermeerderd met de wettelijke rente over € 5.210,77 vanaf 19 april 2009 tot de dag der algehele voldoening;
veroordeelt Eisers in de proceskosten, aan de zijde van Gedaagde tot op heden begroot op € 384,00.
in conventie en in reconventie
veroordeelt Eisers in de nakosten, volgens het toepasselijke liquidatietarief begroot op een bedrag van € 131,- zonder betekening, en, indien en voor zover Eisers niet binnen veertien dagen na betekening van het vonnis aan dit vonnis hebben voldaan, vermeerderd met een bedrag van € 68,00.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.A.J. van den Boom en in het openbaar uitgesproken op
8 februari 2012.?
EZ