ECLI:NL:RBMID:2012:BX8026

Rechtbank Middelburg

Datum uitspraak
8 februari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
78200 / HA ZA 11-178
Instantie
Rechtbank Middelburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil tussen buren over bomen en struiken die te dicht bij de perceelgrens staan en te hoog opgroeien

In deze zaak, die voor de Rechtbank Middelburg is behandeld, gaat het om een geschil tussen twee buren over bomen en struiken die te dicht bij de perceelgrens staan en te hoog opgroeien, waardoor het licht voor de eisers wordt weggenomen. De eisers, wonende te Burgh-Haamstede, hebben de gedaagde verzocht om de hoogte van de bomen in zijn achtertuin te verlagen en de overhangende takken te snoeien. De rechtbank heeft vastgesteld dat de coniferen en heesters van de gedaagde binnen de toegestane afstand van de erfgrens staan en hoger zijn dan de scheidsmuur, wat in beginsel een onrechtmatige situatie oplevert op basis van artikel 5:42 BW.

De rechtbank heeft geoordeeld dat de eisers geen belang meer hebben bij de verwijdering van de bomen, maar dat hun belang voldoende is beschermd door het snoeien en gesnoeid houden van de bomen en heesters tot de hoogte van de scheidsmuur. De rechtbank heeft de gedaagde veroordeeld om binnen twee weken na betekening van het vonnis over te gaan tot het snoeien van de coniferen, laurierboom en heesters die binnen de aangegeven afstand van de erfgrens staan. Tevens is de gedaagde veroordeeld tot betaling van een dwangsom van € 250,00 per dag voor iedere dag dat hij niet aan de veroordeling voldoet, met een maximum van € 15.000,00. De proceskosten zijn aan de zijde van de eisers begroot op € 1252,81.

De uitspraak is gedaan op 8 februari 2012 en is openbaar uitgesproken door mr. E.K. van der Lende-Mulder Smit. De rechtbank heeft de vordering van de eisers voor het mindere toegewezen, waarbij de gedaagde in de proceskosten is veroordeeld.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK MIDDELBURG
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 78200 / HA ZA 11-178
Vonnis van 8 februari 2012
in de zaak van
1. eiser 1,
2. eiser 2,
beiden wonende te Burgh-Haamstede,
eisers,
advocaat: mr. V.G.G. Veldhuis te Roosendaal,
tegen
gedaagde,
wonende te Burgh-Haamstede,
gedaagde,
advocaat: mr. P. de Jonge te Zierikzee.
Partijen zullen hierna Eisers en Gedaagde genoemd worden.
1. De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 29 juni 2011;
- het proces-verbaal van comparitie van 4 oktober 2011.
2. De feiten
2.1. Eisers zijn eigenaar van het perceel gelegen aan de [adres + plaatsnaam]. Gedaagde is eigenaar van het perceel gelegen aan de [adres + plaatsnaam]. De percelen van Eisers en Gedaagde grenzen aan de achterzijde aan elkaar.
2.2. Op de erfgrens staat een hek van gaas. Op ongeveer tien centimeter afstand van de erfgrens staat op het perceel van Gedaagde een schutting van circa twee meter hoog. Door deze schutting worden de percelen van elkaar gescheiden.
2.3. Gedaagde heeft op zijn perceel binnen een meter van de erfgrens coniferen, heesters en een laurierboom staan.
2.4. De coniferen zijn nu ongeveer vijf meter hoog. De heesters en de laurierboom zijn twee à twee meter twintig hoog.
2.5. Eisers hebben in een brief van 2 december 2009 (productie 3 bij de dagvaarding) Gedaagde verzocht de hoogte van de bomen in zijn achtertuin terug te brengen tot een meter tachtig à twee meter hoogte en de overhangende takken te snoeien.
2.6. Gedaagde heeft vervolgens de overhangende takken gesnoeid en de coniferen ter hoogte van de garage van Eisers ingekort. De hoogte van de overige coniferen is niet aangepast door Gedaagde.
2.7. Eisers hebben in reactie daarop Gedaagde diverse malen verzocht en gesommeerd om de bomen die te dicht op de erfgrens staan te verwijderen of om tot een oplossing in der minne te komen. Gedaagde is daartoe tot op heden niet bereid gebleken.
3. Het geschil
3.1. Eisers vorderen dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
A. Gedaagde veroordeelt tot het binnen twee weken na betekening van het in dezen te wijzen vonnis verwijderen en verwijderd houden van alle coniferen en beplanting staande binnen twee meter van de erfgrens met het perceel van Eisers voor zover deze hoger zijn dan twee meter;
B. Gedaagde veroordeelt tot betaling van een dwangsom van € 250,00 per dag of deel daarvan dat Gedaagde nalaat aan de veroordeling te voldoen;
C. Gedaagde veroordeelt in de kosten van deze procedure.
3.2. Eisers leggen aan hun vordering ten grondslag dat de coniferenbomen en beplanting binnen twee meter respectievelijk een halve meter van de erfgrens staan en daarnaast hoger zijn dan twee meter, “de scheidsmuur”. Deze situatie is volgens hen onrechtmatig op grond van artikel 5:42 BW. Door de weigerachtigheid van Gedaagde om de coniferen en beplanting in te korten, zullen deze enkel hoger groeien.
Voorts stellen Eisers dat door de rigoureuze wijze van snoeien van Gedaagde hun uitzicht is aangetast. Zij verwijzen hiervoor naar de foto’s in productie 5 van de dagvaarding.
Tot slot ontnemen de coniferen zonlicht uit de achtertuin van Eisers
Op het verweer van Gedaagde reageren Eisers door te betwisten dat er sprake zou zijn van een plaatselijke gewoonte die het toelaat om bomen en heesters op minder dan de toegestane afstand van de erfgrens te hebben. Daarnaast betwisten Eisers naar aanleiding van het verweer van Gedaagde dat zij geen belang zouden hebben bij verwijdering van de bomen.
3.3. Gedaagde voert verweer strekkende tot afwijzing van de vordering van Eisers, met veroordeling van Eisers in de proceskosten. Gedaagde voert daartoe het navolgende aan.
Hij stelt ten eerste dat er sprake is van een plaatselijke gewoonte ten gevolge waarvan het aan hem is toegestaan de bomen en heesters op minder dan de toegestane afstand van de erfgrens te hebben. Deze plaatselijke gewoonte volgt uit het karakter van het gebied waar partijen wonen. Gedaagde heeft tijdens de comparitie van 4 oktober 2011 verzocht om een gerechtelijke plaatsopneming, omdat uit de foto’s die hij heeft van het gebied de plaatselijke gewoonte niet is af te leiden.
Voorts stelt Gedaagde dat Eisers misbruik maken van recht door alleen het meerdere, de verwijdering van de bomen, te vorderen. Aan de belangen van Eisers kan namelijk ook tegemoet worden gekomen met het mindere, te weten door het op hoogte brengen van de bomen.
Tot slot betwist Gedaagde het belang van Eisers bij het verwijderen van de bomen. Volgens Gedaagde dragen Eisers zelf ook bij aan de aantasting van hun uitzicht en het verminderde zonlicht in hun achtertuin.
4. De beoordeling
4.1. De coniferen en de laurierboom staan binnen twee meter afstand van de erfgrens. Eisers hebben verder onweersproken gesteld dat de heesters binnen een halve meter van de erfgrens staan. Dit levert in beginsel een onrechtmatige situatie op basis van artikel 5:42 BW op.
4.2. De coniferen zijn ongeveer vijf meter hoog en reiken daarmee hoger dan de scheidsmuur. Eisers kunnen zich dus in beginsel verzetten tegen de aanwezigheid van de coniferen.
De hoogte van de laurierboom is twee à twee meter twintig. Op de eerste foto in productie 15 bij de dagvaarding is te zien dat de laurierboom hoger reikt dan de scheidsmuur. Eisers kunnen zich dus in beginsel ook verzetten tegen de aanwezigheid van de laurierboom.
De hoogte van de heesters is twee à twee meter twintig. Op de derde en vierde foto in productie 15 bij de dagvaarding is te zien dat in elk geval twee heesters hoger reiken dan de scheidsmuur. Eisers kunnen zich dus in beginsel ook verzetten tegen de aanwezigheid van de heesters, voor zover deze hoger reiken dan de scheidsmuur.
4.3. Gedaagde heeft zijn stelling dat er sprake is van een plaatselijke gewoonte ten gevolge waarvan het aan hem is toegestaan bomen en heesters op minder dan de toegestane afstand van de erfgrens te hebben niet nader onderbouwd, zodat de rechtbank daaraan voorbij gaat. Dit heeft tevens tot gevolg dat de rechtbank niet tot een gerechtelijke plaatsopneming zal overgaan.
4.4. De bevoegdheid van Eisers om de verwijdering van de bomen en heesters te vorderen vloeit voort uit artikel 5:42 BW. De rechtbank overweegt dat Gedaagde, ondanks diverse brieven van Eisers met daarin onder andere het voorstel om tot een minnelijke schikking te komen (productie 3, productie 11 tweede brief en productie 13 bij de dagvaarding), geen actie heeft ondernomen om de niet gesnoeide bomen en beplanting tot de hoogte van de scheidsmuur terug te brengen. De stelling dat Eisers alleen genoegen nemen met het meerdere gaat gelet op de bij de dagvaarding gevoegde correspondentie dus niet op.
De rechtbank is echter van oordeel dat Eisers geen belang meer hebben bij de verwijdering van de coniferen, laurierboom en heesters. Het belang van Eisers is voldoende beschermd door het snoeien en gesnoeid houden van de bomen en heesters tot twee meter, omdat de scheidsmuur waar zij achter staan ook twee meter hoog is.
4.5. Het voorgaande leidt tot de slotsom dat de vordering van Eisers voor toewijzing vatbaar is. De rechtbank zal echter het mindere toewijzen, te weten het op hoogte van de scheidsmuur snoeien en op hoogte gesnoeid houden van de coniferen, de laurierboom en de heesters voor zover deze heesters hoger reiken dan de scheidsmuur.
4.6. De rechtbank zal de gevorderde dwangsom eveneens toewijzen op de in het dictum weergegeven wijze.
4.7. Gedaagde zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Eisers worden begroot op:
- dagvaarding € 90,81
- griffierecht € 258,00
- salaris advocaat € 904,00 (2 punt x tarief II, € 452,--)
Totaal € 1252,81
5. De beslissing
De rechtbank
veroordeelt Gedaagde om binnen twee weken na betekening van dit vonnis over te gaan tot het op de hoogte van de scheidsmuur snoeien en gesnoeid houden van
a. de coniferen staande binnen twee meter van de erfgrens;
b. de laurierboom staande binnen twee meter van de erfgrens, en
c. de heesters staande binnen 50 centimeter van de erfgrens;
veroordeelt Gedaagde tot betaling van een dwangsom van € 250,00 per dag voor iedere dag dat Gedaagde na twee weken na betekening van dit vonnis niet aan de uitgesproken veroordeling voldoet met een maximum van € 15.000,00;
veroordeelt Gedaagde in de proceskosten, aan de zijde van Eisers tot op heden begroot op € 1252,81;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.K. van der Lende-Mulder Smit en in het openbaar uitgesproken op 8 februari 2012.
EZ?