ECLI:NL:RBMID:2012:BX7954

Rechtbank Middelburg

Datum uitspraak
9 februari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
242902 / HA ZA 11-1514
Instantie
Rechtbank Middelburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bezwaren tegen de lijst der geldelijke regelingen in ruilverkaveling Zundert

In deze zaak hebben reclamanten, wonende te Zundert, bezwaren ingediend tegen de lijst der geldelijke regelingen (LGR) die door de landinrichtingscommissie voor de ruilverkaveling Zundert is opgesteld. De reclamanten hebben bezwaar gemaakt tegen het in rekening brengen van 439,6 punten voor verbetering van de verkavelingssituatie en het niet opnemen van een bedrag van € 158.000,00 voor kavelaanvaardingswerkzaamheden die in opdracht van hen zijn uitgevoerd. De rechtbank heeft de procedure behandeld op basis van verschillende processtukken, waaronder bezwaarschriften en pleitnota's van beide partijen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de reclamanten geen recht hadden op de gevraagde kavelaanvaardingswerkzaamheden, omdat de toedeling in beginsel vergelijkbaar moest zijn met de inbreng, zoals bepaald in artikel 148 van de Landinrichtingswet. De rechtbank heeft eerder in een vonnis van 16 januari 2008 overwogen dat de reclamanten bij de alternatieve toedeling niet op het punt van de grondkwaliteit achteruitgingen. De rechtbank heeft de stellingen van reclamanten dat zij recht hadden op kavelaanvaardingswerkzaamheden verworpen, omdat deze niet voldoende waren onderbouwd.

De rechtbank heeft de bezwaren van reclamanten tegen de LGR ongegrond verklaard en hen niet-ontvankelijk verklaard in hun overige bezwaren, omdat deze na de gestelde termijn waren ingediend. De rechtbank heeft de proceskosten aan de zijde van de landinrichtingscommissie begroot op nihil. Het vonnis is uitgesproken op 9 februari 2012 door de rechters S.M.J. van Dijk, J.A. van Voorthuizen en T. van de Poll.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK BREDA
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 242902 / HA ZA 11-1514
bezwaarnummer: 4
Vonnis van 9 februari 2012
in de zaak van
1. reclamant 1,
wonende te Zundert,
2. reclamant 2,
wonende te Zundert,
reclamanten,
advocaat mr. A.A.M. van Beek te Tilburg,
tegen
De door de landinrichtingscommissie voor de ruilverkaveling “Zundert” opgestelde lijst der geldelijke regelingen.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- bezwaarschriften d.d. 22 november 2010;
- proces-verbaal van behandeling door de landinrichtingscommissie - verder lic - op 10 mei
2011 met bijlagen;
- proces-verbaal van behandeling door de rechter-commissaris op 7 november 2011;
- pleitnota van reclamanten d.d. 12 januari 2012;
- pleitnota van de Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie d.d. 12 januari
2012;
- proces-verbaal van behandeling door de rechtbank op 12 januari 2012.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. Het geschil
2.1. Van de door reclamanten tegen de lijst der geldelijke regelingen – verder LGR – ingediende bezwaren resteren nog het bezwaar tegen het in rekening brengen van 439,6 punten ter zake van verbetering van de verkavelingssituatie en het niet in de LGR opnemen van een bedrag van € 158.000,00 ter zake van in opdracht van reclamanten verrichte kavelaanvaardingswerkzaamheden. Ter gelegenheid van de behandeling van de bezwaren door de rechter-commissaris hebben reclamanten bezwaar gemaakt tegen het niet vergoeden van teeltschade die is ontstaan als gevolg van het feit dat reclamanten hun grond in 2007, 2008 en 2009 niet hebben kunnen gebruiken omdat de te verrichten kavelaanvaardingswerkzaamheden niet gereed waren. Voorts hebben reclamanten bezwaar gemaakt tegen het door de lic niet verrichten van kavelaanvaardingswerkzaamheden die bestaan in het betuinen van een sloot.
2.2. Het bedrag van € 158.000,00 ter zake van in opdracht van reclamanten uitgevoerde kavelaanvaardingswerkzaamheden dient volgens reclamanten in de LGR opgenomen te worden als een door hen te ontvangen bedrag. De toedeling kan naar de mening van reclamanten de vergelijking met de inbreng niet doorstaan. De overwegingen van deze rechtbank daaromtrent in het vonnis van 16 januari 2008 gewezen in het kader van het door reclamanten tegen het Plan van Toedeling ingediende bezwaarschrift kloppen niet. De door reclamanten ingebrachte percelen waren allen geschikt voor boomkwekerij. Het aan reclamanten aan de huiskavel toegedeelde perceel, althans een deel daarvan, “het moeras”, is niet geschikt voor boomkwekerij omdat het te nat is. Voorts is door de lic ter gelegenheid van de behandeling van het bezwaarschrift van reclamanten tegen het plan van toedeling toegezegd dat “het moeras” door middel van het uitvoeren van kavelaanvaardingswerkzaamheden geschikt zou worden gemaakt voor de teelt van eiken en beuken. De door de lic uitgevoerde werkzaamheden die bestonden uit het saneren van de vuilnisput ter plaatse van “het moeras”, het afvoeren van grond en vervolgens opbrengen van 3.500 m³ grond waren onvoldoende om het perceel voor de teelt van eiken en beuken geschikt te maken. Reclamanten hebben vervolgens zelf, noodgedwongen omdat de lic haar toezegging niet nakwam, kavelaanvaardingswerkzaamheden moeten laten uitvoeren. Deze kavelaanvaardingswerkzaamheden die onder andere bestonden uit het aanvoeren van 8.500 m³ hebben er toe geleid dat reclamanten eiken en beuken op het perceel kunnen telen. Ten bewijze van het feit dat de werkzaamheden daadwerkelijk zijn uitgevoerd leggen reclamanten facturen over en een verklaring van dhr. Karl Tax. Reclamanten bestwisten dat de lic onverplicht kavelaanvaardingswerkzaamheden aan de huiskavel heeft uitgevoerd.
2.3. Reclamanten zijn van mening dat de toedeling niet indeling in verkavelingsklasse 3 rechtvaardigt. In de inbrengsituatie was sprake van 6 kavels. Deze 6 kavels zijn na de toedeling teruggebracht naar 5 kavels. Door de lic is ten onrechte de indruk gewekt dat het aantal kavels van 13 naar 5 is teruggebracht. De omstandigheid dat als gevolg van verkoop, na de peildatum, nog één kavel resteert is een omstandigheid waarmee in het kader van de LGR geen rekening mag worden gehouden. Door de huiskavel zoals die is toegedeeld loopt een beek. Niet is dus sprake van één huiskavel met een oppervlakte van iets meer dan 6 hectare. Voorts is sprake van afstandsvergroting. Er was voldoende ruimte om reclamanten binnen het boomteeltontwikkelingsgebied toe te delen. Dat heeft de lic nagelaten. Reclamanten hebben voorts geen enkel recht perceel toegedeeld gekregen. De bewerking van de percelen wordt daardoor bemoeilijkt.
2.4. Reclamanten handhaven hun aanspraak op het in het kader van kavelaanvaarding betuinen van de slootkant. Reclamanten handhaven ook hun bezwaar met betrekking tot het niet toekennen door de lic van een bedrag ter zake van schade die reclamanten hebben geleden als gevolg van de omstandigheid dat zij hun grond in 2007, 2008 en 2009 niet hebben kunnen inplanten omdat er nog kavelaanvaardingswerkzaamheden verricht moesten worden.
2.5. De lic voert verweer. De lic is van mening dat aan reclamanten grond is toegedeeld van een gelijke hoedanigheid en gebruiksbestemming als door hen is ingebracht. De lic verwijst daartoe naar hetgeen deze rechtbank in het vonnis van 16 januari 2008 in rechtsoverweging 2.10 overweegt. Reclamanten hebben gelet daarop geen recht op kavelaanvaardingswerkzaamheden. De lic bestrijdt dat toegezegd is dat de kavel die aan de huiskavel werd aangesloten geschikt zou worden gemaakt voor de teelt van eiken en beuken. De lic heeft kavelaanvaardingswerkzaamheden uitgevoerd omdat het slechte stuk midden in de huiskavel lag en daardoor een negatieve invloed had op de exploitatie van de huiskavel en omdat de schattingswaarde van dat perceelsgedeelte aan de hoge kant was. De lic was niet gehouden meer kavelaanvaardingswerkzaamheden uit te voeren dan zij heeft gedaan. De door reclamanten uitgevoerde werken betreffen kavelverbeteringswerken. Kosten verbonden aan werkzaamheden die worden uitgevoerd om een kavel te verbeteren zijn per definitie voor rekening van de grondeigenaar. De eigenaar heeft recht op grond van dezelfde hoedanigheid en gebruiksbestemming als door hem is ingebracht en niet op grond die geschikt is voor zijn teelten.
2.6. De indeling in een nutsklasse gebeurt aan de hand van de Visuele Methode waarbij de gehele inbreng met de gehele toedeling op bedrijfsniveau wordt vergeleken. In het onderhavige geval is sprake van huiskavelvergroting van 2,21 ha tot 6,15 ha en is het aantal veldpercelen teruggebracht van 6 naar 2. Sprake is dus van een “sterke verbetering” die indeling in nutsklasse 3 rechtvaardigt. De beek die volgens reclamanten door de huiskavel loopt is een interne overschrijdbare sloot. De aanwezigheid van een interne overschrijdbare sloot heeft niet tot gevolg dat dan niet meer kan worden gesproken van één kavel. Het geheel moet dus als huiskavel aangemerkt worden.
2.7. Reclamanten zijn niet ontvankelijk in hun bezwaar ten aanzien van schade die zij stellen te hebben geleden als gevolg van de omstandigheid dat zij in 2007, 2008 en 2009 een deel van hun grond niet zouden hebben kunnen gebruiken als gevolg van het niet tijdig gereed zijn van kavelaanvaardingswerken. Het bezwaar is door reclamanten niet binnen de daartoe gestelde termijn ingediend terwijl zij daartoe wel in de gelegenheid waren nu de LGR is in oktober 2010 ter inzage gelegd en de schade voorafgaand daaraan zou zijn ontstaan. Indien en voor zover reclamanten beogen te stellen dat zij als gevolg van het uitblijven van het betuinen van de sloot schade hebben geleden geldt ook voor dat bezwaar dat het na de gestelde termijn is ingediend en reclamanten daarin niet ontvankelijk zijn.
3. De beoordeling
3.1. Ingevolge artikel 148 van de Landinrichtingswet moet de toedeling in beginsel vergelijkbaar zijn met de inbreng. Indien dat niet het geval is heeft de opkomende eigenaar recht op kavelaanvaardingswerkzaamheden om de toedeling vergelijkbaar te maken met de inbreng. Voor beantwoording van de vraag of reclamanten in het onderhavige geval recht hadden op kavelaanvaardingswerkzaamheden is derhalve van belang of de inbreng een vergelijking met de toedeling kan doorstaan. In het kader van de behandeling van het door reclamanten tegen het Plan van Toedeling ingediende bezwaarschrift heeft deze rechtbank in het vonnis van 16 januari 2008 overwogen dat reclamanten er bij de alternatieve toedeling, in het vonnis aangeduid als “voorstel II”, overeenkomstig welk voorstel de rechtbank het Plan van Toedeling wijzigt, per saldo op het punt van de grondkwaliteit er in ieder geval niet op achteruit gaan. Ook een deel van de inbreng was, zo overweegt de rechtbank, in geheel niet geschikt voor boomteelt, respectievelijk niet voor de teelt van beuken. De rechtbank neemt daarbij mede in aanmerking dat de ontwateringsfactoren in de toedeling gunstiger uitvallen dan in de inbreng. Reclamanten hebben hun stellingen dat zij recht hebben op kavelaanvaardingswerken omdat hun gehele inbreng geschikt was voor boomkwekerij en de toedeling niet, niet nader met gegevens onderbouwd evenmin als hun standpunt dat de overwegingen in het vonnis van de rechtbank dat de toedeling een vergelijking met de inbreng niet kan doorstaan niet zouden kloppen. De rechtbank passeert derhalve de stellingen van reclamanten op dit punt. Er moet mitsdien in het kader van deze bezwarenbehandeling van uit worden gegaan dat de toedeling zoals die door de rechtbank is vastgesteld in het vonnis van 16 januari 2008 een vergelijking met de inbreng kan doorstaan. Gelet daarop hadden reclamanten geen aanspraak op het verrichten van kavelaanvaardingswerkzaamheden. Dit zou wellicht alleen anders zijn indien de lic, hetgeen reclamanten aanvankelijk stelden maar door de lic is bestreden, ter gelegenheid van de behandeling van de door reclamanten tegen het Plan van Toedeling ingediende bezwaren toegezegd zou hebben om “het moeras” geschikt te maken voor de teelt van eiken en beuken. Ter terechtzitting is door reclamanten echter verklaard dat de rechtbank de lic destijds gevraagd heeft welke werkzaamheden daarvoor nodig zouden zijn, hetgeen toen nader door de lic is toegelicht, maar dat door de lic niet is toegezegd die werkzaamheden ook uit te zullen voeren. Gelet op het vorenstaande konden reclamanten geen aanspraak maken op het verrichten van kavelaanvaardingswerkzaamheden door de lic. De rechtbank zal het bezwaar tegen het niet in de LGR opnemen van een bedrag van € 158.000,00 ter zake van in opdracht van reclamanten uitgevoerde werkzaamheden ongegrond verklaren.
3.2. Teneinde het nut van de verkaveling per bedrijf te kunnen bepalen is aan de hand van een aantal verkavelingscriteria een vijftal nutsklassen ontworpen en per nutsklasse een tweetal verkavelingsmodellen opgesteld. Vervolgens is door een visuele schatting waarbij de oude en de nieuwe situatie per bedrijf wordt vergeleken het nut van de verkaveling per eigenaar vastgesteld. Gelet op de als bijlage 4 bij het proces-verbaal van de lic overgelegde overzichtskaarten van de inbreng en de toedeling van reclamanten zijn reclamanten door de toedeling van 6 naar 2 veldkavels gegaan. De huiskavel is aanzienlijk, van 2,21 ha tot 6,15 ha vergroot. De rechtbank overweegt in dit opzicht dat de huiskavel, nu sprake is van een overschrijdbare interne sloot, als één kavel aangemerkt moet worden. Naar het oordeel van de rechtbank is sprake van sterke vergroting van de oppervlakte grond bij de bedrijfskavel en voorts sterke samenvoeging op afstand. Gelet hierop is, nu voor indeling in een nutsklasse niet aan alle daarvoor geldende factoren behoeft te worden voldaan, naar het oordeel van de rechtbank voldaan aan de voor indeling in nutsklasse 3 geformuleerde criteria. De rechtbank zal het bezwaar tegen het opnemen in de LGR van 439,6 punten voor verbetering van de verkavelingssituatie ongegrond verklaren.
3.3. De rechtbank zal reclamanten niet-ontvankelijk verklaren in het bezwaar tegen het niet opnemen van een schadepost ter zake van het niet kunnen betelen van gronden als gevolg van het niet tijdig gereed zijn van kavelaanvaardingswerken, omdat dit bezwaar na de daartoe geldende termijn is ingediend. Ook in het bezwaar tegen het niet betuinen van de slootkant zullen reclamanten wegens termijnoverschrijding niet-ontvankelijk worden verklaard, nog daargelaten of dit bezwaar aangemerkt kan worden als een bezwaar tegen de LGR.
3.4. De rechtbank zal reclamanten als de in het ongelijk gestelde partijen in de proceskosten veroordelen tot op heden aan de zijde van de lic begroot op nihil.
4. De beslissing
De rechtbank
- verklaart het bezwaar van reclamanten tegen het niet in de LGR opnemen van een bedrag van € 158.000,00 en het bezwaar tegen het in rekening brengen van 439,6 punten ter zake van verbetering van de verkavelingssituatie ongegrond;
- verklaart reclamanten in de overige door hem ingediende bezwaren niet-ontvankelijk;
- veroordeelt reclamanten in de proceskosten tot op heden aan de zijde van de lic begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.M.J. van Dijk, mr. J.A. van Voorthuizen en mr. T. van de Poll en in het openbaar uitgesproken op 9 februari 2012.?
MdB