RECHTBANK MIDDELBURG
Sector bestuursrecht
Uitspraak van de enkelvoudige kamer voor bestuursrechtelijke zaken
[Naam],
gevestigd te Oosterland,
eiseres,
gemachtigde mr. H.H. Acun, advocaat te Breda,
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV),
gevestigd te Amsterdam,
verweerder.
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen een besluit op bezwaar van 15 augustus 2011 van verweerder (het bestreden besluit).
Het beroep is op 17 januari 2012 ter zitting behandeld. Voor eiseres is haar gemachtigde verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde J.B. Snoek.
1. Een snackbarmedewerker in dienst van eiseres (verder: werknemer) is op 3 maart 2009 uitgevallen met rug- en beenklachten. Op 16 maart 2009 noteert de bedrijfsarts als hoofddiagnose lumbago met ischialgie en als nevendiagnose spondylose. De beperkingen bij zitten, lopen en staan zijn zodanig dat er volgens de bedrijfsarts geen benutbare mogelijkheden zijn. Op 10 april 2009 wordt een probleemanalyse opgesteld. Daarin staat vermeld dat er geen mogelijkheden zijn om weer in eigen of aangepast werk bij de eigen werkgever te werken.
2. In mei en juli 2009 is werknemer geopereerd aan de bloedvaten van de benen.
3. De bedrijfsarts noteert na onderzoek op 14 januari 2010 dat geen meerwaarde voor een arbeidskundig onderzoek aanwezig is, hoewel de werknemer al meer dan 10 maanden ziek is. Bij brief van 15 januari 2010 wordt eiseres meegedeeld dat de werknemer volledig arbeidsongeschikt is met vermelding van aanzienlijke beperkingen. Op 13 april 2010 noteert de bedrijfsarts dat de klachten en beperkingen bepaald nog niet zijn verminderd, eerder toegenomen.
4. Bij controle op 29 juli 2010 acht een nieuwe bedrijfsarts een arbeidskundig onderzoek aangewezen gezien de duur van het verzuim. Er wordt een functionele mogelijkhedenlijst (FML) opgesteld. In zijn brief van 29 juli 2010 schrijft deze bedrijfsarts aan eiseres dat er nog geen mogelijkheden bestaan voor werkhervatting in eigen of aangepaste werkzaamheden en dat hij een aanvraag doet voor een arbeidskundig onderzoek naar de resterende arbeidsmogelijkheden.
5. Op 13 november 2010 wordt een arbeidskundig rapport door de arbodienst opgemaakt. Een trajectplan re-integratie wordt op 20 november 2010 opgesteld.
6. Op 6 december 2010 is werknemer aan zijn rug geopereerd.
7. De verzekeringsarts van het UWV constateert in zijn rapport van 17 februari 2011 dat de bedrijfsarts ten onrechte heeft gesteld dat er geen benutbare mogelijkheden zijn. Werknemer is van 10 april 2009 tot 14 januari 2010 buiten beeld van de bedrijfsarts geweest. Er zijn re-integratiekansen gemist. Het re-integratietraject had reeds half juli 2009 kunnen worden opgestart.
8. De arbeidsdeskundige van het UWV concludeert in zijn rapport van 8 maart 2011 dat de re-integratie inspanningen van eiseres onvoldoende zijn omdat de re-integratie naar een andere werkgever (spoor 2) te laat is gestart.
9. Bij besluit van 10 maart 2011 heeft verweerder eiseres een loonsanctie opgelegd bestaande uit doorbetaling van loon aan werknemer tot 22 januari 2012. Hiertegen heeft eiseres bezwaar gemaakt.
10. Bij besluit van 15 augustus 2011 heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard. De rapporten van de bezwaarverzekeringsarts en de bezwaararbeidsdeskundige, waarin de standpunten van verzekeringsarts respectievelijk arbeidsdeskundige worden onderschreven, zijn bijgevoegd. Op grond van die rapporten is verweerder van mening dat de loonsanctie terecht is opgelegd. De bezwaarverzekeringsarts komt tot de conclusie dat de bezwaren geen aanleiding vormen tot herziening van de medische grondslag waarop het primaire besluit is gebaseerd. Werknemer is in mei en juli 2009 geopereerd aan de bloedvaten van de benen. Na een vaatoperatie kan er snel gestart worden met re-integratie. Na een vaatoperatie dient een patiënt volgens de bezwaarverzekeringsarts juist zoveel mogelijk in beweging te blijven.
11. Eiseres voert aan dat zij zich in voldoende mate heeft ingespannen voor de re-integratie van de werknemer. Van haar als werkgever mag niet worden verwacht dat spoor 2 wordt ingezet als nog niet duidelijk is wat er aan de hand is met de werknemer. De aanname van het UWV is niet gebaseerd op feiten. Naar de mening van eiseres handelt het UWV in strijd met de wet aangaande de bedoeling van de loonsanctie. Pas in juli 2010 heeft de bedrijfsarts de conclusie getrokken dat werknemer geen mogelijkheden meer heeft in het eigen bedrijf. Uit het trajectplan van november 2010 blijkt dat werknemer minimaal 3 maanden niet bemiddelbaar was. Het UWV is uitgegaan van een onjuist re-integratieverloop. Het lijkt alsof de werknemer tussen april 2009 en november 2010 volledig uit beeld is geweest. Dat is niet juist. Eiseres heeft op de hoorzitting stukken overgelegd waaruit blijkt van regelmatig contact met werknemer en terugkoppelingen naar eiseres.
De rechtbank overweegt het volgende.
12. De criteria voor het aannemen van een situatie van geen benutbare mogelijkheden zijn neergelegd in artikel 2, vijfde lid, van het Schattingsbesluit. Uit de stukken is niet gebleken dat werknemer heeft voldaan aan een van de hierboven genoemde criteria. De bedrijfsarts heeft kennelijk niet deze criteria gehanteerd toen hij constateerde dat er geen benutbare mogelijkheden voor werknemer zijn. Werknemer was immers in staat om naar zijn spreekuur te komen. Het standpunt van de verzekeringsarts in zijn rapport van 25 januari en 17 februari 2011 dat de bedrijfsarts ten onrechte heeft gesteld dat er geen benutbare mogelijkheden zijn, is naar het oordeel van de rechtbank juist. Volgens vaste jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep (zie LJN: BK3713 van 18 november 2009 en BU5541 van 23 november 2011) impliceert de verantwoordelijkheid van werkgever en werknemer verantwoordelijkheid voor de kwaliteit van de geleverde diensten door ingeschakelde deskundigen, zoals de arbodienst. De onjuiste beoordeling van de bedrijfsarts van de arbodienst dient dan ook voor risico van eiseres te komen.
13. Eiseres heeft het standpunt van het UWV bestreden dat werknemer tussen 10 april 2009 en 14 januari 2010 buiten beeld is geweest. In het beroepschrift worden de data dat er terugkoppeling met werknemer is geweest expliciet genoemd. Ter zitting van de rechtbank zijn de betreffende stukken overgelegd door de gemachtigde van eiseres. Uit die stukken blijkt dat er in de periode van 10 april 2009 tot 14 januari 2010 weliswaar regelmatig telefonisch contact tussen een consulent van de arbodienst en werknemer is geweest, maar blijkt niet dat een bedrijfsarts werknemer ook daadwerkelijk heeft gezien.
De rechtbank stelt vast dat er van de zijde van de arbodienst in ieder geval in de periode van 10 april 2009 tot 14 januari 2010 geen medische gegevens over werknemer zijn genoteerd.
14. In het kader van het verzekeringsgeneeskundig onderzoek einde wachttijd heeft de verzekeringsarts contact opgenomen met de arbodienst. Van de bedrijfsarts heeft de verzekeringsarts geen nadere informatie kunnen verkrijgen over werknemer. Verder is gebleken dat de verzekeringsarts geen informatie heeft gevraagd bij de behandelende sector. De verzekeringsarts komt in zijn rapport van 17 februari 2011 tot de conclusie dat werknemer vanaf medio juli 2009 belastbaar was zonder te beschikken over feitelijke informatie over de gezondheidstoestand van werknemer in juli 2009. De bezwaarverzekeringsarts onderschrijft in zijn rapport van 16 juni 2011 deze conclusie zonder andere informatie van de bedrijfsarts ontvangen te hebben dan de informatie die zich in het dossier bevond en zonder te beschikken over informatie van de behandelende sector. Er is in het dossier geen stuk te vinden van een (behandelend) medicus die uit eigen wetenschap beschikt over medische informatie in de periode tussen 10 april 2009 en 14 januari 2010, terwijl uit de brieven van de arbodienst aan eiseres in die periode is op te maken dat werknemer in die periode enkele malen een specialist heeft geconsulteerd.
Onder die omstandigheden had het naar het oordeel van de rechtbank voor de hand gelegen dat de (bezwaar)verzekeringsarts die informatie bij de behandelend sector had opgevraagd. De rechtbank is van oordeel dat de conclusie dat werknemer vanaf medio juli 2009 belastbaar was niet is gebaseerd op de nodige kennis en de relevante feiten aangaande de medische situatie van werknemer in eerdergenoemde periode. In het verlengde daarvan is de rechtbank van oordeel dat het standpunt van het UWV dat spoor 2 vanaf medio juli 2009 gevolgd had moeten worden op onvoldoende grondslag berust. Het bestreden besluit moet wegens onzorgvuldige voorbereiding vernietigd worden. Het beroep is om die reden gegrond.
15. Ingeval een besluit wordt vernietigd, dient volgens vaste jurisprudentie de rechtbank de mogelijkheden van finale beslechting van het geschil te onderzoeken. Aangezien nader medisch onderzoek naar de feitelijke gezondheidstoestand van werknemer na de vaatoperaties in 2009 nodig is, kan de rechtbank geen oordeel geven over een finale beslechting van het geschil.
16. In het voorgaande ziet de rechtbank aanleiding om verweerder te veroordelen in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 874,-, uitgaande van een zaak van gemiddelde zwaarte en van twee proceshandelingen.
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak;
- bepaalt dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht ten bedrage van € 302,- (driehonderdtwee eruo) vergoedt;
- veroordeelt verweerder in de kosten van deze procedure, aan de zijde van eiseres begroot op € 874,- (achthonderdvierenzeventig euro), te betalen door verweerder aan eiseres.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.W. Ente, in tegenwoordigheid van mr. M.D. Bezemer-Kralt, griffier, en op 15 maart 2012 in het openbaar uitgesproken.
Tegen deze uitspraak kan een belanghebbende hoger beroep instellen.
Het instellen van het hoger beroep geschiedt door het indienen van een beroepschrift bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht, binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak.
Nota bene:
In deze uitspraak is het beroep (deels) gegrond verklaard en is het bestreden besluit vernietigd.
Als de rechtbank daarbij gronden van uw beroep uitdrukkelijk heeft verworpen en u wilt daarin niet berusten, moet daartegen binnen bovengenoemde termijn hoger beroep worden ingesteld.
Afschrift verzonden op: 15 maart 2012