ECLI:NL:RBMID:2012:BV2777

Rechtbank Middelburg

Datum uitspraak
2 februari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
Awb 09/1072
Instantie
Rechtbank Middelburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • A.W. Ente
  • J.C.K.W. Bartel
  • W.H.C. van Eck
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schadevergoeding voor gewasschade door verzilting als gevolg van waterhuishouding

In deze zaak heeft de Rechtbank Middelburg op 2 februari 2012 uitspraak gedaan in een geschil tussen de maatschap [naam] en [naam 1], gevestigd te [plaats], en de Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat. Eiseres heeft een verzoek ingediend tot schadevergoeding wegens gewasschade die zij stelt te hebben geleden als gevolg van de ingebruikneming van het doorlaatmiddel 'De Katse Heule' op 23 juli 2004. Eiseres betoogt dat de verzilting van het grondwater, veroorzaakt door de openstelling van dit doorlaatmiddel, heeft geleid tot schade aan haar gewassen, waaronder aardappelen en conservenerwten. De Staatssecretaris heeft het verzoek afgewezen, stellende dat er geen causaal verband bestaat tussen de schade en de handelingen van de overheid. De rechtbank oordeelt dat de Staatssecretaris onvoldoende onderzoek heeft gedaan naar de relatie tussen de verzilting en de schade aan de gewassen. De rechtbank vernietigt het besluit van de Staatssecretaris en draagt hem op om een nieuw besluit te nemen, waarbij aanvullend onderzoek naar de verziltingsproblematiek en de waterhuishouding moet worden uitgevoerd. Tevens wordt de Staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van eiseres.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDELBURG
Sector bestuursrecht
AWB nummer: 09/1072
Uitspraak van de meervoudige kamer voor bestuursrechtelijke zaken
inzake
Maatschap [naam] en [naam 1],
gevestigd te [plaats],
eiseres,
gemachtigde: mr. J.A.J.M. van Houtum, werkzaam bij Stichting Achmea Rechtsbijstand
te Tilburg,
tegen
de Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat,
verweerder.
I. Procesverloop
Bij brief van 26 mei 2006, aangevuld op 18 juli 2007 en 31 oktober 2007, heeft eiseres bij verweerder een verzoek ingediend tot toekenning van schadevergoeding ter zake van geleden gewasschade als gevolg van de ingebruikneming van het doorlaatmiddel “De Katse Heule”.
Bij besluit van 17 juli 2009, kenmerk 3460, heeft verweerder dit verzoek afgewezen.
Het hiertegen bij brief van 6 augustus 2009 ingediende bezwaarschrift heeft verweerder bij besluit van 2 november 2009 (het bestreden besluit) ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen dit besluit op 8 december 2009 beroep ingesteld bij de rechtbank.
Het beroep is op 8 november 2011 ter zitting behandeld, gevoegd met de zaak 10/18 inzake [naam 2]. Namens eiseres zijn ter zitting verschenen de heren [naam 1] en [naam 1a]., bijgestaan door hun gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden A.G. Bouw en ing. L. Harpe, beiden werkzaam bij Rijkswaterstaat Zeeland.
II. Overwegingen
1. Ingevolge artikel 2 van de Regeling Nadeelcompensatie Verkeer en Waterstaat 1999 (hierna: de Regeling) kent de Minister degene die schade lijdt of zal lijden als gevolg van de rechtmatige uitoefening door of namens de minister van een aan het publiekrecht ontleende bevoegdheid of taak, op verzoek een vergoeding toe, voor zover de schade redelijkerwijze niet of niet geheel te zijnen laste behoort te blijven en voor zover de vergoeding niet of niet voldoende anderszins is verzekerd.
In artikel 15, eerste en tweede lid, van de Regeling is, voor zover van belang, bepaald dat de minister een commissie instel die tot taak heeft hem van advies te dienen over de op het verzoek te nemen beslissing.
Op grond van artikel 15, derde lid, van deze Regeling bestaat de commissie uit drie onafhankelijke deskundigen, die door de minister worden benoemd..
Ingevolge artikel 16, eerste lid, van de Regeling dient de commissie de minster van advies over de op het verzoek te nemen beslissing. Zij stelt daartoe, voorzover een zorgvuldige advisering daartoe noopt, een onderzoek in naar:
a. de vraag of de door verzoeker in zijn verzoek gestelde schade een gevolg is van de in het verzoek aangeduide schadeoorzaak, indien en voorzover deze als een rechtmatige uitoefening door of namens de minister van een aan het publiekrecht ontleende bevoegdheid of taak als bedoeld in artikel 2, eerste lid, kan worden aangemerkt;
b. de omvang van de schade als bedoeld onder a;
c. de vraag of deze schade redelijkerwijs niet of niet geheel ten laste van de benadeelde behoort te blijven;
d. de vraag of vergoeding van de schade niet, of niet voldoende, anderszins is verzekerd.
2.1. De heren [naam 1 en 1a] exploiteren in maatschapsverband een akkerbouwbedrijf van circa 78 hectaren in pacht. Eigenaar is de Staat der Nederlande, dienst der Domeinen. De gronden zijn gelegen aan de oevers van het in 1961 ontstane Veerse Meer. Na het aanleggen van het Veerse Meer is deze grond droog komen te liggen en vervolgens, toen het grondwater niet meer zout was, in cultuur gebracht. Op 23 juli 2004 is het doorlaatmiddel “De Katse Heule” in gebruik genomen. Door de opening en het in werk stellen van dit doorlaatmiddel stroomt bij opkomend water per seconde gemiddeld 40 m³ zout water uit de Oosterschelde het Veerse Meer in. Bij afnemend tij stroomt evenveel water uit het Veerse Meer naar de Oosterschelde.
2.2. Tussen partijen is niet in geding dat de ingebruikneming van “De Katse Heule” op 23 juli 2004 het gevolg is van een rechtmatig besluit van de toenmalige Minister van Verkeer en Waterstaat. Als peildatum voor de verandering in de waterhuishouding geldt derhalve 23 juli 2004.
3. Verweerder heeft zich, in navolging van de schadecommissie, bij zijn primaire besluit op het standpunt gesteld dat er geen causaal verband is tussen de gestelde schadeoorzaak en de gestelde schade. Verweerder neemt daarbij de opvatting van de schadecommissie over dat de vermeende schade niet zou zijn ontstaan als het toenmalige waterschap ‘Zeeuwse Eilanden’ in 2000 geen eigen peilbesluit zou hebben genomen. Daarbij is het zomerpeil verhoogd naar
- 0,90 m NAP. Het winterpeil bedraagt omstreeks - 1,20 m NAP. Het kwelwater van het Veerse Meer komt in de sloot ten zuiden van de Muidenweg, waaraan de (pacht)percelen van eiseres liggen. De drains in deze percelen wateren uit in deze sloot. Via het – door het waterschap beheerde – gemaal “Oranjeplaat” wordt het water uit deze sloot met het oppervlakte- en regenwater teruggepompt naar het Veerse Meer. Bij een peil van - 0,90 m NAP staan de drains van de percelen van eiseres onder water. Namens eiseres is destijds, net als door de overige eigenaren/gebruikers van de aangrenzende percelen, ingestemd met deze zomerpeilverhoging. Hierdoor werd tijdens de droge zomermaanden droogteschade voorkomen, omdat met het toen zoete water van het Veerse Meer via de drains het grondwaterpeil kon worden verhoogd. Er bestaat volgens het advies van de schadecommissie hoe dan ook geen rechtstreeks verband tussen de ingebruikneming van “De Katse Heule” en de gestelde schade, daar deze schade allereerst een oorzakelijk verband heeft met het peil-besluit van het waterschap. Aan beantwoording van de vragen of de toenemende verzilting van het Veerse Meer tot gewassenschade zou hebben geleid en, zo ja, of het gestelde nadeel als onevenredige, boven het normaal maatschappelijke ondernemersrisico uitstijgende, schade is aan te merken, komt de adviescommissie daarom niet toe.
Bij het bestreden besluit heeft verweerder zijn weigering een schadevergoeding toe te kennen onverkort gehandhaafd.
4. Eiseres voert aan dat het zoutgehalte in het Veerse Meer door de openstelling van “De Katse Heule” gestegen is. Dit heeft negatieve gevolgen heeft voor het grond- en oppervlakte-water op de aangrenzende percelen, waaronder die van eiseres. Door inzijging van zout water uit het Veerse Meer verzilt het grondwater (zoute kwel) en is sprake van (toenemende) zoutschade aan de gewassen. Het grondwater was niet meer zout totdat “De Katse Heule” in werking werd gesteld in 2004. Nu is de situatie weer zoals vóór 1961. Het water in de sloten rond de percelen met gewasschade is net zo zout als het Veerse Meer.
Het was droog op het moment dat de teelt erop stond. Op de twee percelen van tezamen ruim 24 hectaren, waar hij in 2006 conservenerwten teelde en in 2007 aardappelen, is vooral in 2007 opbrengstderving opgetreden. Daarvan is op 31 augustus 2007 verslag opgemaakt door twee taxateurs (H. Roetert en J. van Tilburg). In het verleden is daar nooit schade geweest. Omdat de zoute kwel niet werd afgevoerd, kwam het in de drains. Het water in de sloot, dat net zo zout is als het Veerse Meer, stond op het moment dat de aardappelen erop stonden, hoger dan de einddrains. Via de drains én de capillaire werking is de zoutschade ontstaan. Het waterschap treft volgens eiseres geen blaam. Het waterschap voert een verantwoord peilbeheer, waarbij de grondwaterstand c.q. de stand van het oppervlaktewater zo optimaal mogelijk wordt gereguleerd om vernatting en/of verdroging te voorkomen. Op verzoek en in overleg met de betrokken landbouwers wordt het peil aangepast, zodat optimaal wordt voorzien in een afdoende ontwatering en een correct peil van het grondwater. Het fluctuerend peil noch het peil als zodanig is volgens eiseres ooit het probleem geweest. In de loop der jaren zijn met het waterschap voor de landbouwers op de aan het Veerse Meer grenzende gronden individuele plannen met compenserende maatregelen op perceelsniveau (o.a. het plaatsen van (onder)bemalingen en het intensiveren van de drainage) gemaakt. Nu het om een blijvend probleem gaat om ecologische problemen met het water in het Veerse Meer door het inlaten van zout water het hoofd te bieden, kan het daardoor ontstane nadeel niet aangemerkt worden als incidentele schade en dient dit nadeel aan eiseres te worden gecompenseerd. Eiseres stelt alleen al in het jaar 2007 € 4468,75 schade door verminderde opbrengst te hebben geleden.
5. Partijen verschillen van mening over het antwoord op de vraag of er sprake is van een causaal verband tussen het openstellen van “De Katse Heule” in 2004 en de schade die eiseres stelt te lijden als gevolg van de verzilting van het grondwater.
6.1. Bij de indiening van zijn verweerschrift heeft verweerder, naar ter zitting is meegedeeld per abuis, processtukken overgelegd die onder meer betrekking hebben op een bodem- en hydrologisch onderzoek dat in 2007 en 2008 is uitgevoerd op de landbouwgronden van [naam 2] te [woonplaats]. Deze gronden zijn eveneens gelegen ruim 11 kilometer lange Muidenweg, die langs het Veerse Meer loopt. Ter zitting is vastgesteld dat de bedrijven van eiseres en van [naam 2] ongeveer zes kilometer van elkaar verwijderd zijn.
In het geval van eiseres heeft verweerder echter niet besloten tot een dergelijk onderzoek naar de bodemgesteldheid, omdat het besluit van het waterschap uit 2000, waarbij het zomerpeil werd verhoogd, als oorzaak van de schade is aangemerkt. In de bezwaarfase is
om die reden volstaan met het inwinnen van nadere informatie bij het waterschap.
6.2. Eiseres heeft in de bezwaarfase betwist dat het peilbesluit van het waterschap uit 2000 de schade aan haar gewassen heeft veroorzaakt, daartoe stellende dat de teelt vooral heeft geleden in droge perioden door de zoutconcentratie van het water in de sloten eromheen. Dit water komt rechtstreeks uit het Veerse Meer. Wanneer het onvoldoende regent op het juiste moment van de groei en ontwikkeling van de gewassen is de schade des te groter.
7.1. Naar het oordeel van de rechtbank, daartoe verwijzende naar haar aan deze uitspraak gehechte uitspraak van heden inzake de op de zitting van 8 november 2011 gevoegd behandelde zaak met AWB nummer 10/18 ([naam 2] contra verweerder) had verweerder naar aanleiding van de in bezwaar aangevoerde relatie tussen droge perioden en de geleden schade aan aardappelen en conservenerwten nader onderzoek moeten gelasten naar de verziltingsproblematiek in relatie tot de plaatselijke bodemstructuur, waterdoorlatendheid en porositeit van de bodem en de ontwatering ter plaatse. Verweerder heeft echter volstaan met het vragen van nadere informatie bij het waterschap over het peilbeheer.
7.2. De rechtbank is van oordeel dat zonder nader onderzoek niet valt uit te sluiten dat er sprake is van een oorzakelijk verband als door eiseres gesteld. Daarbij is van doorslag-gevende betekenis het verloop van de neerslag en verdamping tijdens het groeiseizoen, dat resulteert in een neerslagtekort of in een neerslagoverschot.
8. Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het bestreden besluit wegens een ontoereikende motivering, want gebaseerd op onvoldoende onderzoek, dient te worden vernietigd. Verweerder zal zich in een nieuw besluit na aanvullend onderzoek uit moeten laten over het toekennen van compensatie aan eiseres. Het beroep is gegrond.
9. Gelet op het nog uit te voeren nader onderzoek is de rechtbank niet in staat zelf in deze zaak te voorzien. Bij de heroverweging dient verweerder in aanmerking te nemen dat gedurende de hele teeltperiode en vooral in de groeiperiode (voorjaar en zomer) meetgegevens moeten worden verzameld over vochtgehaltes en zoutconcentraties in de bewortelingszone, in combinatie met gegevens over grondwaterschommelingen en neerslaggegevens ter plaatse.
10. In het voorgaande ziet de rechtbank aanleiding om verweerder te veroordelen in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1311,- , uitgaande van een zaak van gemiddelde zwaarte en van drie proceshandelingen.
III. Uitspraak
De Rechtbank Middelburg
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het besluit van verweerder van 2 november 2009;
- draagt verweerder op een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak;
- bepaalt dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht ten bedrage van € 298,- (tweehonderdachtennegentig euro) vergoedt.
- Veroordeelt verweerder in de kosten van deze procedure, aan de zijde van eiseres begroot op € 1311,- (dertien honderd en elf euro).
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.W. Ente, voorzitter, mr. dr. J.C.K.W. Bartel en
mr. W.H.C. van Eck, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.D. Bezemer-Kralt, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op 2 februari 2012.
Tegen deze uitspraak kan een belanghebbende hoger beroep instellen.
Het instellen van het hoger beroep geschiedt door het indienen van een beroepschrift bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA
's-Gravenhage, binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak.
Afschrift verzonden op: 2 februari 2012