ECLI:NL:RBMID:2012:BV1428

Rechtbank Middelburg

Datum uitspraak
11 januari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
72602 / HA ZA 10-144
Instantie
Rechtbank Middelburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M.M. Steenbeek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over aansprakelijkheid curator in geëindigd faillissement met betrekking tot rechtsgeldigheid van cessie

In deze zaak gaat het om een geschil over de aansprakelijkheid van de curator, mr. H.M. den Hollander, in het inmiddels geëindigde faillissement van de besloten vennootschap Zeevisgroothandel Noordzee (Breskens) N.V. De eiseres, Noordzee Su Urunleri Ihracati Sanayi ve Ticaret, gevestigd in Turkije, betwist de rechtsgeldigheid van een cessie van een vordering op Noordzee Breskens. De curator heeft een uitkering gedaan aan Distressed Investments Ltd, die de vordering van Noordzee Turkije zou hebben overgenomen. Noordzee Turkije stelt dat de bestuurder van de vennootschap niet bevoegd was om de cessie te effectueren, omdat hij dit slechts samen met een medebestuurder mocht doen. De rechtbank heeft de curator opgedragen bewijs te leveren dat de bestuurder bevoegd was, en heeft de zaak aangehouden voor verdere behandeling.

De procedure begon met een incidenteel vonnis van 8 december 2010, gevolgd door verschillende conclusies van antwoord, repliek en dupliek. De curator heeft betoogd dat hij op redelijke gronden heeft aangenomen dat de cessie rechtsgeldig was en dat hij niet onzorgvuldig heeft gehandeld. Hij heeft zich beroepen op informatie van de Nederlandse ambassade in Turkije, waaruit zou blijken dat de bestuurder wel degelijk bevoegd was. De rechtbank heeft geoordeeld dat het Nederlands recht van toepassing is, omdat de curator in Nederland heeft gehandeld. De eiseres is toegelaten tot bewijsvoering over de bevoegdheid van de bestuurder, en de zaak is verwezen naar een rolzitting voor dagbepaling van het getuigenverhoor.

De rechtbank heeft in haar beslissing benadrukt dat de curator niet als advocaat optreedt in zijn hoedanigheid van curator, en dat de aansprakelijkheid voor eventuele onrechtmatige daden niet bij de vennootschap ligt waarin hij zijn praktijk uitoefent. De zaak is aangehouden voor verdere bewijsvoering en de partijen zijn opgedragen om hun verhinderdata en getuigen aan te geven voor het getuigenverhoor.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK MIDDELBURG
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 72602 / HA ZA 10-144
Vonnis van 11 januari 2012
in de zaak van
de vennootschap naar Turks recht
NOORDZEE SU URUNLERI IHRACATI SANAYE VE TICARET,
gevestigd te Gulluk-Milas, Turkije,
eiseres,
advocaat mr. Jac. de Bliek te Tilburg
tegen
MR. H.M. DEN HOLLANDER,
curator in het inmiddels geëindigde faillissement van de besloten vennootschap Zeevisgroothandel Noordzee (Breskens) N.V.,
kantoorhoudend te Oostburg,
gedaagde,
advocaat mr. H.M. den Hollander te Oostburg.
Partijen zullen hierna Noordzee Turkije en Den Hollander genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het incidenteel vonnis van 8 december 2010
- de conclusie van antwoord
- de conclusie van repliek
- de conclusie van dupliek.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. Den Hollander was curator van de op 9 juli 2003 gefailleerde Zeevisgroothandel Noordzee (Breskens) B.V., (verder: Noordzee Breskens) welk faillissement inmiddels is beëindigd. Noordzee Turkije had een erkende vordering op Noordzee Breskens ad
€ 215.945,25. Op grond van de slotuitdelingslijst, vastgesteld bij verificatievergadering van 9 maart 2009, kwam haar € 58.002,33 toe.
2.2. Bij brief van 13 februari 2006, mede ondertekend door de curatoren in het faillissement van Van der Hoop Bankiers N.V., aan Den Hollander in zijn hoedanigheid van curator is hem mededeling gedaan dat CH Investments, een op de Maagdeneilanden gevestigde vennootschap, 16 concurrente vorderingen in het faillissement van Noordzee Breskens had gekocht van de curatoren in het faillissement van Van der Hoop Bankiers N.V. en dat verdere correspondentie diende te worden gericht aan [A] en [B.] (verder: [A. & B.] c.s.). Bij brief, gedateerd 10 maart 2007, aan Den Hollander in zijn hoedanigheid van curator heeft de eveneens op de Maagdeneilanden gevestigde vennootschap Distressed Investments Ltd (verder: Distressed) meegedeeld dat Noordzee Turkije haar vordering op Noordzee Breskens had gecedeerd aan Distressed en heeft zij Den Hollander verzocht betaling van die vordering te verrichten aan Distressed en correspondentie te richten aan Invadco B.V., ter attentie van [A. & B.] c.s. Bij de brief bevond zich een “deed of assignment” ,gedateerd 7 maart 2007 en onder meer inhoudend dat Noordzee Turkije “legally represented by its Director Mr [C.]”, haar vordering op Noordzee Breskens verkocht aan Distressed, dat partijen “have prepared this deed in the sense of article 3:94 clause 1, DCC (Dutch Civil Code)” en dat Distressed aan de schuldenaar mededeling zou doen als bedoeld in 3:94 lid 1 BW.
2.3. Den Hollander heeft het bedrag van € 58.002,33 aan Distressed voldaan.
3. Het geschil
3.1. Noordzee Turkije vordert samengevat - veroordeling van Den Hollander tot betaling van € 58.002,33, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de dag van dagvaarding en met de proceskosten. Zij stelt daartoe, onder overlegging van een verklaring van de Kamer van Koophandel te Milas (Turkije) dat [C.] niet, althans niet alléén, bevoegd was Noordzee Turkije te verbinden maar dat hij dat slechts te zamen met een medebestuurder, [D.], mocht doen. Er is dus geen sprake van een rechtsgeldige cessie. Den Hollander heeft als curator onzorgvuldig en daarmee onrechtmatig jegens Noordzee Turkije gehandeld door geen nader onderzoek in te stellen of [C.] bevoegd was hoewel dat gebruikelijk is, het register van de kamer van Koophandel ook in Turkije openbaar is en er in casu ook alle aanleiding voor was nu Distressed en op de Maagden Eilanden gevestigde onderneming was en het rekening nummer waarop betaald moest worden een Engelse en geen Turkse bankrekening betrof.
3.2. Den Hollander voert primair aan dat Noordzee Turkije in haar vordering niet ontvangen kan worden nu niet duidelijk is of zij Den Hollander q.q. wenst aan te spreken of Den Hollander pro se. Voor zover zij Den Hollander q.q. zou aanspreken is dat niet aan de orde nu het faillissement is geëindigd en er geen boedel meer is. Indien zij Den Hollander pro se zou willen aanspreken had zij, nu het om een vermeende beroepsfout gaat, de besloten vennootschap waarin Den Hollander zijn praktijk uitoefent moeten dagvaarden.
Subsidiair voert Den Hollander aan dat de vordering jegens hem persoonlijk dient te worden afgewezen omdat hij ter zake van de betaling aan Distressed heeft gehandeld zoals in redelijkheid mag worden verlangd van een over voldoende inzicht en ervaring beschikkende curator die zijn taak met nauwgezetheid en inzet heeft vervuld.
In dat verband betwist hij, onder meer met een beroep op door een medewerker van de Nederlandse ambassade in Turkije aan Distressed gezonden bericht, dat [C.] niet bevoegd zou zijn geweest de vordering aan Distressed te verkopen. Voor zo ver dat niettemin het geval zou zijn geweest voert hij aan dat hij op redelijke gronden heeft aangenomen dat Distressed als schuldeiser de plaats van Noordzee Turkije had overgenomen. Den Hollander was bekend met [A. & B.] c.s. , de personen achter Invado en Distressed en met hun werkwijze. [A. & B.] c.s. hadden zich twintig vorderingen van schuldeisers doen cederen en met uitzondering van die betreffende de vordering van Noordzee Turkije is de rechtsgeldigheid van die cessies niet betwist. De akte van cessie was door beide partijen ondertekend. Hij mocht terecht op de rechtsgeldigheid daarvan vertrouwen en er was geen aanleiding nader onderzoek als bedoeld in 3:94 BW te doen.
Ook bij nader onderzoek zou hij overigens tot de conclusie zijn gekomen dat [C.] op het moment van ondertekening van de akte van cessie bevoegd was Noordzee Turkije te vertegenwoordigen, gelet op het bericht van de ambassade. Ook dan zou hij hebben geconcludeerd dat Noordzee Turkije haar vorderingsrecht, gebruikmakend van een daartoe bevoegde vertegenwoordiger, had verkocht en geleverd aan Distressed, dat bij de levering was voldaan aan de voorwaarden van artikel 3:94 lid 1 BW en dat hij derhalve bevrijdend kon betalen aan Distressed. Het causaal verband tussen zijn handelen en de gestelde schade ontbreekt.
Ten slotte doet Den Hollander een beroep op eigen schuld van Noordzee Turkije waartoe hij aanvoert dat de informatie over de bevoegdheidsregeling onvolledig en moeilijk te verkrijgen is en dat niet uit te sluiten valt dat uit interne stukken zou blijken dat [C.] wel bevoegd was. Hij spreekt het vermoeden uit dat de door Noordzee Turkije in het geding gebrachte verklaring van de Kamer van Koophandel niet waarheidsgetrouw is.
4. De beoordeling
4.1. Partijen hebben zich niet uitgelaten over het op dit geschil toepasselijke recht hoewel Noordzee Turkije in Turkije is gevestigd en gedaagde woonplaats heeft in Nederland. De rechtbank dient ambtshalve te beoordelen welk recht van toepassing is. De vordering is gegrond op onrechtmatig handelen van Den Hollander. Nu de dagvaarding is uitgebracht vóór 1 juli 2011 is de Wet conflictenrecht onrechtmatige daad van toepassing. Hoofdregel is blijkens artikel 3 lid 1 van die wet dat verbintenissen uit onrechtmatige daad worden beheerst door het recht van de Staat op welks grondgebied de daad plaatsvindt. In dit geding gaat het er om dat Den Hollander onzorgvuldig, want zonder nader onderzoek, zou zijn overgegaan tot betaling aan Distressed. Dat gestelde nalaten respectievelijk handelen heeft plaatsgevonden in Nederland zodat Nederlands recht van toepassing is.
4.2. Hoewel uit de aanduiding door Noordzee Turkije van Den Hollander als “curator in het inmiddels geëindigd faillissement” wellicht anders afgeleid zou kunnen worden is uit de stellingen van Noordzee Turkije af te leiden dat zij niet Den Hollander q.q. maar Den Hollander pro se bedoelt aan te spreken. Noordzee Turkije kan in die vordering worden ontvangen. Anders dan Den Hollander aanvoert dient voor eventueel onrechtmatig handelen door hem als curator niet de vennootschap waarin hij zijn praktijk als advocaat voert te worden aangesproken omdat een curator, ook al beoefent hij het beroep van advocaat, bij het vervullen van zijn taak als curator niet optreedt als beoefenaar van dat beroep.
4.3. Als verweer van de verste strekking dient te worden aangemerkt het verweer dat [C.] wel degelijk bevoegd was Noordzee Turkije te vertegenwoordigen en dus te binden als hij heeft gedaan. Den Hollander beroept zich op een e-mail d.d. 2 december 2009 van een medewerker van de Nederlandse ambassade in Turkije aan [A. & B.] voornoemd, inhoudend dat volgens inlichtingen, verstrekt door de Kamer van Koophandel te Milas “Mr. [C.] was the representative of Noordzee Turkiye Su Urunleri Ihr.San.Tic.Ltd. Sti between 28 June 2005 and 9 March 2007”. Noordzee Turkije heeft gesteld dat hij op 7 maart 2007 slechts tezamen met [D.] bevoegd was en heeft ten bewijze daarvan een fotokopie in het geding gebracht van, naar zij stelt, een verklaring van de Kamer van Koophandel voornoemd, waarvan de Engelse vertaling luidt:
“Given below are the dates and qualification of [C.]’s authority to sign in order to represent Noordzee Su Urunleri Ihr.San.Ve Tic.A.S. which is registered in our office under registry number 3004.(..)
28 June 2005-06 April 2006
[D.], [E.] and [C.] all three must sign together;
06 April 2006 – 09 March 2007
Either [D.] and [E.] must sign together or
[D.] and [C.] must sign together
in order to represent the company.”
De mededeling van de ambassade voornoemd sluit op zich zelf niet uit dat [C.] niet alléén bevoegd was. De door Noordzee Turkije overgelegde fotokopie, niet vergezeld van een vertaling door een beëdigd vertaler, vormt anderzijds onvoldoende bewijs voor de stelling dat [C.] onbevoegd was. Gelet op de betwisting van die stelling door Den Hollander zal Noordzee Turkije worden toegelaten tot het door haar aangeboden bewijs daarvan. Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.
5. De beslissing
De rechtbank
5.1. laat Noordzee Turkije toe te bewijzen dat [C.] niet bevoegd was de in dit vonnis omschreven vordering van Noordzee Turkije op Noordzee Breskens te verkopen en te leveren aan Distressed;
- bepaalt dat, indien Noordzee Turkije bewijs wenst te leveren door het horen van getuigen, het getuigenverhoor zal worden gehouden op een nader te bepalen tijdstip in het gerechtsgebouw te Middelburg aan de Kousteensedijk 2 tegenover mr. M.M. Steenbeek;
- verwijst de zaak naar de rolzitting van deze rechtbank van woensdag 22 februari 2012 voor dagbepaling enquête;
- bepaalt dat Noordzee Turkije indien mogelijk tevoren per brief aan de griffie van
de rechtbank, maar uiterlijk op genoemde rolzitting, de verhinderdata van alle betrokkenen dient op te geven alsmede het aantal getuigen dat zij voornemens is te doen horen;
- bepaalt dat alle partijen uiterlijk twee weken voor het eerste getuigenverhoor alle
beschikbare bewijsstukken aan de rechtbank en de wederpartij moeten toesturen;
5.2. houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.M. Steenbeek en in het openbaar uitgesproken op 11 januari 2012.