ECLI:NL:RBMID:2011:BX5220
Rechtbank Middelburg
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- M.J.M. Klarenbeek
- Rechtspraak.nl
Regresvordering en wijziging van eis in civiele procedure
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Middelburg op 17 augustus 2011, gaat het om een regresvordering waarbij eiser, [eiser], stelt dat de drie hoofdelijke schuldenaren ieder een gelijk aandeel moeten bijdragen. Na een tussenvonnis heeft eiser geprobeerd zijn eis te wijzigen, met de stelling dat hij geen enkele bijdrageplicht heeft. De rechtbank heeft deze wijziging van eis echter niet toegestaan op twee gronden. Ten eerste, volgens artikel 130, lid 3 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, was één van de gedaagden niet verschenen en was de wijziging van eis niet aan hem betekend. Ten tweede, de wijziging van eis was in strijd met de goede procesorde. Eiser had de procedure onzorgvuldig voorbereid, terwijl gedaagde 2, die wel verschenen was, een advocaat had ingeschakeld maar deze niet langer kon laten optreden vanwege hoge kosten. De rechtbank oordeelde dat het onaanvaardbaar zou zijn dat gedaagde 2 zich in dit stadium van het geding nog zou moeten verweren tegen een geheel gewijzigde grondslag van de eis.
De procedure verliep als volgt: de dagvaarding vond plaats op 18 november 2010, gevolgd door conclusies van antwoord en repliek, en een schriftelijke en mondelinge toelichting van gedaagde 2. Eiser had aanvankelijk een eis ingesteld die inhield dat gedaagden zouden worden veroordeeld om aan hem te vergoeden wat hij in zijn onderlinge verhouding tot hen meer had betaald. De kantonrechter oordeelde dat de wijziging van eis niet kon worden toegestaan, en dat de oorspronkelijke eis gehandhaafd moest worden. Eiser werd als de in het ongelijk gestelde partij verwezen in de proceskosten, die op € 310,- werden begroot. De beslissing van de kantonrechter werd uitgesproken ter openbare terechtzitting.