ECLI:NL:RBMID:2011:BW2975

Rechtbank Middelburg

Datum uitspraak
29 juni 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
12/706076-10 [P]
Instantie
Rechtbank Middelburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. Kuypers
  • A. Nomes
  • J. Dijkman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak en veroordeling in zaak van ontuchtige handelingen en bedreiging met geweld

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Middelburg op 29 juni 2011, is de verdachte vrijgesproken van het seksueel binnendringen van een persoon die de leeftijd van twaalf maar nog niet die van zestien had bereikt. De rechtbank heeft echter wel bewezen geacht dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het bewegen van een minderjarige tot ontuchtige handelingen, het vervaardigen en in bezit hebben van afbeeldingen van seksuele gedragingen waarbij een minderjarige betrokken was, en het dwingen van een ander tot het verrichten van handelingen door bedreiging. De verdachte is veroordeeld tot een leerstraf van 20 uren, te vervangen door 10 dagen jeugddetentie, en een werkstraf van 120 uren, te vervangen door 60 dagen jeugddetentie waarvan 40 uren voorwaardelijk met een proeftijd van één jaar. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met het feit dat de verdachte niet eerder in aanraking is geweest met politie en justitie voor soortgelijke feiten. De rechtbank heeft ook de psychische impact op het slachtoffer in overweging genomen, evenals de omstandigheden waaronder de feiten hebben plaatsgevonden. De vordering van de benadeelde partij is gedeeltelijk toegewezen, waarbij de rechtbank de verdachte aansprakelijk heeft gesteld voor de schade tot een bedrag van € 250,-. De rechtbank heeft de computer van de verdachte onttrokken aan het verkeer, aangezien deze in verband stond met de gepleegde feiten. De uitspraak benadrukt de ernst van de feiten en de noodzaak van een passende straf, waarbij de rechtbank ook de rehabilitatie van de verdachte in overweging heeft genomen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDELBURG
Sector strafrecht
parketnummer: 12/706076-10 (P)
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 29 juni 2011
in de strafzaak tegen de ter terechtzitting verschenen
[verdachte],
geboren op [1992] te Duiveland,
wonende te [adres],
raadsman mr. Goedegebure, advocaat te Zierikzee.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 15 juni 2011, waarbij de officier van justitie mr. Van der Hofstede en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding, te weten dat:
1.
hij op of omstreeks 6 juni 2010, in elk geval op een tijdstip in of omstreeksde maand juni 2010 te Nieuwerkerk, gemeente Schouwen-Duiveland, met [slachtoffer 1], geboren op [1996], die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1], hebbende verdachte gevoeld aan en/of
geknepen in en/of gewreven over de borsten en/of gewreven over de vagina en/of de schaamstreek van die [slachtoffer 1] en/of een of meer vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer 1] geduwd/gebracht en/of zich laten aftrekken door die [slachtoffer 1];
art 245 Wetboek van Strafrecht
en voor zover terzake het onder 1 telastgelegde een veroordeling niet mocht kunnen volgen, terzake dat
hij op of omstreeks 6 juni 2010, in elk geval in of omstreeks de maand juni 2010 te Zierikzee, gemeente Schouwen-Duiveland, met [slachtoffer 1], geboren op [1996], die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, bestaande uit het voelen aan en/of knijpen in en/of wrijven over de borsten en/of het wrijven over de vagina en/of de schaamstreek van die [slachtoffer 1] en/of het zich laten
aftrekken door die [slachtoffer 1];
art 247 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 30 mei 2010 tot en met 13 juni 2010 te Nieuwerkerk, gemeente Schouwen-Duiveland, een of meermalen door misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend
overwicht of door misleiding [slachtoffer 1], geboren op [1996], waarvan verdachte wist of redelijkerwijs moest vermoeden
dat deze de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt, opzettelijk heeft bewogen ontuchtige handelingen te plegen of zodanige handelingen van verdachte te dulden, immers heeft verdachte (tijdens chatgesprekken achter de computer) door het voortdurend en/of onophoudelijk aansporen van en/of aandringen bij die [slachtoffer 1] tot het doen van webcamseks en/of door gebruik te maken van een uit leeftijd voortvloeiend overwicht op die [slachtoffer 1] en/of door aan te geven aan die [slachtoffer 1] dat zij zich aan gemaakte afspraken moest houden en/of dat hij niet meer terug zou komen op MSN
als die [slachtoffer 1] niet zou doen wat hij, verdachte, wilde, die [slachtoffer 1] bewogen tot het ten overstaan van verdachte voor de webcam tonen van haar borsten en/of haar vagina en/of over/langs haar vagina wrijven en/of zichzelf vingeren, althans een vinger in haar vagina steken;
art 248a Wetboek van Strafrecht
3.
hij in of omstreeks de periode van 13 juni 2010 tot en met 1 juli 2010 te Nieuwerkerk, gemeente Schouwen-Duiveland, in elk geval in Nederland, een afbeelding en/of een gegevensdrager, bevattende één of meer afbeeldingen van seksuele gedragingen, te weten een laptop met daarop een multimediafile (opgeslagen webcambestand), (bestaande uit vier kleine afbeeldingen met daarop steeds hetzelfde meisje), waarop is te zien een blank meisje met ontbloot bovenlichaam waardoor haar borsten zichtbaar zijn en/of een blank meisje dat alleen met haar onderlichaam
op de foto staat, waarbij haar vagina is te zien en/of een blank meisje met ontbloot onderlichaam, waarbij haar ontblote billen te zien zijn en/of een blank meisje met ontbloot onderlichaam, waarbij is te zien dat zij met haar wijsvinger van haar linkerhand vermoedelijk in haar vagina zit, bij welke vorenbedoelde afbeelding(en) (telkens) een persoon die kennelijk de
leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, was betrokken of schijnbaar was betrokken, heeft vervaardigd en/of in bezit gehad;
art 240b lid 1 Wetboek van Strafrecht
4.
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 15 juni 2010 tot en met 1 juli 2010 te Nieuwerkerk, gemeente Schouwen-Duiveland, (telkens) ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] door geweld of enige andere feitelijkheid en/of door bedreiging met geweld of enige andere feitelijkheid gericht tegen die [slachtoffer 1] wederrechtelijk te dwingen iets te doen, niet te doen of te dulden, (telkens) (een) mailbericht(en) heeft gezonden en/of (via MSN) chatgesprek(ken) heeft gevoerd met -zakelijk weergegeven- de inhoud dat hij, verdachte, naaktfoto's van die [slachtoffer 1] in zijn bezit had en deze foto's zou publiceren en/of verspreiden als die [slachtoffer 1] niet zou overgaan tot webcamseks en/of het (opnieuw) tonen van haar borsten en/of haar vagina voor de webcam en/of het hebben van geslachtsgemeenschap met verdachte en/of het pijpen van verdachte en/of het zich door verdachte laten vingeren
en/of niet zou kiezen voor een (seksuele) relatie met verdachte, in elk geval niet zou doen wat verdachte wilde,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 284 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
5.
hij op 28 mei 2010, in elk geval in of omstreeks de maand mei 2010 te Zierikzee, gemeente Schouwen-Duiveland, met [slachtoffer 2], geboren op [1996], die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 2], hebbende verdachte die [slachtoffer 2] getongzoend en/of de/een
borst(en) van die [slachtoffer 2] betast en/of gewreven over de/een borst(en) van die [slachtoffer 2] en/of gewreven over de vagina en/of de schaamstreek van die [slachtoffer 2];
art 245 Wetboek van Strafrecht
3 De voorvragen
De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het ten laste gelegde onder 2, 3 en 4 wettig en overtuigend bewezen. Hij baseert zich daarbij op de verklaring van aangeefster, de MSN-gesprekken tussen aangeefster en verdachte alsmede de verklaring van verdachte zelf. Met betrekking tot feit 2 voert de officier van justitie aan dat uit de MSN-gesprekken tussen aangeefster en verdachte blijkt dat verdachte druk op aangeefster uitoefent om haar te bewegen tot ontuchtige handelingen voor de webcam. Ten aanzien van feit 3 betoogt hij dat verdachte enkele naaktfoto’s van aangeefster heeft gemaakt en bewaard op zijn computer. Deze foto’s voldoen aan hetgeen verstaan wordt onder kinderporno. Met betrekking tot feit 4 voert hij aan dat uit de chatgesprekken blijkt dat verdachte gedreigd heeft met het publiceren dan wel verspreiden van naaktfoto’s van aangeefster, niet alleen als zij niet meer over zou gaan tot webcamseks maar ook als zij de relatie niet voort zou zetten.
Voor het ten laste gelegde onder 1 vordert de officier van justitie vrijspraak nu hij van mening is dat niet is vast komen te staan dat er ontuchtige handelingen zijn gepleegd. Weliswaar staat vast dat verdachte bij aangeefster seksuele handelingen heeft gepleegd maar twijfelachtig is of deze handelingen op dat moment tegen haar wil hebben plaatsgevonden en daarmee van ontuchtige aard zijn. Ook voor het ten laste gelegde onder 5 vordert hij vrijspraak en voert daartoe aan dat van de tongzoen niet gebleken is dat deze onvrijwillig heeft plaatsgevonden. Voor de overige ontuchtige handelingen is onvoldoende wettig bewijs aanwezig.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte stelt zich op het standpunt dat het ten laste gelegde onder 1 en 5 niet wettig en overtuigend bewezen kan worden en verdachte daarvan vrijgesproken dient te worden. Voor de feiten onder 2, 3 en 4 kan volgens hem wel een bewezenverklaring volgen. Kort weergegeven heeft hij bij feit 1 daartoe aangevoerd dat onduidelijk is of de handelingen die op 6 juni 2010 hebben plaatsgevonden onvrijwillig waren. Uit de MSN-gesprekken tussen aangeefster en verdachte blijkt dat er sprake is geweest van een zekere opgebouwde seksuele spanning. Hierop heeft aangeefster verdachte thuis uitgenodigd en geen consequente afwijzende houding aangenomen ten opzichte van verdachte. Bovendien is na 6 juni 2010 het contact niet verbroken maar voortgezet door aangeefster. Voor wat betreft feit 5 voert hij kort weergegeven aan dat er met wederzijdse instemming gezoend is waardoor dit niet als ontuchtig kan worden bestempeld. Voor de overige handelingen ligt er uitsluitend de verklaring van aangeefster hetgeen onvoldoende is om tot een bewezenverklaring te kunnen komen.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van feit 1 primair en subsidiair
Uit het dossier leidt de rechtbank af dat aangeefster [slachtoffer 1] en verdachte elkaar kennen van de school waarop zij beiden zitten en mede via MSN-messenger met elkaar in contact zijn gekomen. Na verschillende contacten via MSN-messenger is er tussen deze twee gaandeweg een relatie ontstaan, waarbij zij seksueel experimenterend gesprekken voerden. Aangeefster gaf op enig moment aan dat zij op 6 juni 2010 alleen thuis was. Hierop is verdachte naar de woning van aangeefster gegaan. Zij heeft hem rondgeleid in het huis en vervolgens zijn ze naar haar slaapkamer gegaan. Noch door aangeefster noch door verdachte wordt ontkend dat de feitelijk ten laste gelegde handelingen daar vervolgens met elkaar hebben plaatsgevonden. De vraag waarvoor de rechtbank zich ziet gesteld, is of deze handelingen te kwalificeren zijn als ontuchtig. Met de officier van justitie en de raadsman van verdachte is de rechtbank van oordeel dat deze vraag ontkennend beantwoord dient te worden. Zij overweegt daartoe dat twijfelachtig is of de handelingen die bij en door aangeefster zijn gepleegd, onvrijwillig zijn gepleegd. Gebleken is dat er tussen verdachte en aangeefster inmiddels in zekere zin sprake was van een affectieve relatie. Uit de chatgesprekken is af te leiden dat aangeefster de gesprekken over seks aan de ene kant spannend vond maar aan de andere kant ook niet goed wist of ze wel verder wilde gaan met verdachte, hetgeen overigens typerend lijkt voor deze leeftijd. Op de betreffende dag dat verdachte bij aangeefster thuis was heeft zij dan ook geen consequent afwijzende houding aangenomen ten opzichte van verdachte. Tevens bestaat twijfel over de onvrijwilligheid bij aangeefster vanwege het feit dat zij na de 6e juni 2010 het contact met verdachte niet heeft verbroken. Op grond van het voorgaande is de rechtbank dan ook van oordeel dat de feitelijke handelingen die zijn gepleegd door verdachte niet in strijd met de sociaal ethische norm zijn, met als gevolg dat het ten laste gelegde onder 1 zowel primair als subsidiair niet wettig en overtuigend bewezen kan worden. Zij zal verdachte hiervan vrijspreken.
Ten aanzien van feit 2
Vast staat dat verdachte en aangeefster na 6 juni 2010 via de computer verder zijn gegaan met chatgesprekken waaronder seksueel getinte gesprekken . Aangeefster heeft verklaard dat verdachte in deze gesprekken voortdurend bij haar heeft aangedrongen over te gaan tot webcamseks terwijl zij dat niet wilde . Verdachte heeft bekend dat hij inderdaad bij aangeefster gezeurd heeft om webcamseks maar dat dit slechts eenmaal is voorgevallen . Uit de chatgesprekken van onder andere 13 en 14 juni 2010 blijkt echter dat verdachte voortdurend bij aangeefster heeft aangedrongen seksuele handelingen te verrichten . Tevens blijkt hieruit dat vanwege het feit dat verdachte tegen aangeefster heeft gezegd dat zij zich aan de afspraken moest houden en hij anders niet meer achter de computer terug zou komen, aangeefster uiteindelijk toch is over gegaan tot het plegen van seksuele handelingen . Op grond hiervan is de rechtbank van oordeel dat het ten laste gelegde onder 2 wettig en overtuigend bewezen kan worden en acht zij verdachte derhalve schuldig hieraan.
Ten aanzien van feit 3
De rechtbank acht het onder 3 ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen gelet op:
- de ter terechtzitting afgelegde verklaring van verdachte;
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] ;
- het proces-verbaal van bevindingen ;
Ten aanzien van feit 4
De rechtbank acht het onder 4 ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen gelet op:
- de ter terechtzitting afgelegde verklaring van verdachte;
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] ;
- de MSN-gesprekken ;
Ten aanzien van feit 5
Vaststaat dat verdachte en aangeefster [slachtoffer 2] op school met elkaar hebben getongzoend. Uit de verklaring van aangeefster is niet gebleken dat dit onvrijwillig heeft plaatsgevonden. Dit levert daarmee naar het oordeel van de rechtbank dan ook geen ontuchtige handeling van verdachte op. Aangeefster heeft echter ook verklaard dat er tijdens het tongzoenen nog andere ontuchtige handelingen door verdachte hebben plaatsgevonden. Verdachte heeft dit zowel bij de politie als ter terechtzitting ontkend. Verder ligt er geen ondersteunend bewijs in het dossier. De rechtbank is dan ook van oordeel dat verdachte vrijgesproken dient te worden van het ten laste gelegde onder 5 wegens onvoldoende wettig bewijs.
4.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
2.
op tijdstippen in de periode van 30 mei 2010
tot en met 13 juni 2010 te Nieuwerkerk, gemeente Schouwen-Duiveland, meermalen door misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht [slachtoffer 1], geboren op [1996], waarvan verdachte wist dat deze de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt, opzettelijk heeft bewogen ontuchtige handelingen te plegen of zodanige handelingen van verdachte te dulden, immers heeft verdachte (tijdens chatgesprekken achter de computer) door het voortdurend en/of onophoudelijk aansporen van en/of aandringen bij die [slachtoffer 1] tot het doen van webcamseks en door gebruik te maken van een uit leeftijd voortvloeiend overwicht op die [slachtoffer 1] en door aan te geven aan die [slachtoffer 1] dat zij zich aan gemaakte afspraken moest houden en dat hij niet meer terug zou komen op MSN als die [slachtoffer 1] niet zou doen wat hij, verdachte, wilde, die [slachtoffer 1] bewogen tot het ten overstaan van verdachte voor de webcam tonen van haar
borsten en/of haar vagina en/of over/langs haar vagina wrijven en/of zichzelf vingeren, althans een vinger in haar vagina steken;
3.
in de periode van 13 juni 2010 tot en met 1 juli 2010 te Nieuwerkerk, gemeente Schouwen-Duiveland een afbeelding en/of een gegevensdrager, bevattende één of meer afbeeldingen van seksuele gedragingen, te weten een laptop met daarop een multimediafile (opgeslagen webcambestand), (bestaande uit vier kleine afbeeldingen met daarop steeds hetzelfde meisje),
waarop is te zien een blank meisje met ontbloot bovenlichaam waardoor haar borsten zichtbaar zijn en een blank meisje dat alleen met haar onderlichaam op de foto staat, waarbij haar vagina is te zien en een blank meisje met ontbloot onderlichaam, waarbij haar ontblote billen te zien zijn en een blank meisje met ontbloot onderlichaam, waarbij is te zien dat zij met haar wijsvinger van haar linkerhand vermoedelijk in haar vagina zit, bij welke vorenbedoelde afbeeldingen telkens een persoon die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, was betrokken of schijnbaar was betrokken, heeft vervaardigd en in bezit gehad;
4.
op tijdstippen omstreeks de periode van 15 juni 2010 tot en met 1 juli 2010 te Nieuwerkerk, gemeente Schouwen-Duiveland
telkens ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] door een feitelijkheid en door bedreiging met een feitelijkheid gericht tegen die [slachtoffer 1] wederrechtelijk te dwingen iets te doen, telkens mailberichten heeft gezonden en (via MSN) chatgesprekken heeft gevoerd met -zakelijk weergegeven- de inhoud dat hij,
verdachte, naaktfoto's van die [slachtoffer 1] in zijn bezit had en deze foto's zou publiceren en/of verspreiden als die [slachtoffer 1] niet zou overgaan tot webcamseks en het (opnieuw) tonen van haar borsten en haar vagina voor de webcam en het hebben van geslachtsgemeenschap met verdachte en het pijpen van verdachte en het zich door verdachte laten vingeren en niet zou kiezen voor een (seksuele) relatie met verdachte, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
Kennelijke taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Niet is gebleken dat de verdediging daarmee in zijn belangen is geschaad.
5 De strafbaarheid
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6 De strafoplegging
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert op grond van hetgeen hij bewezen acht aan verdachte op te leggen de leerstraf Seksualiteit voor de duur van 20 uur subsidiair te vervangen door 10 dagen jeugddetentie. Daarnaast vordert hij op te leggen een werkstraf voor de duur van 120 uur subsidiair te vervangen door 60 dagen jeugddetentie waarvan 40 uur subsidiair 20 dagen jeugddetentie voorwaardelijk met een proeftijd van één jaar met daaraan gekoppeld de maatregel hulp en steun. Hij voert daartoe aan, dat begeleiding door de jeugdreclassering hem zinvol lijkt.
6.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman stelt zich op het standpunt dat de eis van de officier van justitie aan de forse kant is en bepleit dan ook deze te matigen. Hiertoe voert hij aan dat rekening gehouden moet worden met de gehele setting van feiten en omstandigheden waarbinnen de feiten hebben plaatsgevonden. Zo was er vanuit nieuwsgierigheid sprake van leeftijdsadequaat experimenterend gedrag. Ook dient er acht geslagen te worden dat verdachte ten tijde van de feiten 17 jaar was, slechts één ander feit op zijn strafblad heeft staan wat van andere aard is dan onderhavige feiten en hij spijt heeft van wat er heeft plaatsgevonden. Tot slot dient te worden gewezen op het feit dat verdachte momenteel twee parttime banen heeft.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij het opleggen van een straf of maatregel houdt de rechtbank rekening met de omstandigheden en de ernst van het gepleegde feit en met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van een verdachte.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het bewegen van aangeefster tot het plegen van ontuchtige handelingen voor de webcam. Hierbij heeft hij naaktfoto’s van haar gemaakt en op zijn computer opgeslagen. Vervolgens heeft hij getracht aangeefster te dwingen tot het overgaan van webcamseks en het in de toekomst plegen van seksuele handelingen bij verdachte door te dreigen met het verspreiden dan wel publiceren van deze foto’s als ze hier niet toe over zou gaan. Hiermee heeft verdachte inbreuk gemaakt op de psychische integriteit van aangeefster. Hij heeft haar op diverse manieren getracht te bewegen dan wel te dwingen tot het overschrijden van haar eigen grenzen en handelingen te verrichten die zij niet wilde. Aangeefster zal altijd in onzekerheid blijven of wellicht de gemaakte foto’s nog te zien zijn op internet. Verdachte heeft bij dit alles kennelijk niet stilgestaan en heeft zijn eigen bevrediging vooropgesteld.
De rechtbank houdt bij het bepalen van de strafmaat rekening met het feit dat verdachte niet eerder in aanraking is geweest met politie en justitie voor soortgelijke feiten.
Verder houdt de rechtbank rekening met het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming. Hieruit komt onder andere naar voren dat verdachte een traumatiserende ervaring heeft opgedaan bij het ongeluk waarvan hij in de zomer van 2010 getuige is geweest en waarbij hij hulp heeft verleend aan een 12 jarige jongen die er slecht aan toe was. Hierdoor is hij gestopt met school en heeft hij hulp ingeschakeld van een psycholoog. De behandeling door deze psycholoog is niet gericht op de in deze strafzaak zich voordoende problematiek bij verdachte, maar richt zich met name op het door hem opgelopen trauma. Volgens de Raad voor de Kinderbescherming speelde er een zekere seksuele spanning tussen verdachte en aangeefster. In dat kader stelt de Raad voor de Kinderbescherming dat er gesproken kan worden van een normale seksuele ontwikkeling, inclusief experimenteergedrag, waarbij overgegaan is van vrijwilligheid naar dwang en dreiging. Verdachte heeft pogingen ondernomen om het uit te praten met aangeefster en tevens haar ouders. Dit is zonder resultaat gebleven.
Op grond van haar bevindingen adviseert de Raad voor de Kinderbescherming tot een werkstraf met daarnaast de leerstraf Seksualiteit en de maatregel van hulp en steun voor een periode van zes maanden.
Alles afwegend komt de rechtbank tot het oordeel dat de door de officier van justitie gevorderde straf voldoende recht doet aan de ernst van de feiten en de persoon van de verdachte en ziet zij geen aanleiding om hiervan af te wijken. Op grond van het voorgaande acht de rechtbank de leerstraf Seksualiteit en daarnaast een werkstraf voor de duur van 120 uur passend en geboden. Een deel van de werkstraf, te weten 40 uur, zal zij voorwaardelijk opleggen om verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen. Wel is de rechtbank van oordeel dat er met de leerstraf Seksualiteit voldoende waarborgen zijn voor hulp op dit gebied. Nu verdachte onder behandeling is bij een psycholoog en geen onderliggende problematiek is geconstateerd die betrekking heeft op de gepleegde feiten acht de rechtbank het opleggen van de maatregel van hulp en steun niet noodzakelijk.
7 De benadeelde partij
De benadeelde partij [slachtoffer 1], wonende te [adres] vordert een schadevergoeding van € 1.500,- voor de feiten 1, 2, 3 en 4.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij aan de forse kant is. Bij de vordering is een uitdraai uit de smartengeldgids bijgesloten waarop meerdere uitspraken staan. Hij verzoekt aan te sluiten bij de uitspraak waarin € 1.070,- is toegekend nu die casus meer aansluit bij die van de benadeelde partij. Voor het overige vordert de officier van justitie de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in haar vordering.
De raadsman van verdachte heeft zich op het standpunt gesteld de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren dan wel af te wijzen nu de vordering onvoldoende onderbouwd is.
De rechtbank is van oordeel dat de schade tot een bedrag van € 250,- een rechtstreeks gevolg is van de bewezen verklaarde feiten, en acht verdachte aansprakelijk voor die schade. Het gevorderde acht zij tot dat bedrag voldoende aannemelijk gemaakt en zij zal de vordering tot dat bedrag toewijzen.
Voor het overige acht de rechtbank het gevorderde bedrag onvoldoende aannemelijk gemaakt en zij zal de benadeelde partij daarom voor dat deel niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering. Voor dat deel kan de benadeelde partij haar vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Met betrekking tot de toegekende vordering benadeelde partij zal de rechtbank tevens de schademaatregel opleggen.
8 Het beslag
Onder verdachte is een computer in beslag genomen.
De officier van justitie heeft hierover het standpunt ingenomen dat deze onttrokken dient te worden aan het verkeer.
De raadsman van verdachte heeft verzocht de computer aan verdachte terug te geven nu verdachte de computer nodig heeft voor school, het slechts om de foto’s van het slachtoffer gaat en er verder geen aanleiding is te verwachten dat verdachte in herhaling zal vallen.
De rechtbank overweegt dat gebleken is dat niet alleen feit 3 is begaan met betrekking tot het in beslag genomen voorwerp maar ook de feiten onder 2 en 4. Om die reden zal de computer worden onttrokken aan het verkeer.
9 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 36b, 36c, 36e, 36f, 77a, 77g, 77h, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 240b, 248a en 284 van het Wetboek van Strafrecht.
10 De beslissing
De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt verdachte vrij van het onder 1 primair, 1 subsidiair en het onder 5 ten laste gelegde feit;
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde onder 2, 3 en 4 bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 2:
Door misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht een persoon waarvan hij weet dat deze de leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereikt, opzettelijk bewegen ontuchtige handelingen te plegen, meermalen gepleegd.
feit 3:
Een afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken, vervaardigen en in het bezit hebben, meermalen gepleegd.
feit 4:
Een ander door bedreiging met enige feitelijkheid gericht tegen die ander wederrechtelijk dwingen iets te doen.
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een leerstraf, te weten de leerstraf Seksualiteit van 20 (twintig) uren;
- beveelt dat indien verdachte de leerstraf niet naar behoren verricht, vervangende jeugddetentie zal worden toegepast van 10 (tien) dagen;
- veroordeelt verdachte tot een werkstraf van 120 (honderdtwintig) uren, subsidiair 60 (zestig) dagen vervangende jeugddetentie, waarvan 40 (veertig) uren, subsidiair 20 (twintig) dagen vervangende jeugddetentie, voorwaardelijk met een proeftijd van één jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van deze werkstraf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
* omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
Benadeelde partijen
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1], wonende te [adres] tot een bedrag van € 250,- ter zake van immateriële schade;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat die vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1], € 250,- te betalen, bij niet betaling te vervangen door vijf dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schademaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
Beslag
- verklaart onttrokken aan het verkeer het in beslag genomen voorwerp, te weten: 1 computer, kleur blauw, merk Acer Tuba notebook.
Dit vonnis is gewezen door mr. Kuypers, voorzitter, tevens kinderrechter, mr. Nomes en mr. Dijkman, kinderrechters, in tegenwoordigheid van mr. De Jonge, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 29 juni 2011.