ECLI:NL:RBMID:2011:BV0653

Rechtbank Middelburg

Datum uitspraak
18 november 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11/3860
Instantie
Rechtbank Middelburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J.C.K.W. Bartel
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging aanslag forensenbelasting wegens gebrek aan zelfgebruik van de woning

In deze zaak heeft de Rechtbank Middelburg op 18 november 2011 uitspraak gedaan in een geschil tussen een belanghebbende, wonende in België, en de heffingsambtenaar van de gemeente Hulst. De belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen de aanslag forensenbelasting die haar was opgelegd voor het jaar 2011. De heffingsambtenaar had de aanslag opgelegd op basis van de veronderstelling dat de belanghebbende de woning in de gemeente Hulst beschikbaar hield voor eigen gebruik, terwijl de belanghebbende stelde dat de woning enkel in voorbereiding op verkoop werd onderhouden en niet voor eigen gebruik werd aangewend.

Tijdens de zitting op 4 november 2011 werd duidelijk dat de woning sinds het einde van 2009 niet meer verhuurd was, nadat een huurcontract was ontbonden. De belanghebbende had in 2010 herstelwerkzaamheden aan de woning verricht en had oude meubels geplaatst om de woning aantrekkelijker te maken voor verkoop. De rechtbank oordeelde dat, hoewel de woning gemeubileerd was, dit niet betekende dat de woning beschikbaar was voor eigen of gezinsgebruik in de zin van de relevante belastingverordening. De rechtbank concludeerde dat de heffingsambtenaar niet had aangetoond dat de belanghebbende de woning in enige mate zelf gebruikte.

De rechtbank verklaarde het beroep van de belanghebbende gegrond, vernietigde de aanslag forensenbelasting en de uitspraak op bezwaar, en gelastte de heffingsambtenaar het door de belanghebbende betaalde griffierecht te vergoeden. De uitspraak is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier, drs. J.M.C. Hendriks. Partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken na de verzenddatum van de uitspraak hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDELBURG
Sector bestuursrecht, enkelvoudige belastingkamer
Procedurenummer: AWB 11/3860
Uitspraakdatum: 18 november 2011
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) juncto artikel 27d van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) in het geding tussen
[belanghebbende], wonende te [woonplaats] (België),
belanghebbende,
en
de heffingsambtenaar van de gemeente Hulst,
de heffingsambtenaar.
De bestreden uitspraak op bezwaar
De uitspraak van de heffingsambtenaar van 23 juni 2011 op het bezwaar van belanghebbende tegen de aan haar opgelegde aanslag forensenbelasting 2011 (aanslagnummer [nummer]).
Zitting
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 4 november 2011 te Middelburg. Aldaar zijn verschenen en gehoord, belanghebbende, alsmede namens de heffingsambtenaar, [gemachtigde].
1. Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar en de aanslag;
- gelast dat de heffingsambtenaar het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 41 aan haar vergoedt.
2. Gronden
2.1. Belanghebbende heeft haar hoofdverblijf in [woonplaats], België. Zij is eigenaar van de woning [adres] te [plaats] (hierna: de woning). Op de bovenste verdieping van de woning is achter een raam een bordje met ‘te huur’ aangebracht. De woning wordt echter sinds het eind van 2009 niet meer verhuurd nadat de huur bij gerechtelijk vonnis was ontbonden. Dit houdt verband met het feit dat op [datum] 2009 in de woning een hennepkwekerij is ontmanteld. Belanghebbende is in 2010 gestart met herstel en onderhoud van de woning.
2.2. Tijdens een controle door de gemeente is de echtgenoot van belanghebbende in de woning aangetroffen. Tevens is daarbij geconstateerd dat de woning gemeubileerd is. Naar aanleiding van de controle is de onderhavige aanslag forensenbelasting opgelegd. Tussen partijen is in geschil of dit juist is. De bewijslast dat er terecht een aanslag is opgelegd rust op de heffingsambtenaar.
2.3. Op grond van artikel 223 van de Gemeentewet kan een forensenbelasting worden geheven. Artikel 2, eerste lid van de Verordening op de heffing en de invordering van een forensenbelasting van de gemeente Hulst (hierna: de Verordening) luidt: “Onder de naam ‘forensenbelasting’ wordt een directe belasting geheven van de natuurlijke personen die, zonder in de gemeente hoofdverblijf te hebben, er op meer dan 90 dagen van het belastingjaar voor zich of hun gezin een gemeubileerde woning beschikbaar houden.”
2.4. Naar het oordeel van de rechtbank kan in het geval van het aanhouden van een woning die is bestemd voor verkoop, ook al is deze voorzien van meubels, niet gesproken worden van het voor zich of zijn gezin beschikbaar houden van de woning in de zin van artikel 2 van de Verordening. Dit gelet op de rechtsgrond van de forensenbelasting, die is gericht op het verhalen van de kosten van gemeentelijke voorzieningen die mede bestaan ten behoeve van personen, die niet als inwoner van de gemeente kunnen worden aangemerkt, maar wel van die voorzieningen profiteren (Kamerstukken II 1989/90, 21 591, nr. 3).
2.5. Ter zitting heeft belanghebbende onweersproken en naar het oordeel van de rechtbank geloofwaardig verklaard dat zij in de woning nadat deze was vrijgekomen van huur, herstelwerkzaamheden heeft verricht, alsmede dat de woning na het herstel in verkoop zal worden gebracht. In februari 2011 heeft zij in de woning oude meubels geplaatst die voorheen in een loods stonden. De reden daarvan is het bevorderen van de verkoop door enige aankleding van de woning. Het plaatsen van de meubels is dan ook niet gericht op het houden van nachtverblijf en gesteld noch gebleken is dat belanghebbende en/of haar echtgenoot zodanig verblijf in de woning hebben gehouden. Met betrekking tot de aanwezigheid van haar echtgenoot in de woning heeft belanghebbende verder gemotiveerd en onweersproken gesteld dat de echtgenoot ernstig ziek is en niet zonder toezicht en begeleiding mag blijven. Om die reden heeft belanghebbende haar echtgenoot meegenomen bij het verrichten van herstel en onderhoud aan de woning. Onder de voorgaande feiten en omstandigheden kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden gesteld dat belanghebbende de woning in enige mate zelf gebruikt, anders dan nodig om deze voor verkoop gereed te maken en te houden. Van het voor eigen of gezinsgebruik beschikbaar houden van een gemeubileerde woning in de zin van de Verordening is in belanghebbendes geval geen sprake. De aanslag is dan ook ten onrechte opgelegd. Het gelijk is aan belanghebbende.
2.6. Gelet op het vorenoverwogene is het beroep gegrond verklaard. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling, omdat niet is gebleken dat belanghebbende kosten heeft gemaakt die op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor vergoeding in aanmerking komen.
Deze uitspraak is gedaan op 18 november 2011 door mr. J.C.K.W. Bartel, rechter, en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van drs. J.M.C. Hendriks, griffier.
De griffier, De rechter,
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op: 21 november 2011
Aan deze uitspraak hoeft eerst uitvoering te worden gegeven als de uitspraak onherroepelijk is geworden. De uitspraak is onherroepelijk als niet binnen zes weken na verzending van de uitspraak een rechtsmiddel is aangewend of onherroepelijk op het aangewende rechtsmiddel is beslist (artikel 27h, vijfde lid en artikel 28, zevende lid AWR).
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583,
5201 CZ ’s-Hertogenbosch.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.