ECLI:NL:RBMID:2011:BU9836

Rechtbank Middelburg

Datum uitspraak
26 oktober 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
76561 / FA RK 10-1781
Instantie
Rechtbank Middelburg
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om kinderalimentatie na echtscheiding met wijziging van omstandigheden

In deze zaak heeft de Rechtbank Middelburg op 26 oktober 2011 uitspraak gedaan in een verzoek om kinderalimentatie. De verzoekster, de vrouw, heeft verzocht om een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige kinderen, geboren in 1996 en 2000, door de verweerder, de man. De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake is van een wijziging van omstandigheden, waardoor de vrouw ontvankelijk is in haar verzoek. De behoefte van de kinderen is vastgesteld op € 200,-- per kind per maand, wat geïndexeerd in 2011 neerkomt op € 219,21 per kind per maand.

De rechtbank heeft de ingangsdatum van de kinderbijdrage vastgesteld op 1 januari 2011, rekening houdend met de financiële situatie van de man. De man heeft gedurende de maanden oktober tot en met december 2010 geen inkomen genoten, wat zijn draagkracht beïnvloedt. De rechtbank heeft de draagkracht van zowel de man als de vrouw en haar stiefvader beoordeeld. De man heeft een bruto arbeidsinkomen van € 22.105,-- per jaar, met aanvullende inkomsten uit overwerk. De vrouw heeft een inkomen op bijstandsniveau en haar stiefvader heeft ook een beperkte draagkracht door schulden.

De rechtbank heeft de totale draagkracht van de man en de vrouw/stiefvader vergeleken en vastgesteld dat de man een bijdrage van € 144,50 per kind per maand moet betalen over de periode van 1 juli 2011 tot 1 januari 2012, en € 153,50 per kind per maand met ingang van 1 januari 2012. De proceskosten zijn gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt. Deze beschikking is gegeven door mr. M.J.L. Holierhoek, in tegenwoordigheid van de griffier mr. D. van Gastel, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDELBURG
Sector civiel recht
zaak/reknr: 76561 / FA RK 10-1781
beschikking d.d. 26 oktober 2011
[verzoekster] (hierna: de vrouw),
wonende te Goes,
verzoekster,
advocaat: mr. W.E. de Wit-de Witte te Goes,
tegen:
[verweerder] (hierna: de man),
wonende te Goes,
verweerder,
advocaat: mr. V.J.C. Pieters te Goes.
1. Het procesverloop
1.1 De rechtbank oordeelt op grond van de navolgende stukken:
- het verzoekschrift strekkende tot het verkrijgen van kinderalimentatie;
- het verweerschrift;
- de brief d.d. 23 augustus 2011 van mr. De Wit-de Witte met aanvullende stukken;
- de brief d.d. 25 augustus 2011 van mr. Pieters met aanvullende stukken;
- het op 2 september 2011 ingekomen f-formulier van mr. Pieters, met daarbij gevoegd aanvullende stukken;
- de door mr. Pieters ter zitting overgelegde pleitaantekeningen;
- de brief d.d. 6 september 2011 van mr. De Wit- de Witte met aanvullende stukken;
- het telefaxbericht d.d. 12 september 2011 van mr. Pieters.
1.2 Het verzoek is behandeld ter zitting van 5 september 2011.
2. De feiten
2.1 Partijen zijn gehuwd geweest. Bij beschikking van deze rechtbank d.d. 4 juli 2007 is in het huwelijk van partijen de echtscheiding uitgesproken, welke beschikking op 3 september 2007 is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand van de gemeente Kapelle.
2.2 Partijen hebben de navolgende, thans nog minderjarige kinderen:
- [kind 1], geboren te Spijkenisse op [geboortedatum] 1996;
- [kind 2], geboren te Goes op [geboortedatum] 2000.
3. Het geschil
3.1 De vrouw verzoekt te bepalen dat de man een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van voornoemde minderjarigen dient te voldoen van € 100,-- per kind per maand vanaf 1 april 2010 tot 1 december 2010 en vanaf 1 december 2010 een bijdrage van € 200,-- per kind per maand, althans een zodanige bijdrage als de rechtbank in goede justitie zal vermenen te behoren.
3.2 De man verzoekt het verzoek van de vrouw af te wijzen.
3.3 Op de standpunten van partijen wordt, voor zover voor de beoordeling van het verzoek van belang, hierna ingegaan.
4. De beoordeling
4.1 Ontvankelijkheid;
Niet in geschil is dat er sprake is van een wijziging van omstandigheden, zodat de vrouw kan worden ontvangen in haar verzoek.
4.2 Behoefte;
Partijen zijn het erover eens dat de behoefte van de minderjarigen ten tijde van de echtscheidingsprocedure € 200,-- per kind per maand bedroeg. De vrouw heeft gesteld dat het huidige gezamenlijke netto inkomen van partijen hoger is dan het gezamenlijke netto inkomen ten tijde van het uiteengaan van partijen. Zulks is echter voor de hoogte van de behoefte van de minderjarigen niet relevant. Gelet op de Tremanormen wordt de behoefte van de minderjarigen slechts verhoogd indien het inkomen van één ouder hoger is dan het voormalige gezinsinkomen. Nu daarvan geen sprake is, gaat de rechtbank uit van een behoefte van € 200,-- per kind per maand ten tijde van de echtscheiding. Geïndexeerd bedraagt deze behoefte thans (in 2011) € 219,21 per kind per maand.
4.3 Ingangsdatum;
De rechtbank zal uit praktisch oogpunt thans eerst ingaan op de ingangsdatum van de door de man te betalen kinderbijdrage. In het licht van de gemotiveerde betwisting door de man heeft de vrouw onvoldoende aangetoond dat partijen hebben afgesproken dat de man structureel
€ 100,-- per kind per maand aan kinderbijdrage zou voldoen. Derhalve is de rechtbank in beginsel van oordeel dat de man met ingang van de datum van indiening van het verzoekschrift redelijkerwijs rekening heeft kunnen houden met een door hem te betalen kinderbijdrage. De man heeft echter onbetwist gesteld en voldoende onderbouwd dat hij over de maanden oktober 2010 tot en met december 2010 geen inkomen heeft genoten. Derhalve zal de rechtbank als ingangsdatum 1 januari 2011 hanteren.
4.4 Wederzijdse draagkracht;
De onderhoudsplichtigen dienen naar rato van hun draagkracht bij te dragen in de behoefte van de minderjarigen. De rechtbank zal de draagkracht van de man en de draagkracht van de vrouw en haar echtgenoot, de onderhoudsplichtige stiefvader, beoordelen en indien nodig vergelijken, teneinde te bezien in welk deel van de behoefte ieder der partijen dient te voorzien.
4.5 Draagkracht man;
De rechtbank zal de draagkracht van de man vaststellen aan de hand van de door mr. Pieters op 2 september 2011 overgelegde draagkrachtberekening, voor zover deze door de vrouw niet, dan wel onvoldoende gemotiveerd, is betwist. Uitgegaan wordt van de tarieven 2011-1.
Uit de meest recente salarisspecificatie van de man (juli 2011) volgt dat zijn basissalaris thans € 1.842,12 per maand bedraagt, zodat de rechtbank daarvan uitgaat. Het vorenstaande resulteert in een bruto arbeidsinkomen uit diensbetrekking van € 22.105,-- op jaarbasis.
Ten aanzien van de overuren volgt de rechtbank de door mr. Pieters gemaakte berekening in haar brief van 25 augustus 2011. Niet aannemelijk is gemaakt dat de man de tweede helft van het jaar meer inkomsten uit overwerk zal genereren. De door mr. Pieters gemaakte berekening komt de rechtbank daarom redelijk voor, zodat wordt uitgegaan van inkomsten uit overwerk van € 9.035,-- op jaarbasis.
Ten aanzien van de door de man opgevoerde schuld bij zijn werkgever overweegt de rechtbank als volgt. Het huidige inkomen van de man is substantieel hoger dan het inkomen dat hij bij Philip Morris, zijn vorige werkgever, genoot. De inkomensverhoging komt ten goede aan de minderjarigen, zodat de investering die nodig is om dat hogere inkomen te verwerven naar het oordeel van de rechtbank aan de lastenkant in aanmerking moet worden genomen. Derhalve zal rekening worden gehouden met de aan de schuld van de man bij zijn werkgever verbonden maandelijkse aflossingsverplichting van € 422,83. Met het fiscaal voordeel als gevolg van de aftrekbare studiekosten zal dan eveneens rekening worden gehouden. Uit de door de man overgelegde aangifte inkomstenbelasting over het jaar 2010 volgt dat de man een belastingteruggave van € 3.846,-- zal ontvangen. Er is niets gesteld of gebleken waaruit kan worden afgeleid dat de man niet dat gehele bedrag zal ontvangen. De man dient de teruggave te gebruiken om de schuld aan zijn werkgever af te lossen. Hij heeft ter zitting ook aangegeven dat hij daartoe bereid is. De man is met ingang van januari 2011 gaan aflossen op de schuld. Gelet op de hoogte van de schuld (€ 5.073,98) en de maandelijkse aflossing daarop zal de schuld op 1 januari 2012 zijn afgelost. Indien de door de man te ontvangen belastingteruggave (€ 3.846/12 = € 320,50 per maand) wordt verrekend met de maandelijkse aflossing, resteert een netto aflossing van € 422,83 – € 320,50 =
€ 102,-- per maand, zodat daarmee gedurende de periode van 1 januari 2011 tot 1 januari 2012 rekening wordt gehouden bij vaststelling van zijn draagkracht.
Met de schuld van de man aan [A.] wordt geen rekening gehouden. Uit de overgelegde schuldverklaring volgt dat is afgesproken dat de man tot aflossing zal overgaan indien daar ruimte voor is. Er is geen ingangsdatum en geen maandelijkse aflossingsverplichting afgesproken. De man dient de schuld uit zijn vrije ruimte te voldoen.
Met de schuld van de man aan [B.] wordt evenmin rekening gehouden. Afgesproken is dat de man met ingang van 1 januari 2012 zal aflossen op deze schuld, doch er is geen maandelijks aflossingsbedrag overeengekomen. De man dient deze schuld eveneens uit zijn vrije ruimte te voldoen.
Ten aanzien van de woonlasten van de man overweegt de rechtbank als volgt. De man betaalt thans de volledige lasten van de woning die hij met zijn ex-partner heeft gekocht. Er is sprake van een flinke onderwaarde. De man heeft getracht het huis te verkopen, maar dat is niet gelukt. Hij heeft zich in ieder geval, doch tevergeefs, ingespannen om zijn woonlasten te verminderen. De man heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat zijn ex-partner, die thans een huurwoning heeft betrokken, niet in staat is om met haar inkomen naast haar huurlast een bijdrage in de woonlasten van hun gezamenlijke woning te voldoen. De man kan daarom thans niet anders dan de volledige woonlasten betalen. Nu de man met ingang van 1 juli 2011 in die woning is gaan samenwonen met zijn huidige partner, zal aan zijn zijde tot 1 juli 2011 rekening worden gehouden met de volledige woonlasten en met ingang van 1 juli 2011 met de helft van de woonlasten.
Gelet op het vorenstaande heeft de man over de periode van 1 januari 2011 tot 1 juli 2011 geen draagkracht. Over de periode van 1 juli 2011 tot 1 januari 2012 heeft de man, uitgaande van een draagkrachtpercentage van 70% en rekening houdend met het fiscaal voordeel een draagkracht van € 415,-- per maand en met ingang van 1 januari 2012 een draagkracht van
€ 487,-- per maand.
4.6 Draagkracht vrouw en stiefvader;
Bij haar brief d.d. 23 augustus 2011 heeft mr. De Wit-de Witte inkomensgegevens overgelegd van de vrouw en de stiefvader.
Uit de overgelegde salarisspecificaties van de vrouw volgt dat zij een inkomen heeft op bijstandsniveau. Zelfs indien geen rekening wordt gehouden met de schulden van de vrouw, heeft zij gelet op haar inkomen geen draagkracht om bij te dragen in de behoefte van de minderjarigen.
De stiefvader is onderhoudsplichtig jegens vier minderjarigen, waaronder de twee minderjarige kinderen van de man en de vrouw. De vrouw heeft gesteld dat de stiefvader vanwege zijn hoge schuldenlast geen draagkracht zou hebben en dat een verzoekschrift zal worden ingediend om te worden toegelaten tot de wettelijke schuldsanering. Bij voornoemde brief d.d. 23 augustus 2011 zijn onder meer gevoegd salarisspecificaties van de stiefvader, alsmede een berekening van het vrij te laten bedrag voor het geval hij zal worden toegelaten tot de wettelijke schuldsanering. Tot 25 augustus 2011 genoot de man inclusief vakantiegeld een netto inkomen van € 1.712,-- per maand. Niet is gebleken dat de stiefvader tot 25 augustus 2011 geen draagkracht had om bij te dragen in de behoefte van de minderjarigen. Er is weliswaar sprake van een forse schuldenlast, doch er zijn onvoldoende financiële gegevens overgelegd om te kunnen concluderen dat het aan de zijde van de stiefvader ontbreekt aan draagkracht. Derhalve gaat de rechtbank er vanuit dat de stiefvader tot 25 augustus 2011 in ieder geval met een bedrag van € 140,-- per kind per maand kan bijdragen.
Met ingang van 25 augustus 2011 werkt de stiefvader nog wel voor zijn voormalige werkgever, doch via een uitzendbureau. Uit de bij brief d.d. 6 september 2011 van mr. De Wit-de Witte gevoegde stukken volgt dat de stiefvader thans gemiddeld 36 uur per week werkt. Voorheen werkte hij gemiddeld 40 uur per week. Het uurloon is hetzelfde gebleven. De rechtbank gaat er vanuit dat de stiefvader nog steeds recht heeft op vakantietoeslag en een onregelmatigheidstoeslag. Nu er sprake is van een zeer geringe inkomensdaling, wordt de stiefvader ook na 25 augustus 2011 in staat geacht om met een bedrag van € 140,-- per kind per maand bij te dragen, zelfs indien hij wordt toegelaten tot de wettelijke schuldsanering. Zijn huidige inkomen is immers nog hoger dan de beslagvrije voet die op de stiefvader van toepassing zal zijn indien rekening wordt gehouden met een kinderbijdrage van € 140,-- per kind per maand.
De stiefvader heeft gelet op het vorenstaande een beschikbare draagkracht van € 280,-- per maand.
4.7 Draagkrachtvergelijking;
De totale draagkracht van enerzijds de man en anderzijds de vrouw en de stiefvader bedraagt over de periode van 1 juli 2011 tot 1 januari 2012 € 695,-- per maand en met ingang van 1 januari 2012 € 767,-- per maand. Gelet op het vorenstaande en gelet op de behoefte van de minderjarigen zal de verdeling van de kosten worden vastgesteld. Alsdan bedraagt het aandeel van de man over de periode van 1 juli 2011 tot 1 januari 2012 415/695 x 483,42 =
€ 289,-- per maand en het aandeel van de vrouw en de stiefvader over die periode 280/695
x 483,42 = € 195,-- per maand. Met ingang van 1 januari 2012 bedraagt het aandeel van de man 487/767 x 483,42 = € 307,-- per maand en het aandeel van de vrouw en de stiefvader 280/767 x 483,42 = € 176,-- per maand.
Gelet op het vorenstaande zal de rechtbank de door de man te betalen kinderbijdrage over de periode van 1 juli 2011 tot 1 januari 2012 vaststellen op € 144,50 per kind per maand en met ingang van 1 januari 2012 op € 153,50 per kind per maand.
4.8 Proceskosten;
De rechtbank zal, gelet op de aard van de procedure, de proceskosten tussen partijen compenseren zo dat iedere partij de eigen kosten draagt.
5. De beslissing
De rechtbank:
bepaalt de door de man aan de vrouw te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarigen [kind 1], geboren te Spijkenisse op [geboortedatum] 1996 en [kind 2], geboren te Goes op [geboortedatum] 2000, over de periode van 1 juli 2011 tot 1 januari 2012 op € 144,50 per kind per maand en met ingang van 1 januari 2012 op
€ 153,50 per kind per maand;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
compenseert de proceskosten zo dat iedere partij de eigen kosten draagt;
wijst af hetgeen meer of anders is verzocht.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.J.L. Holierhoek in tegenwoordigheid van de griffier mr. D. van Gastel en uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 26 oktober 2011.
(DG