4.2. Voor de bepaling van de hoogte van het hulploon is het volgende van belang.
URS heeft met twee schepen snel gereageerd op het verzoek om hulp. Haar actie, het proberen leegpompen van de voorpiek, paste in deze hulpverlening. Op dat moment kon nog niet worden overzien hoe groot het gevaar voor schip en lading was. Vervolgens is al snel duidelijk geworden dat het pompen geen effect had. Er gebeurde niets met de Transit 2. De bak kwam niet omhoog maar zonk ook niet. Er brak een fase aan van consolideren en bewaken. Verplaatsen was door de autoriteiten verboden, stoppen met pompen mocht ook niet.
URS heeft dat met meer schepen gedaan dan redelijkerwijs nodig was, temeer daar ook Watertransport ter plaatse over twee schepen beschikte die de Transit 2 bij eventuele calamiteiten op zijn plaats konden houden. De rechtbank denkt daarbij aan de door URS gestelde zuigende werking van voorbij varende schepen.
URS heeft kennelijk de regie gehouden totdat de Transit 2 klaar was om naar de scheepswerf gebracht te worden. Dat blijkt uit het feit dat URS na overleg met de expert van Watertransport, die op zijn beurt weer overleg had met de vertegenwoordiger van de eigenaar van de Transit 2, de Ovet kraan heeft besteld. URS is dus met goed gevolg hulp verleend van het begin om 12.30 uur op 3 augustus 2008 tot het eind om 04.00 uur op 4 augustus 2008.
De geredde waarde van het schip bedraagt ongeveer EUR 450.000,- en van de lading ongeveer EUR 1.600.000,-.
URS was in staat te zorgen voor de snelle inzet van de sleepboot Zelzate en later de Multratug 2. Door dit eerste schip zijn pompen aan boord gebracht en aan het werk gezet.
Onbetwist is dat URS permanent beschikt over direct inzetbaar vakkundig personeel op het gebied van hulpverlening.
De inzet van deze mensen is geschied zonder noemenswaardig gevaar voor mensenlevens en zonder bijzondere inspanningen. De Transit 2 lag niet ver van de wal, vastgemaakt met aan de achterkant een draad en aan de voorkant een anker dat was geworpen. Er bestond geen gevaar voor ander scheepvaartverkeer. Ook bestond er geen milieugevaar. De Transit 2 is een duwbak die staal vervoerde en geen stoffen die bedreigend waren voor het milieu.
De inzet van URS is, achteraf bezien, van beperkt nut geweest. Het pompen bleek geen zin te hebben. Alleen het lossen van de lading bracht de bak voldoende omhoog om weer mee te kunnen en van de autoriteiten te mogen varen. Op last van die autoriteiten is wel voortdurend gepompt.
De hulpverleners hebben zonder noemenswaardig gevaar voor eigen leven kunnen werken. De foto’s die zijn overgelegd onderstrepen dat. Ook was er tijd om te wachten op de komst van de expert die kwam namens Watertransport.
De hulpverlening is niet ingewikkeld geweest en bestond uit het overzetten van de pompen, het bewaken van de situatie van de Transit 2 en het bestellen van een kraan.
Na ongeveer een uur moet ook duidelijk zijn geweest dat er geen groot gevaar bestond dat de Transit 2 zou zinken. Omdat de juiste omvang van de schade aan de Transit 2 niet bekend was, kan niet geconcludeerd worden dat ieder gevaar geweken was.
De totale hulpverlening heeft ruim 15 uur geduurd.
URS heeft kosten gemaakt. Het belangrijkste deel daarvan zijn de kosten gemaakt voor het huren van de Ovet kraan. Aannemelijk is dat Ovet voor de snelle inzet van deze kraan meer in rekening heeft gebracht dan het normale tarief. Dat normale tarief zou ongeveer
EUR 5.000,- zijn geweest, zoals [gedaagden sub 1 en 2] onbetwist stelt. Gelet op het overleg dat er tussen URS en de expert van [gedaagden sub 1 en 2] is geweest over het inzetten van een kraan, had URS moeten overleggen over de kosten van deze inzet. URS heeft niet anders gesteld dan dat Ovet dit bedrag in rekening heeft gebracht. Dat URS dit zo met Ovet heeft geregeld kan niet te nadele van [gedaagden sub 1 en 2] strekken. Het door URS uitgegeven bedrag kan dus maar gedeeltelijk meewegen bij de hoogte van hulploon.
De overige bedragen die door URS zijn betaald zijn redelijkerwijs gemaakte kosten. In de snelheid kan het gebeuren dat niet de juiste hijshaak wordt meegenomen. De duikersploeg was besteld en heeft onderzoek kunnen doen naar de ernst van de beschadiging en de stuwadoor heeft toegezien op het deskundig lossen van de rollen staal hetgeen verdere schade heeft kunnen voorkomen..
URS heeft schepen tot haar beschikking die inzetbaar zijn voor hulpverlening. Dat deze schepen ook inzetbaar zijn voor andere werkzaamheden doet daar niet aan af. Ook bij dit voorval was URS snel ter plaatse met geschikte hulpmiddelen. De inzet van twee van haar schepen, de Zelzate en de Multratug was voldoende. Dat er meerdere schepen aanwezig zijn gebleven komt voor rekening van URS. De noodzakelijkheid daarvan is niet aannemelijk gemaakt.
Al deze omstandigheden in aanmerking nemende is de rechtbank van oordeel van een hulploon van EUR 90.000,- redelijk en billijk is.