ECLI:NL:RBMID:2011:BU8480

Rechtbank Middelburg

Datum uitspraak
1 november 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
80513 / KG ZA 11-186
Instantie
Rechtbank Middelburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake hoofdverblijfplaats van minderjarige dochter na scheiding

In deze zaak gaat het om een voorlopige voorziening betreffende het hoofdverblijf van een minderjarige dochter, geboren in 2003, na de beëindiging van de relatie tussen de ouders. De vrouw, die het hoofdverblijf van de dochter heeft, heeft de intentie om met haar te verhuizen naar een andere plaats. De man, die gezamenlijk ouderlijk gezag uitoefent, vordert een verbod op deze verhuizing en stelt dat de verblijfplaats van de dochter voorlopig bij hem moet zijn totdat er een definitieve beslissing is genomen in een bodemprocedure. De vrouw heeft geen overleg gepleegd met de man over haar voornemen om te verhuizen, wat in strijd is met hun gezamenlijke verantwoordelijkheid voor de opvoeding van hun dochter. De voorzieningenrechter oordeelt dat de vrouw niet zonder toestemming van de man of de rechter de verblijfplaats van de dochter kan wijzigen. De rechter wijst de vordering van de man toe en bepaalt dat de dochter voorlopig bij hem zal verblijven. Tevens wordt de vrouw bevolen de gezamenlijke woning te verlaten binnen een week na betekening van het vonnis. De proceskosten worden gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt. De zaak illustreert de noodzaak van overleg tussen ouders bij belangrijke beslissingen over de opvoeding van hun kinderen, vooral in situaties van scheiding.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK MIDDELBURG
Sector civiel recht, voorzieningenrechter
zaaknummer / rolnummer: 80513 / KG ZA 11-186
Vonnis van 1 november 2011
in de zaak van
[eiser in conventie, verweerder in reconventie],
wonende te Tholen,
eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
advocaat: mr. M. Czarnota te Bergen op Zoom,
tegen
[gedaagde in conventie, eiseres in reconventie],
wonende te Tholen,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat: mr. C.F.A. Cadot te Roosendaal.
Partijen zullen hierna de man en de vrouw genoemd worden.
1. De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding d.d. 3 oktober 2011 met producties,
- de akte vermeerdering van eis, tevens houdende overlegging nadere producties,
- de bij brief van 20 oktober 2011 aangekondigde eis in reconventie,
- de bij brief van 21 oktober 2011 van de zijde van de vrouw gevoegde producties,
- de mondelinge behandeling op 25 oktober 2011,
- de pleitnota van de vrouw, tevens houdende eis in reconventie.
2. De feiten
2.1. Partijen hebben gedurende 11 jaar een affectieve relatie met elkaar gehad. De relatie van partijen is recentelijk beëindigd. Uit de relatie van partijen is op [geboortedatum] 2003 te Rotterdam geboren: [het kind].
2.2. De man heeft [het kind] erkend. Partijen oefenen gezamenlijk het gezag uit over de minderjarige.
2.3. Naast [het kind] behoort tot het gezin van partijen ook nog een zoon uit een eerdere relatie van de vrouw, [kind 2], 16 jaar. De vrouw oefent alleen het gezag over [kind 2] uit.
2.4. Partijen wonen gezamenlijk in de woning aan de [adres] te [plaats], welke eigendom is van de man.
2.5. De vrouw heeft de man meegedeeld voornemens te zijn op korte termijn samen met [het kind] en [kind 2] naar [woonplaats] te verhuizen.
3. Het geschil in conventie
3.1. De man vordert, na vermeerdering van eis, bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
primair
te gelasten dat [het kind] voorlopig, tot er beslist is op het door de man in te dienen verzoek tot wijziging vaststelling hoofdverblijf, haar hoofdverblijf bij de man zal hebben,
subsidiair
de vrouw te verbieden, tot er beslist is op het door de man in te dienen verzoek tot vaststelling hoofdverblijf en verdeling van de zorg, met [het kind] te verhuizen naar [woonplaats], althans naar een plaats buiten een straal van 5 kilometer buiten [plaats], zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 250,00 voor elke dag dat zij in strijd hiermee handelt,
voorwaardelijk, te bepalen dat, indien en voor zover de vrouw geen medewerking verleent aan de mediation door Stichting Huiselijk Geweld Zeeland (SHGZ) tot het maken van afspraken met betrekking tot de omgang, communicatie met de kinderen en/of het verblijf in de huidige woning, de man gerechtigd is tot het gebruik van de gemeenschappelijk door partijen bewoonde woning, met uitsluiting van de vrouw, waarbij het de vrouw wordt verboden de woning nog langer te betreden en de woning te verlaten binnen een week na betekening van dit vonnis,
zulks met veroordeling van de vrouw in de proceskosten.
3.2. Ter onderbouwing van zijn vorderingen voert de man het navolgende aan. De vrouw heeft de man meegedeeld dat zij voornemens is samen met [het kind] en [kind 2] te verhuizen naar [woonplaats]. De man is van mening dat de vrouw met hem had moeten overleggen over dit voornemen, nu zij het gezamenlijk gezag over [het kind] uitoefenen. De man kan zich ook niet verenigen met de door de vrouw voorgenomen verhuizing naar [woonplaats]. Hij acht het in het belang van [het kind] dat de zorg over [het kind] tussen partijen wordt verdeeld, maar de vrouw maakt dit bij voorbaat onmogelijk als zij met [het kind] naar [woonplaats] verhuist. Een verhuizing en aldus een verandering van de leefomgeving en de school van [het kind] is bovendien niet in het belang van [het kind]. Daar komt bij dat de vrouw geen stabiele factor is voor [het kind], omdat zij soms een paar dagen verdwijnt zonder dat duidelijk is waar zij is. De man kan [het kind] wel de structuur en zekerheid bieden waar zij behoefte aan heeft. Alleen voor het geval de vrouw haar medewerking aan de mediation door SHGZ blijft weigeren, vordert de man het uitsluitend gebruik van de gezamenlijk bewoonde woning.
3.3. De vrouw voert verweer, strekkende tot afwijzing van de vorderingen van de man. De vrouw is van mening dat het niet in het belang van [het kind] is dat haar hoofdverblijfplaats voorlopig wordt vastgesteld bij de man, omdat zij dan niet de opvoeding en verzorging zal krijgen welke voor haar noodzakelijk is. De vrouw heeft altijd het grootste gedeelte van de verzorging en opvoeding voor haar rekening genomen, terwijl de man altijd prioriteit heeft gegeven aan zijn carrière. Bovendien heeft de vrouw zorgen over het feit dat de man een groot deel van zijn vrije tijd achter zijn computer doorbrengt. De vrouw vreest dat dit in de weg zal staan aan de opvoeding van [het kind]. Ook vreest de vrouw dat [het kind] in Tholen geïsoleerd zal raken, nu zij beperkte sociale contacten heeft met derden in [plaats]. Volgens de vrouw wordt [het kind] niet geschaad door de verhuizing naar [woonplaats]. [het kind] heeft inmiddels een thuis gevonden in [woonplaats] en aldaar zelfs vriendschappen opgebouwd. De vrouw meent dat een verhuizing naar [woonplaats] de man de mogelijkheid om tot een regelmatige zorgverdeling te komen niet zal ontnemen. De vrouw zal het contact tussen de man en [het kind] bevorderen. De vrouw kan zich echter niet verenigen met de verdeling van de zorgtaken bij helfte. Dit acht zij ook niet in het belang van [het kind]. De vrouw is niet bereid haar medewerking te verlenen aan mediation. De verstoorde verhouding tussen partijen biedt daarvoor geen basis.
4. Het geschil in reconventie
4.1. De vrouw vordert, kort gezegd, te bepalen dat de minderjarige dochter van partijen, [het kind], voorlopig, tot er is beslist op een door de vrouw in te dienen verzoek tot wijziging vaststelling hoofdverblijf, haar hoofdverblijf zal hebben bij de vrouw, zulks met veroordeling van de man in de proceskosten.
4.2. Ter onderbouwing van haar vordering voert de vrouw het navolgende aan. De vrouw is van mening dat een verhuizing naar [woonplaats] de ontwikkeling van [het kind] alleen maar ten goede zal komen. De vrouw heeft bovendien de verhuizing uitvoerig en zorgvuldig voorbereid. Zij heeft haar toekomstige woning in gereedheid gebracht. Verder heeft zij zich gewend tot een basisschool in [woonplaats] waar [het kind] na haar verhuizing zal kunnen aanvangen.
4.3. De man voert verweer. Op de stellingen van partijen zal hierna, voor zover van belang, nader worden ingegaan.
5. De beoordeling in conventie
5.1. Op grond van de uitlatingen van de vrouw ter zitting staat vast dat zij vastbesloten is om op zeer korte termijn met [het kind] vanuit [plaats] naar [woonplaats] te verhuizen. Vooropgesteld wordt dat de vrouw in beginsel het recht heeft om haar persoonlijke omstandigheden te wijzigen en om zich te vestigen waar zij wil. Deze vrijheid vindt in het onderhavige geval echter zijn beperking in het feit dat partijen het gezamenlijk gezag over [het kind] uitoefenen. Dit brengt met zich mee dat partijen gehouden zijn om met elkaar te overleggen over belangrijke beslissingen aangaande de minderjarige en dat zij geschillen hierover ingevolge artikel 1:253a BW aan de rechter dienen voor te leggen. De vrouw heeft geen overleg gepleegd met de man over haar voornemen om met [het kind] te gaan verhuizen naar [woonplaats], terwijl dit gelet op de consequenties hiervan voor [het kind] en de man wel op haar weg had gelegen.
5.2. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter staat het de vrouw niet vrij om de verblijfplaats van [het kind] te wijzigen zonder instemming van de man (of vervangende toestemming van de rechter). Desondanks stelt de voorzieningenrechter vast dat de vrouw naar eigen inzicht diverse stappen heeft ondernomen om de verhuizing definitief te laten plaatsvinden. Zij heeft immers verklaard dat zij haar toekomstige woning in gereedheid heeft gebracht en dat zij al een basisschool heeft gevonden waar [het kind] direct na de verhuizing zal kunnen starten. De vrouw heeft de man hierdoor voor een voldongen feit geplaatst. Zij maakt het gezamenlijk gezag hiermee illusoir en handelt in strijd met haar verplichting om met de man een ouderschapsplan te maken in de zin van artikel 1:253a lid 3 Burgerlijk Wetboek. Ter zitting is gebleken dat elke bereidheid aan de zijde van de vrouw om met de man in overleg te treden ontbreekt.
5.3. De vraag of een verhuizing naar [woonplaats], oftewel een wijziging in het hoofdverblijf van [het kind], in haar belang is, zal aan de orde dienen te komen in een bodemprocedure. Beide partijen gaan daar, gelet op de formulering van hun vorderingen kennelijk ook vanuit. Eerdergenoemd ouderschapsplan zal in die procedure moeten worden overgelegd en dat brengt met zich mee dat er tussen partijen overleg zal moeten plaatsvinden. De voorzieningenrechter is van oordeel dat in afwachting daarvan de huidige situatie voor [het kind] zoveel mogelijk moet worden gehandhaafd. Een wijziging van de verblijfplaats van [het kind] acht de voorzieningenrechter zonder overeenstemming hierover tussen partijen of zonder rechterlijke toetsing van de vraag of een dergelijke wijziging in het belang is van de minderjarige voorshands niet verantwoord. Gelet op het vorenstaande zal de voorzieningenrechter dan ook bepalen dat [het kind] voorlopig haar hoofdverblijf bij de man zal hebben. Contra-indicaties om het hoofdverblijf van [het kind] voorlopig bij de man te bepalen zijn er naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter niet. Door de vrouw is onvoldoende gesteld waaruit zou moeten volgen dat het belang van [het kind] zich daartegen verzet.
5.4. Ter zitting heeft de vrouw te kennen gegeven geen medewerking te zullen verlenen aan de door de man voorgestelde mediation door SHGZ. Dat betekent dat de voorwaarde waaronder de eis in reconventie is ingesteld in vervulling is gegaan, zodat op deze voorwaardelijke vordering in reconventie dient te worden beslist.
De vrouw heeft tegen de vordering van de man tot het uitsluitend gebruik van de gezamenlijk bewoonde woning inhoudelijk geen verweer gevoerd anders dan dat zij de woning vrijwillig zal verlaten. Gelet hierop staat er niets aan in de weg de vordering toe te wijzen.
5.5. Gelet op de aard van de procedure, zullen de proceskosten in conventie tussen partijen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
6. De beoordeling in reconventie
6.1. Gelet op hetgeen in conventie is overwogen en zal worden beslist, zal de voorzieningenrechter de reconventionele vordering van de vrouw afwijzen.
6.2. Gelet op de aard van de procedure, zullen de proceskosten in reconventie tussen partijen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
7. De beslissing
De voorzieningenrechter:
in conventie
7.1. bepaalt dat de minderjarige [het kind], geboren te [plaats] op [geboortedatum] 2003, voorlopig, tot dat er in de bodemprocedure een nadere beslissing omtrent de hoofdverblijfplaats van de minderjarige is gekomen, haar hoofdverblijf bij de man zal hebben,
7.2. bepaalt dat de man, met uitsluiting van de vrouw, gerechtigd is tot het gebruik van de gemeenschappelijk door partijen bewoonde woning, gelegen aan de [adres] te ([postcode]) Tholen,
7.3. beveelt de vrouw die woning te verlaten, zulks binnen één week na betekening van dit vonnis, en deze verder niet meer te betreden,
7.4. compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
7.5. wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
7.6. wijst de vorderingen af,
7.7. compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.K. van der Lende-Mulder Smit en in het openbaar uitgesproken op 1 november 2011.(