RECHTBANK MIDDELBURG
Sector bestuursrecht
Uitspraak van de voorzieningenrechter voor bestuursrechtelijke zaken
op het verzoek om toepassing van artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht
[verzoeker 1], [verzoeker 2], [verzoeker 3], [verzoeker 4], [verzoeker 5] en [verzoeker 6],
wonende te [woonplaats],
verzoekers,
gemachtigde mr. B. Vermeirssen,
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Reimerswaal,
verweerder.
Bij besluit van 1 november 2011 heeft verweerder verzoekers verzoek om handhaving van 8 oktober 2011 afgewezen. Tegen dit besluit hebben verzoekers bezwaar gemaakt. Tevens hebben zij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Het verzoek is op 28 november 2011 behandeld ter zitting. Van de zijde van verzoeker zijn verschenen [verzoeker 1] en [verzoeker 2]. Zij werden bijgestaan door hun gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden H. Lievense, J. Aarnoudse en B.G.J. Lobée. Als derde-belanghebbende was aanwezig [naam bedrijf] vertegenwoordigd door [naam 1] en [naam 2] en bijgestaan door mr. A.J. de Waard, advocaat te Goes.
1. Ingevolge artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan, indien tegen een besluit bij de rechtbank beroep is ingesteld dan wel, voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de rechtbank, bezwaar is gemaakt of administratief beroep is ingesteld, de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen, indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
2. [naam bedrijf] te [vestigingsplaats] ([naam bedrijf]) is eigenaar van het Klooster te Rilland, Hoofdweg 60 te 4411 NA Rilland (het Klooster). Sinds medio oktober 2011 worden in dit pand door [naam bedrijf] ongeveer 70 arbeidsmigranten gehuisvest. Deze arbeidsmigranten zijn werkzaam in onder meer de fruitteelt en de visverwerkende industrie te Yerseke en verblijven op basis van volpension in het Klooster. Zij worden dagelijks met busjes gebracht naar en gehaald van de plaats waar zij arbeid verrichten. Niet in geschil is dat de huisvesting van deze arbeidsmigranten in strijd is met het ter plaatse geldende bestemmingsplan “de Werfkampen” (het bestemmingsplan). Op 10 juni 2011 heeft [naam bedrijf] een aanvraag ingediend voor een omgevingsvergunning voor het aanpassen van de bestaande accommodatie ten behoeve van huisvesting van maximaal 130 arbeidsmigranten in het Klooster en voor gebruik van dit perceel in afwijking van het bestemmingsplan. Op 21 september 2011 heeft verweerder het voornemen gepubliceerd de omgevingsvergunning met deelactiviteiten bouwen, slopen, in gebruik nemen of gebruiken van een bouwwerk, aanleggen of verharden, verlagen, afgraven of verhogen van de bodem, en gebruiken in strijd met het bestemmingsplan, te verlenen. Verzoekers, woonachtig in de onmiddellijke nabijheid van het Klooster, hebben gevraagd om handhaving van de geldende planvoorschriften. Verweerder heeft het verzoek afgewezen onder verwijzing naar de ontwerpvergunning.
3. Verzoekers hebben voor zover van belang en samengevat betoogd dat ten onrechte niet handhavend wordt opgetreden, nu er ondanks de ontwerpvergunning van een concreet zicht op legalisatie geen sprake is. In hun visie is de inbreuk op het huidige planologische regime groot. Het gebruik van het Klooster als grootschalige opvang van arbeidsmigranten heeft een sterk ruimtelijke effect op de omgeving. Auto’s en autobusjes van [naam bedrijf] rijden af en aan om de arbeidsmigranten te vervoeren en de eigen vervoermiddelen van de vele arbeidsmigranten zijn duidelijk zichtbaar in het straatbeeld van het kleine dorp Rilland, evenals de arbeidsmigranten zelf. Daarnaast is de brandveiligheid van het gebouw bij het huidige gebruik niet verzekerd. Het particuliere belang van de bewoners dient daarom te prevaleren boven het belang van [naam bedrijf]. Er is geen maatschappelijk draagvlak voor de huisvesting van de betreffende arbeidsmigranten.
4. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat weldegelijk sprake is van een concreet zicht op legalisatie van het gebruik van het Klooster als huisvesting van deze arbeidsmigranten. Ter zitting is van de zijde van verweerder aangegeven dat op 8 december 2011 een omgevingsvergunning zal worden verleend.
De voorzieningenrechter overweegt het volgende.
5. Gelet op het algemeen belang dat gediend is met handhaving, zal in geval van overtreding van een wettelijk voorschrift het bestuursorgaan dat bevoegd is om met een last onder bestuursdwang of dwangsom op te treden, in de regel van deze bevoegdheid gebruik moeten maken. Slechts onder bijzondere omstandigheden mag van het bestuursorgaan worden gevergd, dit niet te doen. Dit kan zich voordoen indien concreet zicht op legalisatie bestaat. Voorts kan handhavend optreden zodanig onevenredig zijn in verhouding tot de daarmee te dienen belangen dat van optreden in die concrete situatie behoort te worden afgezien.
6. Gegeven de ontwerpvergunning en in aanmerking genomen dat - naar is aangekondigd -heden een omgevingsvergunning zal worden verleend, heeft verweerder zich naar het oordeel van de voorzieningenrechter in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat er een concreet zicht op legalisatie bestaat en dat er daarom reden is om af te wijken van het uitgangspunt van handhaving. De voorzieningenrechter merkt daarbij op dat niet is gebleken van evidente tekortkomingen die aan het verlenen van de gevraagde omgevingsvergunning in de weg zouden staan. Met name is van belang dat het reeds langer bestaande ruimtelijk-sociaal beleid van de gemeente Reimerswaal inzake de huisvesting van arbeidsmigranten het onderhavige initiatief ondersteunt, terwijl evenmin kan worden gezegd dat provinciale omgevingsplan zich hiertegen verzet. Van een apert onredelijke belangenafweging is naar het voorlopige oordeel van de voorzieningrechter geen sprake.
Ter zitting is door verweerder verklaard dat het gebouw thans voldoet aan de brandveiligheidseisen
7. Gelet op het voorgaande kan voorshands niet worden gezegd dat het bestreden besluit in bezwaar geen stand zal houden. Hetgeen meer en overigens is aangevoerd kan niet tot een andersluidend oordeel leiden. Het verzoek om voorlopige voorziening zal dan ook worden afgewezen.
8. Voor een proceskostenveroordeling is naar het oordeel van de voorzieningenrechter geen aanleiding.
De voorzieningenrechter van de Rechtbank Middelburg
wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.F.I. Sinack als voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. M.H.Y. Snoeren-Bos, griffier en op 8 december 2011 in het openbaar uitgesproken.
Griffier, Voorzieningenrechter,
Afschrift verzonden op: 8 december 2011