ECLI:NL:RBMID:2011:BU6050

Rechtbank Middelburg

Datum uitspraak
28 november 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
12/706300-10 [P]
Instantie
Rechtbank Middelburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. Hopmans
  • M. van der Ploeg-Hogervorst
  • M. Haesen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onoplettendheid van bestuurder tijdens Tour de France leidt tot ernstig ongeval

Op 4 juli 2010 heeft de bestuurder van een personenauto, die deel uitmaakte van de karavaan van de Tour de France, een ernstig ongeval veroorzaakt door een moment van onoplettendheid. De bestuurder, die al 47 jaar zijn rijbewijs had en niet eerder betrokken was bij een ongeval, raakte van de weg en kwam in aanrijding met een persoon die in de berm zat en met een geparkeerde auto. Het slachtoffer liep zwaar lichamelijk letsel op, waarvan zij nog steeds hinder ondervindt. De rechtbank heeft de zaak op 28 november 2011 behandeld, waarbij de verdachte niet aanwezig was. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van twee maanden en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor een jaar. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, maar achtte het subsidiaire feit wel bewezen. De rechtbank legde een geldboete van 500 euro op en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor een jaar. De rechtbank overwoog dat de verdachte, als ervaren beroepschauffeur, extra verantwoordelijkheden had en dat zijn onoplettendheid leidde tot gevaar op de weg. De beslissing is gebaseerd op de artikelen 23 en 24c van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 5, 177 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDELBURG
Sector strafrecht
parketnummer: 12/706300-10 [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 28 november 2011
in de strafzaak tegen de niet verschenen verdachte
[verdachte],
geboren op [1946],
wonende te [adres].
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 14 november 2011. Tegen de verdachte is verstek verleend. De officier van justitie, mr. Persoon, heeft haar standpunt kenbaar gemaakt.
2 De tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat
hij op of omstreeks 04 juli 2010 te Rilland, gemeente Reimerswaal, als
verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig
(personenauto), daarmede rijdende over de weg, de Oude Rijksweg zich zodanig
heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft
plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk,
onvoorzichtig en/of onoplettend,
terwijl hij, verdachte, (enigzins) vermoeid was en/of (enigzins) bevangen was
door de hitte en/of wist of had moeten weten dat hij vlak voor het ongeval
concentratieverlies had en/of terwijl hij wist/had waargenomen dat het druk
was met enig verkeer dan wel aanwezige personen op de weg en/of naast de weg
in verband met een touretappe van de Tour de France van welk hij zelf deel
uitmaakte als chauffeur te blijven rijden, en/of
met een snelheid te rijden die te hoog lag voor een veilig verkeer ter
plaatse, en/of
geheel of gedeeltelijk rechts, gezien verdachtes rijrichting, naast de weg te
komen/geraken en/of aldaar in aanrijding, althans in botsing, te komen met een
zich daar bevindende persoon in een stoel en/of vervolgens in aanrijding,
althans in botsing, te komen met een zich (ook) rechts naast die weg bevindend
motorvoertuig (personenauto),
waardoor die persoon die aldaar in de berm/naast de weg in een stoel zat
(genaamd [slachtoffer]) zwaar lichamelijk letsel, te weten ernstig weke
delen letsel in het linkerbeen, of zodanig lichamelijk letsel werd
toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening
van de normale bezigheden is ontstaan;
art 6 Wegenverkeerswet 1994
en voor zover terzake het onder 1 telastgelegde een veroordeling niet mocht
kunnen volgen, terzake dat
hij op of omstreeks 04 juli 2010 te Rilland, gemeente Reimerswaal, als
bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, de
Oude Rijksweg,
terwijl hij, verdachte, (enigzins) vermoeid was en/of (enigzins) bevangen was
door de hitte en/of wist of had moeten weten dat hij vlak voor het ongeval
concentratieverlies had en/of terwijl hij wist/had waargenomen dat het druk
was met enig verkeer dan wel aanwezige personen op de weg en/of naast de weg
in verband met een touretappe van de Tour de France van welk hij zelf deel
uitmaakte als chauffeur is blijven rijden, en/of
met een snelheid heeft gereden die te hoog lag voor een veilig verkeer ter
plaatse, en/of
geheel of gedeeltelijk rechts, gezien verdachtes rijrichting, naast de weg is
gekomen/geraakt en/of aldaar in aanrijding, althans in botsing, is gekomen met
een zich daar bevindende persoon in een stoel en/of vervolgens in aanrijding,
althans in botsing, is gekomen met een zich (ook) rechts naast die weg
bevindend motorvoertuig (personenauto),
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt,
althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd,
althans kon worden gehinderd;
art 5 Wegenverkeerswet 1994
3 De voorvragen
De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, met zwaar lichamelijk letsel bij het slachtoffer als gevolg. Verdachte heeft, met een snelheid van 60 kilomter per uur, 123 kilometer en dus ruim twee uur, gereden zonder pauze te nemen en is blijven rijden, terwijl hij merkte dat zijn concentratie door vermoeidheid aan het afnemen was. Uiteindelijk is hij een fractie van een seconde in slaap is gevallen. De getuige [getuige 1] heeft de auto van verdachte herhaaldelijk richting de berm zien rijden en weer zien corrigeren alvorens met het slachtoffer in aanrijding te komen. In slaap vallen gebeurt niet zomaar, dat is een proces dat je voelt aankomen. Verdachte is desondanks blijven rijden, terwijl hij de mogelijkheid had om te stoppen, hij reed namelijk 20 minuten voor het peleton. Als beroepschauffeur rust op hem een extra verantwoordelijkheid, van hem mag extra oplettendheid worden verwacht. Verdachte heeft die oplettendheid niet betracht waardoor hem het verwijt valt te maken van schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet. Volgens de officier van justitie is sprake van een grove verkeersfout.
4.2 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt het volgende vast.
Op zondag 4 juli 2010 omstreeks 14.00 uur heeft verdachte als chauffeur van een pilotwagen van France Television Sports, te Rilland, in de gemeente Reimerswaal, aan de Oude Rijksweg, tijdens de doorkomst van de Tour de France, met zijn auto een ongeval veroorzaakt.
Verdachte, die naar eigen zeggen goed uitgerust was en een zeer ervaren beroepschauffeur is, is in slaap gevallen door de hitte, waardoor hij van de weg afraakte. Hij kwam in de rechts naast de weg gelegen berm terecht en is daarbij in aanrijding gekomen met het slachtoffer, [slachtoffer], die naast die weg op een stoel in de berm zat te lezen. Vervolgens is hij tegen een in die berm geparkeerde auto aangereden.
Aan de verdachte is primair overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 ten laste gelegd. Bij de beantwoording van de vraag of er sprake is van schuld aan het ontstane verkeersongeval in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 komt het volgens vaste rechtspraak aan op het geheel van gedragingen van de verdachte, de aard en ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Tegen deze achtergrond overweegt de rechtbank het volgende.
Uit de zich in het dossier bevindende stukken kan niet worden opgemaakt of verdachte heeft (kunnen) zien aankomen dat hij zijn concentratie aan het verliezen was. De enkele verklaring van getuige [getuige 1] dat verdachte richting de berm stuurde en corrigeerde acht de rechtbank daartoe onvoldoende. Voorts is uit het dossier niet gebleken van andere omstandigheden die aan het ongeval hebben bijgedragen. Verdachte zegt dat hij 60 kilometer per uur reed, terwijl ter plaatse 80 kilometer per uur is toegestaan. Getuige [getuige 1] zegt dat verdachte langzamer reed dan de andere automobilisten. Uit de enkele omstandigheid dat verdachte in een moment van afwezigheid met zijn auto in de berm raakte, en daardoor niet tijdig heeft kunnen stoppen dan wel heeft kunnen uitwijken voor het in de berm gezeten slachtoffer, volgt niet dat de verdachte zich zeer, althans aanmerkelijk onoplettend en onvoorzichtig heeft gedragen. Dit betekent dat geen sprake is van overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994.
De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van het hem primair tenlastegelegde feit.
De rechtbank overweegt dat het door verdachte veroorzaakte ongeval tot gevaar op de weg heeft geleid. De rechtbank acht dan ook het subsidiair tenlastegelegde feit wettig en overtuigend bewezen.
5 De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
subsidiair:
op 04 juli 2010 te Rilland, gemeente Reimerswaal, als
bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, de
Oude Rijksweg,
terwijl hij, verdachte, (enigzins) bevangen was
door de hitte
in verband met een touretappe van de Tour de France van welk hij zelf deel
uitmaakte als chauffeur is blijven rijden, en
geheel rechts, gezien verdachtes rijrichting, naast de weg is geraakt en aldaar in aanrijding is gekomen met
een zich daar bevindende persoon in een stoel en vervolgens in aanrijding is gekomen met een zich ook rechts naast die weg
bevindend motorvoertuig (personenauto),
door welke gedraging van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
6 De strafbaarheid
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
7 De strafoplegging
7.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert op grond van hetgeen zij bewezen acht aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van twee maanden en een ontzegging van de bevoegdheid motorvoertuigen te besturen voor de duur van een jaar.
7.2 Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de hoogte van de straf houdt de rechtbank rekening met het navolgende.
Verdachte heeft als bestuurder van een personenauto gevaar op de weg veroorzaakt door in een kort moment van onoplettendheid met zijn auto van de weg af de berm in te rijden. Daardoor is verdachte in aanrijding gekomen met een persoon en een geparkeerde auto, waarbij de gevolgen voor het aangereden slachtoffer zeer ernstig zijn. Het slachtoffer heeft zwaar lichamelijk letsel opgelopen, waarvan zij, blijkens haar verklaring ter terechtzitting, tot op heden nog steeds hinder ondervindt en waarvan de eindtoestand nog niet is bereikt.
Verdachte is in Nederland niet eerder veroordeeld voor strafbare feiten.
De officier van justitie is bij haar eis uitgegaan van bewezenverklaring van het primair tenlastegelegde feit. Nu de rechtbank verdachte van het primaire feit vrijspreekt en het subsidiaire feit bewezen acht zal zij een lagere straf opleggen dan door de officier van justitie gevorderd. Ook houdt zij rekening met de omstandigheid dat verdachte blijkens het dossier en de informatie van de officier van justitie al 47 jaar zijn rijbewijs heeft en niet eerder betrokken is geweest bij een ongeval.
De rechtbank zal aan verdachte geen gevangenisstraf opleggen, maar volstaan met een geldboete van 500 euro en een ontzegging van de bevoegdheid motorvoertuigen te besturen voor de duur van een jaar.
8 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 23 en 24c van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen de artikelen 5, 177 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
9 De beslissing
De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt verdachte vrij van het primair tenlastegelegde feit;
Bewezenverklaring
- verklaart het subsidiair ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 5 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
Overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot betaling van een geldboete van € 500,= (vijfhonderd euro);
- beveelt dat bij niet betaling van de geldboete, vervangende hechtenis zal worden toegepast van 10 (tien) dagen;
- veroordeelt verdachte tot een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor de duur van 1 jaar.
Dit vonnis is gewezen door mr. Hopmans, voorzitter, mr. Van der Ploeg-Hogervorst en
mr. Haesen, rechters, in tegenwoordigheid van Heberlein-Guiran, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 28 november 2011.
De voorzitter is buiten staat dit vonnis mede te tekenen.