ECLI:NL:RBMID:2011:BU5168

Rechtbank Middelburg

Datum uitspraak
5 september 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
211143
Instantie
Rechtbank Middelburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M.J.M. Klarenbeek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verjaring van vordering tijdens en na faillissement in effectenleasezaak

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Middelburg op 5 september 2011, staat de verjaring van een vordering in het kader van een effectenleasecontract centraal. De eisende partij, Varde Investments (Ireland) Limited, had een vordering op de gedaagde, die in faillissement verkeerde. Tijdens het faillissement werd de restschuld van het effectenleasecontract verkocht en gecedeerd. De gedaagde ontving echter geen brieven van Varde vanwege een postblokkade, terwijl de curator deze wel ontving. De brieven bevatten geen aanmaningen, maar enkel mededelingen ter verificatie en cessie. De rechtbank oordeelde dat deze mededelingen de verjaring niet stuiten, omdat volgens artikel 36 van de Faillissementswet (Fw.) rechtsvorderingen tot voldoening van een faillissementsschuld niet verjaren. Dit betekent dat de verjaringstermijn tijdens het faillissement niet van toepassing is.

Na de opheffing van het faillissement werden brieven naar de gedaagde gestuurd, maar deze waren onjuist geadresseerd. De rechtbank oordeelde dat dit niet voor rekening van de gedaagde kwam, omdat het beding in de algemene voorwaarden dat de gedaagde verplichtte om een adreswijziging door te geven, onredelijk bezwarend was en daarom vernietigd werd. De vordering van Varde werd uiteindelijk als verjaard verklaard, en de rechtbank verklaarde Varde in haar vordering niet-ontvankelijk, met veroordeling in de proceskosten.

De uitspraak benadrukt de gevolgen van faillissement voor de verjaring van vorderingen en de rol van de curator in het proces. De beslissing van de rechtbank is een belangrijke uitspraak voor de rechtspraktijk met betrekking tot effectenlease en faillissement.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDELBURG
Sector kanton
Locatie Middelburg
zaak/rolnr.: 211143 / 10-4433
vonnis van de kantonrechter d.d. 5 september 2011
in de zaak van
de rechtspersoon naar Iers recht
Varde Investements (Ireland) Limited,
gevestigd te [adres]
met gekozen woonplaats te [adres],
eisende partij,
verder te noemen: Varde,
gemachtigde: DRA Debt Recovery Agency B.V.,
t e g e n :
[partij B],
geboren [in] 1943 en wonende te [adres],
gedaagde partij,
verder te noemen: [gedaagde],
in persoon.
het verloop van de procedure
De procedure is als volgt verlopen:
- dagvaarding van 14 oktober 2010,
- schriftelijk antwoord, mondeling aangevuld,
- conclusie van repliek,
- mondelinge en schriftelijke toelichting.
- tussenvonnis van 2 mei 2011,
- akte van Varde,
- schriftelijke en mondelinge reactie van [gedaagde].
de verdere beoordeling van de zaak
1. De kantonrechter handhaaft hetgeen is overwogen en beslist bij het tussenvonnis. De inhoud van dat vonnis moet als hier ingelast worden beschouwd.
cessie
2. Varde en tevens Dexia kunnen niet meer achterhalen waarom in de brief van 10 januari 2008 aan [gedaagde] het adres [X] te [plaats] is gebruikt. Niet kan worden aangenomen dat dit destijds het juiste adres van [gedaagde] was. Daarom heeft de brief van 10 januari 2008 die was gericht aan [gedaagde] geen rechtsgevolg. Daarentegen heeft de mededeling van de cessie aan zijn curator mr. J.J. Reiziger bij de brief van 8 februari 2008 wel rechtsgevolg, want ingevolge art. 99, lid 2, van de Faillissementswet (Fw.)geschieden mede-delingen betreffende de boedel aan de curator. De vordering viel in de boedel en is daarom ter verificatie ingediend. De conclusie is dat de vordering door Dexia rechtsgeldig in eigendom is overgedragen aan Varde.
verjaring
3.1. Varde heeft gesteld dat er tussen 2003 en 2010 meerdere brieven zijn verstuurd die de verjaring hebben gestuit. Er kan vanuit worden gegaan dat deze brieven [gedaagde] zelf niet hebben bereikt vanwege de postblokkade ex art. 99, lid 1, Fw. Aangezien de brieven de boedel betroffen zal de curator die niet aan [gedaagde] hebben doorgezonden. Daaromtrent is althans niets gesteld of gebleken. De vraag is of brieven die de curator zou hebben ontvangen van Dexia en/of Varde de verjaring hebben gestuit.
3.2. Deze brieven, voor zover in het geding gebracht, bevatten geen aanmaningen. Wel bevatten zij aanmeldingen ter verificatie alsook de mededeling van de cessie. Uit art. 36 Fw. volgt dat rechtsvorderingen tot voldoening van een faillissementsschuld gedurende het faillissement niet verjaren. De curator en de schuldeisers behoeven zich gedurende faillissement niet om een dreigende verjaring te bekommeren. Een stuiting van verjaring is gedurende faillissement niet aan de orde en daarom behoort uit de aanmeldingen ter verificatie alsook de mededeling van de cessie niet te worden afgeleid dat Dexia/Varde zich het recht op nakoming ondubbelzinnig heeft voorbehouden teneinde de verjaring te stuiten. De gedurende het faillissement door de curator ontvangen brieven hebben daarom de verjaring niet gestuit.
3.3. Niet, althans onvoldoende weersproken is dat de brieven die na de opheffing van het faillissement aan [gedaagde] zijn verzonden, onjuist geadresseerd waren. Deze hebben [gedaagde] niet bereikt, zoals hij heeft aangevoerd. Varde acht dit niet relevant op de grond dat [gedaagde] verplicht was zijn adreswijziging door te geven aan Dexia. Daartoe beroept Varde zich op artikel 8 van de toepasselijke bijzondere voorwaarden. De toepassing van deze bepaling is echter onder de omstandigheden van dit geval onredelijk bezwarend. Door het faillissement heeft [gedaagde] ex art. 23 Fw. de beschikking en het beheer over zijn goederen verloren. De boedel werd voortaan door de curator beheerd en alle correspondentie ging door de post-blokkade naar de curator. Onvoldoende weersproken is dat [gedaagde] in augustus/september 2007 is verhuisd van [provincie Z] naar [adres]. Het faillissement liep toen al bijna drie jaren. Onder die omstandigheden kon in redelijkheid niet van [gedaagde] worden verlangd om een adreswijziging te sturen naar Dexia. De vordering van Dexia was toen al geruime tijd een aangelegenheid van de curator, waar [gedaagde] zich niet mee zou mogen bemoeien, indien hij dat al zou willen en indien hij zich die vordering al zou hebben herinnerd. Artikel 8 van de bijzondere voorwaarden wordt daarom in dit geval vernietigd. Daardoor komt het niet voor rekening van [gedaagde] dat de brieven die na de opheffing van het faillissement aan hem zijn verzonden, onjuist geadresseerd waren en hem dus niet bereikt hebben. Deze brieven hebben daarom geen rechtsgevolg, zodat de verjaring er niet door is gestuit.
3.4. Ex art. 36 Fw. is de verjaringstermijn, die tijdens het faillissement zou zijn verstre-ken, voortgezet met zes maanden na het einde. Zoals in het tussenvonnis reeds overwogen volgt daaruit dat de door Dexia aan Varde overgedragen vordering is verjaard op 6 oktober 2010. De op 14 oktober 2010 ingestelde rechtsvordering zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard met veroordeling van Varde in de proceskosten.
de beslissing
De kantonrechter:
verklaart Varde in haar vordering niet-ontvankelijk;
veroordeelt Varde in de kosten van het geding, welke aan de zijde van [gedaagde] tot op heden worden begroot op € 10,- voor reiskosten.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J.M. Klarenbeek, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 5 september 2011 in tegenwoordigheid van de griffier.