ECLI:NL:RBMID:2011:BR3788

Rechtbank Middelburg

Datum uitspraak
3 mei 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
78139 / KG ZA 2011-69
Instantie
Rechtbank Middelburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over de uitleg van een overeenkomst betreffende de plaatsing van strandcabines

In deze zaak, die voor de Rechtbank Middelburg is behandeld, betreft het een geschil tussen de Stichting Strandexploitatie Walcheren (SSW) en de besloten vennootschap Strandpaviljoen De Zeeuwsche Rivièra B.V. over de plaatsing van strandcabines. De zaak is ontstaan uit een huurovereenkomst waarbij Zeeuwsche Rivièra een strookje strand huurt van SSW voor het plaatsen van strandcabines. In een eerdere procedure bij de kantonrechter is een ontbindingsverzoek van SSW afgewezen, waarna partijen in hoger beroep overeenstemming hebben bereikt over de plaatsing van de cabines. Deze overeenkomst is vastgelegd in een proces-verbaal van de zitting bij het gerechtshof Den Bosch op 7 januari 2011, waarin is afgesproken dat de afstand tussen het paalhoofd en het meest noordelijke punt van de rij cabines 6,5 meter zal bedragen.

Echter, na de plaatsing van de cabines door Zeeuwsche Rivièra, ontstond er onenigheid over de interpretatie van deze afspraak. SSW stelde dat de cabines niet op de juiste afstand waren geplaatst en sommeerde Zeeuwsche Rivièra om de cabines te verplaatsen. Zeeuwsche Rivièra voerde aan dat zij de cabines correct had geplaatst volgens de gemaakte afspraken. De voorzieningenrechter heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de tekst van het proces-verbaal geen aanknopingspunt biedt voor de uitleg die SSW eraan geeft. De voorzieningenrechter concludeerde dat Zeeuwsche Rivièra de afspraken is nagekomen en wees de vordering van SSW af.

De voorzieningenrechter heeft SSW als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van Zeeuwsche Rivièra zijn begroot op € 1.622,00. Dit vonnis is op 3 mei 2011 openbaar uitgesproken door mr. H.A. Witsiers.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK MIDDELBURG
" \* MERGEFORMAT
Sector civiel recht, voorzieningenrechter
zaaknummer / rolnummer: 78139 / KG ZA 11-69
Vonnis van 3 mei 2011
in de zaak van
de stichting
STICHTING STRANDEXPLOITATIE WALCHEREN,
gevestigd te Westkapelle, gemeente Veere,
eiseres,
advocaat: mr. H. Mink te Oost-Souburg,
tegen
de besloten vennootschap
STRANDPAVILJOEN DE ZEEUWSCHE RIVIÈRA B.V.,
gevestigd te Zoutelande, gemeente Veere,
gedaagde,
advocaat: mr. J. Ossewaarde te Middelburg.
Partijen worden hierna aangeduid als SSW en Zeeuwsche Rivièra.
De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding d.d. 15 april 2011 met producties;
- de akte overlegging producties zijdens Zeeuwsche Rivièra;
- de mondelinge behandeling op 26 april 2011;
- de pleitnotities van mr. Ossewaarde voornoemd.
De feiten
Tussen partijen bestaat een huurovereenkomst. Zeeuwsche Rivièra huurt van SSW een strookje van het strand waarop zij strandcabines plaatst die zij vervolgens gedurende het strandseizoen verhuurt.
Tussen partijen is geschil ontstaan over de plaatsing van de cabines op het strand.
Hieromtrent hebben partijen in 2010 een procedure gevoerd bij de kantonrechter. In deze procedure heeft de kantonrechter bij vonnis d.d. 12 juli 2010 de door SSW gevorderde ontbinding van de huurovereenkomst afgewezen. Tegen het vonnis van de kantonrechter heeft SSW hoger beroep ingesteld.
In hoger beroep zijn partijen alsnog tot overeenstemming gekomen met betrekking tot de plaatsing van de strandcabines. De in het proces-verbaal (hierna: P.V.) van de zitting bij het gerechtshof Den Bosch d.d. 7 januari 2011 opgenomen regeling luidt als volgt:
“2. De positie van de rij van tien cabines, zoals die was in het seizoen 2010, wordt aldus verschoven dat de afstand tussen het paalhoofd en het meest noordelijke punt van de rij cabines met 3,5 meter wordt verschoven in noordwestelijke richting, aldus dat de afstand tussen het paalhoofd en genoemd punt in feite 6,5 meter zal bedragen. Wij verwijzen in dit verband naar de metingen, zoals die afzonderlijk, maar met dezelfde uitkomst, zijn verricht door of namens ieder van partijen. De heer Koppejan zal in of omstreeks de maand 2011 contact opnemen met de Stichting voor het maken van een afspraak over het tijdstip waarop de verschuiving in feite zal plaatsvinden.”
Bij brief d.d. 29 maart 2011 heeft SSW via haar advocaat Zeeuwsche Rivièra gesommeerd de opbouw van de cabines stop te zetten. Volgens SSW is de plaatsing van de cabines in strijd met de afspraken zoals vastgelegd in het P.V. d.d. 7 januari 2011.
Het geschil
SSW vordert, bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, Zeeuwsche Rivièra te veroordelen om binnen één week na dit vonnis de strandcabines te (ver)plaatsen overeenkomstig de maten zoals partijen zijn overeengekomen en zoals blijkt uit het P.V. van de zitting bij het gerechtshof Den Bosch d.d. 7 januari 2011, in die zin dat de afstand tussen het paalhoofd van de loopbrug en het meest noordelijke punt van de rij cabines in feite 6,5 meter zal bedragen, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom en met veroordeling van Zeeuwsche Rivièra in de kosten van dit geding.
Ter onderbouwing van haar vordering voert SSW aan dat Zeeuwsche Rivièra in strijd met de gemaakte afspraken de cabines slechts 1.20 meter terug richting de paalhoofden heeft geplaatst in plaats van de afgesproken 3.50 meter. SSW stelt dat moet worden gemeten vanaf de palen van de loopbrug. Van die palen uit is immers ook de in het P.V. genoemde afstand van 6.50 meter gemeten.
Zeeuwsche Rivièra voert verweer strekkende tot afwijzing van de vordering van SSW. Zij voert daartoe het navolgende aan. Zeeuwsche Rivièra heeft de cabines geplaatst zoals ter zitting bij het gerechtshof is overeengekomen, dus 6,5 meter vanaf het paalhoofd. De uitleg die SSW er thans aan geeft, dat moet worden gemeten vanaf de palen van de loopbrug, is onjuist. In het P.V. staat dat immers niet. Bovendien zou de uitleg van SSW ertoe leiden dat de strandcabines parallel komen te staan aan de paalhoofden. Dit kan niet de bedoeling zijn. De kantonrechter heeft immers reeds vastgesteld dat er geen noodzaak is tot het parallel plaatsten van de strandcabines aan de paalhoofden.
De beoordeling
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter volgt een voldoende spoedeisend belang uit de aard van het geschil.
Partijen verschillen van mening over de uitleg die moet worden gegeven aan de in het P.V. d.d. 7 januari 2011 neergelegde afspraak “dat de afstand tussen het paalhoofd en genoemd punt (d.i. het meest noordelijke punt van de rij cabines) in feite 6,5 meter zal bedragen”. Voor de stelling van SSW dat met het in het P.V. genoemde paalhoofd de paal van de loopbrug wordt bedoeld, biedt de tekst van het P.V. naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter geen aanknopingspunt. Het P.V. spreekt immers alleen van paalhoofd en niet van “paalhoofd van de loopbrug’. De uitleg die SSW eraan geeft vindt ook geen steun in de taalkundige uitleg van het begrip paalhoofd. SSW heeft dat ter zitting ook met zoveel woorden erkend. Bovendien zou de uitleg van SSW er toe leiden dat de cabines evenwijdig aan de paalhoofden komen te staan. Gelet op de procedure die partijen daarover in 2010 al hebben gevoerd, is niet aannemelijk dat partijen ter zitting bij het gerechtshof hebben bedoeld een dergelijke afspraak te maken, althans dat Zeeuwsche Rivièra hiermee zou hebben ingestemd.
Nu niet is betwist dat Zeeuwsche Rivièra de uiterste strandcabine binnen 6,5 meter vanaf het paalhoofd heeft geplaatst, moet het ervoor gehouden worden dat zij de afspraak uit het P.V. van de zitting d.d. 7 januari 2011 is nagekomen. De vordering van SSW zal dan ook worden afgewezen.
SSW zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Zeeuwsche Rivièra worden begroot op:
- griffierecht € 568,00
- salaris advocaat € 1.054,00
Totaal € 1.622,00
De beslissing
De voorzieningenrechter:
wijst het gevorderde af,
veroordeelt SSW in de proceskosten, aan de zijde van Zeeuwsche Rivièra tot op heden begroot op € 1.622,00,
verklaart dit vonnis voor wat betreft de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.A. Witsiers en in het openbaar uitgesproken op 3 mei 2011.