ECLI:NL:RBMID:2011:BR3769

Rechtbank Middelburg

Datum uitspraak
29 maart 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
76744 / KG ZA 2011-2
Instantie
Rechtbank Middelburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toepassing van lijfsdwang in kort geding wegens niet-nakoming van eerdere veroordeling door executeur testamentair

In deze zaak vorderen eisers, erfgenamen van de op 18 juli 2005 overleden mevrouw [erflaatster], dat gedaagde, de executeur testamentair, wordt veroordeeld om binnen twee dagen na betekening van het vonnis alle inlichtingen te verstrekken met betrekking tot de nalatenschap van erflaatster en zijn werkzaamheden als executeur. Dit volgt op een eerdere veroordeling van gedaagde in een verstekvonnis van 29 juli 2010, waarin hij werd verplicht om binnen twee dagen na betekening aan eisers alle relevante informatie te verstrekken, op straffe van een dwangsom van € 500,00 per dag tot een maximum van € 50.000,00. Gedaagde heeft echter nagelaten om aan deze verplichting te voldoen, ondanks herhaalde verzoeken van eisers en een aanhouding van de zitting om gedaagde de kans te geven alsnog de gevraagde informatie te verstrekken.

De voorzieningenrechter oordeelt dat gedaagde niet heeft voldaan aan zijn verplichtingen als executeur en dat de opgelegde dwangsommen niet effectief zijn gebleken. Gedaagde heeft slechts summiere informatie verstrekt, zonder de benodigde toelichting en zonder een volledige boedelbeschrijving. De rechter concludeert dat gedaagde zich aan zijn verantwoordelijkheden probeert te onttrekken en dat de belangen van eisers, die recht hebben op informatie over de nalatenschap, prevaleren. Daarom wordt de vordering van eisers toegewezen en wordt het vonnis uitvoerbaar bij lijfsdwang verklaard voor een maximale duur van zes maanden.

De voorzieningenrechter legt gedaagde een laatste kans op om alsnog aan de veroordeling te voldoen, met een termijn van zeven dagen na betekening van het vonnis. Daarnaast wordt gedaagde veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van eisers zijn begroot op € 1.409,81. Het vonnis is uitgesproken op 29 maart 2011 door de voorzieningenrechter.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK MIDDELBURG
" \* MERGEFORMAT
Sector civiel recht, voorzieningenrechter
zaaknummer / rolnummer: 76744 / KG ZA 11-2
Vonnis van 29 maart 2011
in de zaak van
1. [eiser sub 1],
wonende te Kapelle,
2. [eiser sub 2],
wonende te Lewedorp, gemeente Borsele,
3. [eiser sub 3],
wonende te Goes,
4. [eiser sub 4],
wonende te Goes,
5. [eiser sub 5],
wonende te Lewedorp, gemeente Borsele,
6. [eiser sub 6],
wonende te Wilhelminadorp, gemeente Goes,
7. [eiser sub 7],
wonende te ’s-Gravenpolder, gemeente Borsele,
8. [eiser sub 8],
wonende te Lewedorp, gemeente Borsele,
9. [eiser sub 9],
wonende te Lewedorp, gemeente Borsele,
eisers,
advocaat: mr. W.J.H. Dingemanse te Goes,
tegen
[gedaagde],
wonende te [postcode gedaagde] Sint Maartensdijk, gemeente Tholen, aan de [adres gedaagde],
gedaagde,
verschenen in persoon.
De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding d.d. 18 januari 2011 met producties;
- de mondelinge behandeling op 3 februari 2011 ter gelegenheid waarvan alleen eisers, bijgestaan door hun advocaat, zijn verschenen;
- de aanhouding ter zitting teneinde eisers in de gelegenheid te stellen gedaagde opnieuw op te roepen, zulks in verband met de door eisers voorgestane eiswijziging;
- het exploit van hernieuwde oproeping d.d. 11 februari 2011;
- de voortgezette mondelinge behandeling op 8 maart 2011, ter gelegenheid waarvan zijn verschenen eisers, bijgestaan door hun advocaat, en gedaagde;
- de aanhouding ter zitting teneinde gedaagde in de gelegenheid te stellen om de door eisers gewenste inlichtingen alsnog te verstrekken, waarbij gedaagde een termijn is gegund van één week;
- het telefaxbericht d.d. 15 maart 2011 van mr. Dingemanse voornoemd, inhoudende dat vonnis wordt gevraagd.
Ten slotte is vonnis bepaald.
De feiten
Eisers zijn nichten/neven en erfgenamen van de op 18 juli 2005 overleden mevrouw [erflaatster] (hierna: erflaatster).
Erflaatster heeft op 8 september 2003 bij notariële akte verleden voor notaris mr. S.M. Bax een testament gemaakt, waarbij gedaagde is aangewezen tot executeur testamentair.
Het testament van erflaatster bepaalt met betrekking tot de executeur, voor zover thans relevant, onder meer het navolgende:
“D. EXECUTEUR
(…)
Boedelbeschrijving
De executeur moet binnen drie maanden na mijn overlijden een boedelbeschrijving met inbegrip van een voorlopige staat van schulden van de nalatenschap opmaken en de hem bekende schuldeisers oproepen om hun vorderingen bij hem of bij de boedelnotaris in te dienen. Aan de erfgenamen wordt een afschrift van de boedelbeschrijving ter beschikking gesteld.
(…)
Inlichtingen
De executeur moet aan een erfgenaam alle gewenste inlichtingen geven over de uitoefening van zijn taak.
Rekening en verantwoording
De executeur is verplicht jaarlijks en bij het einde van zijn beheer rekening en verantwoording af te leggen aan mijn erfgenamen.
(…)”
Vanaf medio 2006 hebben eisers gedaagde herhaaldelijk verzocht om inlichtingen te verstrekken met betrekking tot de afwikkeling van de nalatenschap van erflaatster. Gedaagde heeft de verzochte informatie niet verstrekt.
Op 20 april, 11 mei en 18 mei 2010 heeft de advocaat van eisers gedaagde aangeschreven, waarbij gedaagde is gesommeerd alsnog alle relevantie informatie aan eisers te verschaffen en om aan eisers rekening en verantwoording af te leggen. Omdat gedaagde niet reageerde, hebben eisers gedaagde in rechte betrokken.
Bij verstekvonnis van 29 juli 2010 heeft de voorzieningenrechter van deze rechtbank gedaagde veroordeeld om binnen 2 dagen na betekening van dat vonnis aan eisers alle inlichtingen te verstrekken betrekking hebbend op de nalatenschap van erflaatster, in het bijzonder die inlichtingen die zien op de uitoefening van zijn taak als executeur, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500,00 per dag tot een maximum van
€ 50.000,00.
Het verstekvonnis is op 11 augustus 2010 aan gedaagde betekend, met aanzegging dat bij het niet voldoen aan het vonnis de opgelegde dwangsommen verschuldigd zullen zijn. Het vonnis is onherroepelijk geworden.
Op verzoek van eisers is executoriaal beslag gelegd op aan gedaagde in eigendom toebehorende onroerende zaken. Het beslag is gelegd op grond van verbeurde dwangsommen uit hoofde van het verstekvonnis van 29 juli 2010.
Tot op heden heeft gedaagde niet voldaan aan hetgeen waartoe hij bij vonnis is veroordeeld.
Het geschil
Eisers vorderen, na wijziging van eis, aan gedaagde betekend bij exploit van 11 februari 2011, dat gedaagde veroordeeld zal worden om binnen 2 dagen na betekening van dit vonnis aan eisers alle inlichtingen te verstrekken met betrekking tot de nalatenschap van erflaatster en zijn werkzaamheden als executeur testamentair, op straffe van een dwangsom van € 500,00 per dag dat gedaagde in gebreke blijft aan het vonnis te voldoen, en met bepaling dat indien gedaagde niet binnen gemelde termijn na betekening van het vonnis aan die veroordeling zal voldoen, eisers gemachtigd zijn tot de tenuitvoerlegging van het vonnis bij lijfsdwang voor de duur van ten hoogste zes maanden, een en ander met veroordeling van gedaagde in de kosten van de procedure.
Eisers leggen aan hun vordering ten grondslag dat gedaagde nog altijd niet voldoet aan de op hem rustende verplichting inlichtingen te geven met betrekking tot de nalatenschap van erflaatster en zijn werkzaamheden als executeur. Ondanks dat gedaagde bij in kort geding gewezen vonnis op straffe van verbeurte van een dwangsom is veroordeeld tot het verstrekken van deze inlichtingen, weigert hij aan die veroordeling gevolg te geven. De opgelegde dwangsom biedt kennelijk niet voldoende prikkel, zodat zwaardere maatregelen nodig zijn om gedaagde tot nakoming te dwingen.
Gedaagde voert verweer, stellende dat hij naar zijn idee aan zijn verplichtingen als executeur heeft voldaan. Eisers zijn het kennelijk niet eens met zijn bevindingen. In het geval geoordeeld wordt dat niet vast is komen te staan dat hij de gewenste inlichtingen aan eisers heeft verstrekt, kan, aldus gedaagde, hem dit niet worden aangerekend. Hij heeft immers geen ervaring als executeur en weet niet wat er in dit verband van hem verlangd wordt.
De beoordeling
Gedaagde heeft tegen de vordering van eisers allereerst aangevoerd dat hij aan de verplichting om aan eisers inlichtingen te verstrekken met betrekking tot zijn taak als executeur heeft voldaan. In dit kort geding kan van de juistheid daarvan niet worden uitgegaan. Niet alleen hebben eisers betwist ook maar enige informatie van gedaagde te hebben ontvangen, maar bovendien heeft gedaagde deze stelling op een later moment tijdens de zitting ook zelf verlaten, gelet op zijn verklaring dat hij niet weet welke inlichtingen aan eisers te geven. Voor zover gedaagde heeft bedoeld zich met deze verklaring tegen de vordering van eisers te verweren, helpt hem dit niet. Dit verweer ziet eraan voorbij dat het eisers gaat om inlichtingen die de uitvoering door gedaagde van zijn taak als executeur betreffen, welke inlichtingen gedaagde op grond van de wet en het testament van erflaatster gehouden is te verstrekken, terwijl gedaagde niet heeft gesteld dat hij daartoe in de onmogelijkheid verkeert. Bovendien miskent dit verweer dat de eerder tegen gedaagde uitgesproken veroordeling in kort geding onherroepelijk is geworden, terwijl gesteld noch gebleken is dat die veroordeling berust op een kennelijke feitelijke of juridische misslag. De vordering van eisers is dus in beginsel voor toewijzing vatbaar.
Ter zitting is gedaagde, met instemming van eisers en ter afwending van een tenuitvoerlegging bij lijfsdwang, nog een laatste mogelijkheid geboden alsnog alle door eisers gewenste inlichtingen omtrent zijn werkzaamheden als executeur te verschaffen. Daarbij is gedaagde voorgehouden dat hij eisers in ieder geval zal moeten informeren over alle vermogensbestanddelen van de nalatenschap op het moment van overlijden van erflaatster (staat van baten en schulden) en hetgeen daarmee is geschied (boedelbeschrijving), een en ander onderbouwd met bankafschriften en overige administratieve bescheiden terzake de nalatenschap.
Bij telefaxbericht d.d. 15 maart 2011 heeft de advocaat van eisers de voorzieningenrechter op de hoogte gebracht van de inlichtingen die gedaagde aan eisers heeft verstrekt. Hieruit blijkt naar het oordeel van de voorzieningenrechter dat gedaagde, ondanks daartoe in de gelegenheid te zijn gesteld, wederom niet (volledig) heeft voldaan aan hetgeen van hem als executeur mag worden verwacht. Gedaagde heeft volstaan met een summiere opsomming van de activa (een vermogensopstelling per 18 juli 2005) en een aantal afschriften van de door erflaatster gehouden girorekening. Zonder nadere toelichting is evenwel niet duidelijk of de opgegeven activa alle daadwerkelijk bestaande activa betreft. Zo mag op grond van de vermelding van een hypotheek in de vermogensopstelling worden verondersteld dat aan erflaatster een onroerende zaak toebehoorde. Van het bestaan van een onroerende zaak blijkt uit de vermogensopstelling echter niet. Voorts is er geen enkele toelichting verstrekt ten aanzien van hetgeen is geschied met de aanwezige gelden; een boedelbeschrijving ontbreekt. Ook de inboedel van erflaatster is niet opgenomen in de vermogensopstelling.
Het vorenstaande rechtvaardigt de conclusie dat gedaagde de bij vonnis van 29 juli 2010 op straffe van verbeurte van dwangsommen tegen hem uitgesproken veroordeling om inlichtingen te verstrekken omtrent zijn werkzaamheden als executeur niet nakomt, zonder dat is gebleken dat hij buiten staat is aan zijn verplichting dienaangaande te voldoen. Onder de gegeven omstandigheden acht de voorzieningenrechter voldoende grond aanwezig om die veroordeling uitvoerbaar bij lijfsdwang te verklaren. Gebleken is immers dat de opgelegde dwangsommen niet hebben gebaat, terwijl ook de dreiging van een tenuitvoerlegging bij lijfsdwang gedaagde er niet toe heeft kunnen bewegen de door eisers verlangde informatie, welke ook nog ter zitting door de voorzieningenrechter is geconcretiseerd, te verstrekken. Gelet op het belang dat eisers hebben om als wettelijke erfgenamen te worden geïnformeerd over de nalatenschap van erflaatster en het gedrag van gedaagde ten aanzien van zijn (wettelijke) verplichtingen als executeur testamentair acht de voorzieningenrechter voorts voldoende onderbouwd dat het belang van eisers een tenuitvoerlegging bij lijfsdwang rechtvaardigt. Omdat het gedrag van gedaagde niet anders kan worden uitgelegd dan dat hij zich aan zijn verantwoordelijkheden te dien aanzien probeert te onttrekken, prevaleert het belang van eisers.
De veroordeling zal dan ook uitvoerbaar bij lijfsdwang worden verklaard, met een totale duur van maximaal zes maanden en met dien verstande dat de termijn van de lijfsdwang voor iedere keer dat gedaagde zich niet aan de veroordeling houdt wordt vastgesteld op (telkens) zeven dagen. Het karakter van de lijfsdwang als uiterste dwangmiddel, waarvan de toepassing beperkt dient te blijven tot uitzonderlijke gevallen, brengt voorts met zich mee dat gedaagde nog een laatste kans dient te krijgen in die zin dat hem na betekening zeven (werk)dagen de tijd wordt gegund om alsnog aan de veroordeling te voldoen.
Voor zover de vordering van eisers mede strekt tot het opleggen van een dwangsom zal deze worden afgewezen.
Op grond van artikel 597 lid 1Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) zijn eisers gehouden om bij vooruitbetaling te voldoen de kosten die verbonden zullen zijn aan de tenuitvoerlegging van de lijfsdwang.
Gedaagde zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van eisers worden begroot op:
- dagvaarding € 97,81
- griffierecht € 258,00
- salaris advocaat € 1.054,00
Totaal € 1.409,81
De beslissing
De voorzieningenrechter:
veroordeelt gedaagde om binnen twee dagen na betekening van dit vonnis aan eisers alle inlichtingen te verstrekken met betrekking tot de nalatenschap van erflaatster en zijn werkzaamheden als executeur testamentair, zoals omschreven in het testament van erflaatster en in de wet,
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij lijfsdwang tot een maximum van zes maanden en met dien verstande dat de termijn van de lijfsdwang voor iedere overtreding door gedaagde van de hiervoor onder 5.1. vermelde veroordeling wordt vastgesteld op (telkens) zeven dagen, één en ander ingaande zeven dagen na betekening van dit vonnis,
veroordeelt gedaagde in de proceskosten, aan de zijde van eisers tot op heden begroot op € 1.409,81,
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.K. van der Lende-Mulder Smit en in het openbaar uitgesproken op 29 maart 2011.