ECLI:NL:RBMID:2011:BR3408

Rechtbank Middelburg

Datum uitspraak
28 juli 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
12/715041-11
Instantie
Rechtbank Middelburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. Hopmans
  • A. Duinhof
  • B. Batenburg-van Rijswijk
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor meervoudige diefstal met geweld en opzetheling

Op 28 juli 2011 heeft de Rechtbank Middelburg uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van meerdere diefstallen met geweld en opzetheling. De rechtbank oordeelde dat de verdachte samen met medeverdachten op 5 januari 2011 een gewelddadige overval heeft gepleegd in de woning van [slachtoffer1]. Tijdens deze overval zijn er twee laptops, een portemonnee, een gsm en sleutels weggenomen, waarbij het slachtoffer met geweld is bedreigd en mishandeld. De rechtbank achtte de verklaringen van de medeverdachte [naam 3] als meest aannemelijk en concludeerde dat de verdachte en zijn medeverdachte als medeplegers moeten worden aangemerkt. De rechtbank sprak de verdachte vrij van enkele andere ten laste gelegde feiten, maar achtte de diefstal met geweld en de opzetheling wettig en overtuigend bewezen. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van zeven jaar, met aftrek van voorarrest. Daarnaast werd er een schadevergoeding toegewezen aan de benadeelde partij [slachtoffer1] voor immateriële en materiële schade, en werd de benadeelde partij [slachtoffer 8] niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDELBURG
Sector strafrecht
parketnummer: 12/715041-11 (P)
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 28 juli 2011
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1974] te [geboortplaats] ([geboorteland]),
wonende te [woonplaats], [adres],
thans gedetineerd in P.I. Dordrecht - De Dordtse Poorten te Dordrecht,
ter terechtzitting verschenen,
raadsman mr. Nieuwenhuis, advocaat te Maastricht,
ter terechtzitting aanwezig.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 14 juli 2011 waarbij de officier van justitie mr. Suijkerbuijk en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding, te weten dat:
1.
(parketnr.: 705223-11)
hij op of omstreeks 5 januari 2011 te Arnemuiden, gemeente Middelburg, tezamen
en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van
wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen twee, in elk geval één laptop
(merk(en) Compaq en/of Acer) en/of een portemonnee (inhoudende onder andere
een rijbewijs en/of een identiteitskaart en/of een pinpas van de ING-bank)
en/of een gsm (merk Nokia) en/of één of meer sleutel(s), in elk geval enig
goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer1], in elk geval aan een
ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal
werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging
met geweld tegen die [slachtoffer1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal
voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op
heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk
te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of
welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte, en/of zijn
mededader de woning van die [slachtoffer1], gelegen aan de [adres], tegen de wil van die [slachtoffer1] zijn binnengedrongen/binnen gegaan
en/of die [slachtoffer1] meerdere malen met kracht op/tegen het hoofd
heeft/hebben gestompt en/of geslagen en/of die [slachtoffer1] op de grond
heeft/hebben gegooid en/of de armen van die [slachtoffer1] heeft/hebben
vastgehouden en/of heeft/hebben vastgebonden en/of (vervolgens) een
kussensloop over het hoofd van die [slachtoffer1] heeft/hebben getrokken en/of de
benen van die [slachtoffer1] heeft/hebben vastgemaakt/vastgebonden en/of bij die
[slachtoffer1] een zwemvest heeft/hebben aangedaan (met de sluiting aan de
rugzijde) en/of hoorbaar voor die [slachtoffer1] één of meerma(a)l(en) een
aansteker heeft/hebben ontstoken en/of die [slachtoffer1] met een hard voorwerp
in de rug heeft/hebben geprikt en/of en/of die [slachtoffer1] dreigend naar geld
en/of waardevolle spullen en/of sieraden heeft/hebben gevraagd en/of meerdere
malen aan die [slachtoffer1] de pincode van zijn bankpas heeft/hebben gevraagd
en/of tegen die [slachtoffer1] dreigend heeft/hebben gezegd: "We steken je dood,
we maken je af, je bent een lijk." en/of "Blijf hier, ik ga pinnen met je auto
en als het niet goed is dan ben je een lijk";
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
2.
(parketnr.: 715041-11)
hij op of omstreeks 19 december 2010 tussen 01.30 uur en 04.00 uur, in elk
geval gedurende voor de nachtrust bestemde tijd, te Koudekerke, gemeente
Veere, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met
het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning gelegen aan
het [adres 2] heeft weggenomen
- twee, in elk geval één GSM('s) (merk(en) Sony Ericsson en/of Samsung) en/of
een fotocamera (merk Panasonic) en/of een (portable) computer ( merk Acer)
en/of drie, in elk geval één of meer portemonee ('s) (inhoudende één of meer
rijbewij(s)(zen) en/of één of meer bankpas(sen) geheel of ten dele
toebehorende aan [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan
aan verdachte en/of zijn mededader(s), en/of
- een (ABN-AMRO) bankpas en/of een rijbewijs, geheel of ten dele toebehorende
aan [slachtoffer 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte
en/of zijn mededader(s), en/of
- een (ABN-AMRO) bankpas en/of een rijbewijs, geheel of ten dele toebehorende
aan [slachtoffer 4], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte
en/of zijn mededader(s),
waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des
misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder
zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of
inklimming;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
3.
(parketnr.: 715041-11)
hij op of omstreeks 15 december 2010 tussen 01.00 uur en 06.15 uur, in elk
geval gedurende voor de nachtrust bestemde tijd, te Vlissingen tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van
wederrechtelijke toe-eigening
- in/uit een woning, gelegen aan de [adres 3], heeft weggenomen
een televisie (flatscreen, merk LG) en/of een paspoort en/of een horloge
en/of een fles wiskey en/of manchetknopen en/of een GSM (merk Nokia) en/of
een notebook (merk Medion) en/of voetbalschoenen en/of een trainingspak
en/of een aantal sleutels, in elk geval enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6], in elk geval aan een
ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), en/of
- een (nabij voornoemde woning) geparkeerd staande personenauto (merk Nissan)
heeft weggenomen, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 5] en/of
[slachtoffer 6], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of
zijn mededader(s),
waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des
misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder
zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking,
inklimming en/of valse sleutel;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
4.
(parketnr.: 715041-11)
hij in of omstreeks de periode van 17 december 2010 tot en met 18 december
2010 te Koudekerke, in de gemeente Veere, tezamen en in vereniging met een
ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke
toe-eigening op of vanaf een woning, gelegen aan de [adres], heeft
weggenomen, een aantal sleutels, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 7], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn
mededader(s);
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
5.
(parketnr.: 715041-11)
hij in of omstreeks de periode van 17 december 2010 tot en met 18 december
2010 te Koudekerke, gemeente Veere, tezamen en in vereniging met een ander of
anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening
heeft weggenomen in of uit een personenauto (staande op of nabij het
Binnenhof) een kentekenbewijs deel I en/of II en/of een overschrijvingsbewijs
en/of een invalidenparkeerkaart, in elk geval enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan [slachtoffer 8], in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte en/of zijn mededader(s);
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
en voor zover terzake het onder 5 telastgelegde een veroordeling niet mocht
kunnen volgen, terzake dat
hij in of omstreeks de periode van 17 december 2010 tot en met 25 januari
2011, in elk geval op of omstreeks 25 januari 2011 te Koudekerke, gemeente
Veere en/of te Vlissingen, in elk geval in Nederland, een kentekenbewijs deel
I en/of II en/of een overschrijvingsbewijs en/of een invalidenparkeerkaart,
heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij
ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die/dat goed(eren)
wist dat het (een) door diefstal, in elk geval door misdrijf verkregen
goed(eren) betrof;
art 416 lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht
en voor zover terzake het onder 5 subsidiair telastgelegde een veroordeling niet
mocht kunnen volgen, terzake dat
hij in of omstreeks de periode van 17 december 2010 tot en met 25 januari
2011, in elk geval op of omstreeks 25 januari 2011 te Koudekerke, gemeente
Veere en/of te Vlissingen, in elk geval in Nederland, een kentekenbewijs deel
I en/of II en/of een overschrijvingsbewijs en/of een invalidenparkeerkaart,
heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij
ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die/dat goed(eren)
redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het (een) door diefstal, in elk geval
door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
(aangifte-p.v. blz. 667 t/m 672)
art 417bis lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht
6.
(parketnr.: 715041-11)
hij in of omstreeks de periode van 14 december 2010 tot en met 15 december
2010 te Vlissingen tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans
alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een
personenauto (staande op of nabij het Heideveld) heeft weggenomen
een tas (inhoudende onder andere een paspoort en/of een rijbewijs en/of drie,
in elk geval één of meer bankpas(sen) en/of een GSM (merk Nokia) en/of een
agenda en/of een portemonnee), in elk geval enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan [slachtoffer 9], in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s)
zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of
de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht
door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
en voor zover terzake het onder 6 telastgelegde een veroordeling niet mocht
kunnen volgen, terzake dat
hij in of omstreeks de periode van 14 december 2010 tot en met 25 januari
2011, in elk geval op of omstreeks 25 januari 2011 te Vlissingen, in elk geval
in Nederland, een rijbewijs en/of een ID-kaart en/of een visakaart heeft
verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten
tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die/dat goed(eren) wist
dat het (een) doordiefstal, in elk geval door misdrijf verkregen goed(eren)
betrof;
art 416 lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht
en voor zover terzake het onder 6 subsidiair telastgelegde een veroordeling niet
mocht kunnen volgen, terzake dat
hij in of omstreeks de periode van 14 december 2010 tot en met 25 januari
2011, in elk geval op of omstreeks 25 januari 2011 te Vlissingen, in elk geval
in Nederland, een rijbewijs en/of een ID-kaart en/of een visakaart heeft
verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten
tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die/dat goed(eren)
redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het (een) door diefstal, in elk geval
door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
art 417bis lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht
7.
(parketnr.: 715041-11)
hij op of omstreeks 23 januari 2011 te Zoutelande, gemeente Veere, tezamen en
in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van
wederrechtelijke toe-eigening in/uit een garage en/of een auto (gelegen
aan/staande op of nabij de [adres] heeft weggenomen een motorfiets en/of een
navigatieapparaat (merk Mio), in elk geval enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan [slachtoffer 10], in elk geval aan een ander of anderen
dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn
mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben
verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik
heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
en voor zover terzake het onder 7 telastgelegde een veroordeling niet mocht
kunnen volgen, terzake dat
hij in of omstreeks de periode van 23 januari 2011 tot en met 25 januari
2011, in elk geval op of omstreeks 25 januari 2011 te Zoutelande, gemeente
Veere en/of te Vlissingen, in elk geval in Nederland, een navigatieapparaat
(merk Mio) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen,
terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van dat
apparaat wist dat het een door diefstal, in elk geval door misdrijf verkregen
goed betrof;
art 416 lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht
en voor zover terzake het onder 7 subsidiair telastgelegde een veroordeling niet
mocht kunnen volgen, terzake dat
hij in of omstreeks de periode van 23 januari 2011 tot en met 25 januari 2011,
in elk geval op of omstreeks 25 januari 2011 te Zoutelande, gemeente Veere
en/of te Vlissingen, in elk geval in Nederland, een navigatieapparaat heeft
verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten
tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van dat apparaat
redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door diefstal, in elk geval
door misdrijf verkregen goed betrof;
art 417bis lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht
8.
(parketnr.: 715041-11)
hij op of omstreeks 15 december 2010 omstreeks 01.00 uur, in elk geval
gedurende voor de nachtrust bestemde tijd, te Koudekerke, gemeente Veere,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het
oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning, gelegen aan de
[adres] heeft weggenomen een aantal sleutels en/of een portemonnee
(inhoudende een geldbedrag van ongeveer 100,-- euro, in elk geval enig
geldbedrag) en/of een (school)tas en/of een (dames)tas en/of een
dockingstation en/of een navigatieapparaat, in elk geval enig goed, geheel of
ten dele toebehorende aan [slachtoffer 11], in elk geval aan een ander of
anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of
zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben
verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik
heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
3 De voorvragen
De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het ten laste gelegde onder 2, 3, 4, 6 en 8 wettig en overtuigend bewezen. Hij baseert zich daarbij op de aangiftes, de aangetroffen goederen bij de doorzoeking van de woning van verdachte, de verklaring van medeverdachte [naam 1] en de verklaring van [naam 2]. Volgens de officier van justitie was er tussen verdachte en medeverdachten [naam 1] en [naam 3] een bewuste samenwerking gericht op het wegnemen van zaken van derden. De rollen wisselden, waarbij naderhand in overleg werd beslist wie wat zou houden van de buit.
Voor de feiten onder 5 en 7 vordert de officier van justitie vrijspraak voor het primair ten laste gelegde nu er onvoldoende wettig bewijs is dat verdachte de diefstallen zou hebben gepleegd. Hij acht de subsidiair ten laste gelegde heling wel wettig en overtuigend bewezen gelet op de aangifte en het bij de doorzoeking aantreffen van de weggenomen goederen in de woning bij verdachte. De officier van justitie acht de verklaring van verdachte dat anderen de weggenomen spullen in zijn woning zouden hebben gelegd ongeloofwaardig.
Het onder 1 ten laste gelegde, de overval in de woning, acht de officier van justitie ook wettig en overtuigend bewezen en baseert zich daarvoor op de aangifte, de bij de doorzoeking van de woning van verdachte aangetroffen spullen, de technische onderzoeken, de verklaringen van getuigen, het onderzoek naar de telecommunicatie alsmede de verklaring van medeverdachte [naam 3]. Ter ondersteuning van het standpunt dat de overval heeft plaatsgevonden op de wijze zoals aangever heeft verklaard, betoogt de officier van justitie dat de kartonnen doos, waar het stukje vanaf is gescheurd, om een pincode op te kunnen schrijven, op de slaapkamer van aangever is aangetroffen. Ook komt de vertrektijd van verdachte en medeverdachte [naam 3] uit de woning van aangever overeen met de diverse getuigenverklaringen en de verklaring van medeverdachte [naam 3]. Aangever heeft verder geen enkel belang bij het aanwijzen van verdachte en medeverdachte [naam 3] als de daders. Uit de letselverklaring is bovendien gebleken dat aangever behoorlijk letsel heeft opgelopen en er dus fors geweld is gebruikt door verdachte en zijn medeverdachte. De verklaring van medeverdachte [naam 3] dat aangever samen met medeverdachte [naam 3] en verdachte rustig de trap op is gelopen, hetgeen zou blijken uit de omstandigheid dat er lege flessen op de trap stonden en deze anders wel van de trap zouden zijn gevallen, vindt geen steun in de bewijsmiddelen. Uit foto’s in het dossier blijkt immers dat de flessen allen gevuld zijn, op 1 lege fles na die inderdaad gevallen is. Met betrekking tot het gebruikte geweld stelt de officier dat er sprake was van samenwerking. Verdachten hadden een gemeenschappelijk doel en dat was het verkrijgen van de bankpas en de pincode van aangever. Volgens de officier van justitie is er ten aanzien van feit 1 voldoende wettig en overtuigend bewijs om te komen tot medeplegen van een diefstal met geweld in vereniging.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte stelt dat verdachte van alle ten laste gelegde feiten vrijgesproken dient te worden wegens gebrek aan wettig en overtuigend bewijs zoals nader in zijn pleitnota onderbouwd. Kort weergegeven heeft hij ten aanzien van het onder 2 tot en met 8 ten laste gelegde aangevoerd dat de verklaringen van medeverdachte [naam 1] uitgesloten moeten worden van het bewijs op grond van het Wijkerarrest (LJN AM1503). Zijn verklaringen zijn zowel innerlijk tegenstrijdig als afwijkend van de verklaringen van andere verdachten. Ook de verklaring van [naam 2] is volgens de raadsman om dezelfde redenen onbetrouwbaar. Verder kunnen de aangetroffen spullen bij verdachte niet dienen als steunbewijs omdat uit de enkele aanwezigheid bij verdachte niet zonder meer volgt dat hij deze heeft weggenomen. Bovendien kon de deur van verdachte sinds de inval niet meer op slot en kon iedereen de woning van verdachte betreden en spullen in de woning van verdachte neerleggen. Ten aanzien van feit 3 voert de raadsman tevens aan dat alles erop wijst dat de schuld in de schoenen van verdachte wordt geschoven teneinde [naam 4] buiten schot te houden. Met betrekking tot feit 2 en 7 betoogd de raadsman dat er sterke indicaties zijn dat medeverdachte [naam 1] met een derde persoon inbraken heeft gepleegd.
De raadsman heeft met betrekking tot feit 1 aangevoerd dat uit de aangetroffen spullen bij verdachte niet geconcludeerd kan worden dat verdachte betrokken is geweest bij de overval. Immers uit het dossier is gebleken dat anderen gestolen spullen naar hem brachten en verdachte deze voor hen zou verkopen. Met betrekking tot de bij verdachte aangetroffen treinkaartjes merkt de raadsman op dat hieruit niet afgeleid kan worden dat verdachte deze gebruikt heeft. Er kan slechts geconcludeerd worden dat verdachte spullen die anderen bij hem laten liggen niet weggooit maar bewaard. Juist uit het feit dat verdachte de kaartjes niet heeft weggegooid kan worden afgeleid dat hij zich van geen kwaad bewust was. Verder betoogt de raadsman dat de verklaring van medeverdachte [naam 3] niet consistent is en ook niet ondersteund wordt door andere bewijsmiddelen en om die reden als onbetrouwbaar buiten beschouwing dient te worden gelaten met verwijzing naar het Wijkerarrest. Tot slot blijkt uit het verhaal van aangever niet zonder meer dat verdachte de donkere man is die bij medeverdachte [naam 3] was, dit zowel op grond van de compositietekening als op grond van de omstandigheid dat aangever verklaart dat de Afrikaanse man algemeen beschaafd Nederlands sprak. Deze verklaring van aangever is volgens hem dan ook ongeschikt als bewijsmiddel.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van feit 1
De rechtbank stelt allereerst vast dat de aangifte grotendeels overeen komt met de verklaring van de medeverdachte [naam 3], zoals door ter zitting als getuige afgelegd in de zaak van de verdachte. Op basis daarvan, alsook op basis van de in de woning aangetroffen bewijsmiddelen, staat vast dat verdachte met medeverdachte [naam 3] op 5 januari 2011 in de woning van aangever [slachtoffer1] aan de [adres] te [plaats] is geweest en aldaar met het oogmerk van wederrechtelijk toe-eigening twee laptops, een portemonnee, een gsm, en sleutels heeft weggenomen alsmede een pincode heeft ontfutseld, hetgeen vooraf is gegaan door-, vergezeld is gegaan van- en gevolgd is door geweld en bedreiging met geweld tegen [slachtoffer1] . Zowel het signalement als gegeven door aangever, als de pertinente verklaring van medeverdachte [naam 3], dat verdachte betrokken was bij de overval, maken dat een andere verklaring voor het aantreffen van de treinkaartjes en de eigendommen van aangever in de woning van verdachtel niet aannemelijk is geworden.
De aangifte en de verklaring van de medeverdachte [naam 3] verschillen evenwel ten aanzien van het al dan niet vrijwillig binnenlaten alsmede ten aanzien van het moment dat er voor de eerste maal geweld is gebruikt. Waar aangever [slachtoffer 1] verklaart dat hij nadat hij uit zijn auto was gestapt zo snel mogelijk naar binnen wilde gaan en de mannen wilde buitensluiten, maar voordat hij de deur dicht kon doen een geweldige dreun tegen zijn hoofd kreeg , verklaart de medeverdachte dat aangever [slachtoffer1] medeverdachte [naam 3] en verdachte een rondleiding door het huis heeft gegeven. Op het moment dat ze boven in de slaapkamer kwamen, is verdachte naar het toilet gegaan. Medeverdachte [naam 3] is toen met aangever [slachtoffer1] achtergebleven. Op het moment dat [slachtoffer1] avances maakte, heeft medeverdachte [naam 3] hem geslagen .
In het licht van de overige bewijsmiddelen komt de verklaring van medeverdachte [naam 3] ten aanzien van voornoemde punten de rechtbank het meest aannemelijk voor. Zo wijst niets uit het dossier erop dat aangever (direct) naar boven is gevlucht. Uit een door de politie gemaakte foto kan juist het tegendeel worden opgemaakt . Nu uit de foto van de trap blijkt dat slechts één fles is omgevallen is niet aannemelijk dat op de trap is gerend als door aangever gesteld. De rechtbank gaat er vanuit dat aangever [slachtoffer 1] verdachte en medeverdachte [naam 3] vrijwillig heeft binnengelaten en er pas in de slaapkamer geweld is gebruikt. Zij zal verdachte ten aanzien van dit onderdeel in de tenlastelegging dan ook vrijspreken. Het verweer dat de verklaringen van de medeverdachte niet betrouwbaar zijn omdat zij onvoldoende steun vinden in het overige bewijs wordt daarmee eveneens gepasseerd.
Met betrekking tot de betrouwbaarheid van de aangifte constateert de rechtbank dat [slachtoffer1] niet vanaf het eerste moment openheid van zaken heeft gegeven over de wijze waarop hij met verdachte en medeverdachte [naam 3] in contact is gekomen. De rechtbank acht aannemelijk dat dit zijn oorzaak heeft in gevoelens van schaamte voor de achterliggende homoseksuele contacten. Daarmee is naar het oordeel van de rechtbank de aangifte voor het overige niet onbetrouwbaar geworden en kan zij verder nog steeds dienen als bewijsmiddel. Dit temeer nu de overige inhoud van de aangifte ofwel ondersteund wordt door de verklaring van medeverdachte [naam 3] ofwel door andere bewijsmiddelen in het dossier. Zo acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat er een kussensloop over het hoofd van [slachtoffer1] is getrokken . De kussensloop is immers buiten op straat aangetroffen . Ook acht zij bewezen dat de benen van aangever zijn vastgebonden, dat er een zwemvest bij hem is aangetrokken, dat vervolgens is dichtgebrand en dat er met een hard voorwerp in de rug van [slachtoffer1] is geprikt en dat hij op de wijze als ten laste gelegd is bedreigd, geslagen en op de grond gegooid . [slachtoffer1] is na de overval met vastgebonden armen naar de buren gegaan. Deze hebben zijn armen los gemaakt. Het zwemvest is hier aangetroffen . Voor wat betreft het mes overweegt de rechtbank dat dit is aangetroffen op de slaapkamer van [slachtoffer1] en zij ziet geen enkele andere verklaring voor het feit dat het daar lag dan dat het gebruikt is op de wijze zoals aangever heeft verklaard. Tevens blijkt uit de letselbeschrijving van ontvellingen op de rug . Op de openbare weg, ter hoogte van de oprit naar de woning van aangever is een aansteker aangetroffen . Van belang hierbij is dat aangever niet rookt en op zijn slaapkamer ook geen aanstekers heeft liggen .
De rechtbank overweegt dat, gelet op de bewuste en nauwe samenwerking tussen verdachte en medeverdachte [naam 3], hetgeen onder meer blijkt uit het feit dat zij vooraf gezamenlijk contact hebben gehad met aangever [slachtoffer1], gezamenlijk door [slachtoffer1] zijn opgehaald en zijn woning hebben betreden, gezamenlijk geweldshandelingen tegen [slachtoffer1] hebben gepleegd, gezamenlijk onder bedreiging goederen hebben weggenomen en de woning van [slachtoffer1] gezamenlijk hebben verlaten, verdachte en medeverdachte [naam 3] als medeplegers dienen te worden aangemerkt.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen is en acht verdachte derhalve daaraan schuldig.
De betrouwbaarheid van de verklaringen van [naam 1] en [naam 2]
De raadsman heeft met betrekking tot de verklaringen van beide genoemde getuigen aangevoerd dat deze niet betrouwbaar zouden zijn omdat zij onderling te veel verschillen of innerlijk tegenstrijdig zijn. De rechtbank zal dit verweer passeren nu de verklaringen per feit in hun onderlinge samenhang bezien voor die conclusie geen aanleiding geven.
Ten aanzien van feit 2
Op 19 december 2010 tussen 01.30 en 04.00 uur is er uit de woning van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 4] aan het [adres 2] te Koudekerke twee gsm’s, een fotocamera, een portable computer en portemonnees met daarin rijbewijzen en bankpassen weggenomen . Verdachte ontkent zijn betrokkenheid maar zowel medeverdachte [naam 1] als [naam 2] en [getuige 2] verklaren dat deze inbraak door [naam 1] en verdachte is gepleegd. Bovendien zijn de weggenomen goederen deels teruggevonden in de woning bij verdachte . De veronderstellingen van de raadsman omtrent betrokkenheid van een derde persoon vinden geen steun in het dossier. Op grond hiervan is de rechtbank van oordeel dat het ten laste gelegde onder 2 wettig en overtuigend bewezen is en acht verdachte daaraan schuldig. De rechtbank overweegt dat, nu er geen braaksporen zijn aangetroffen, niet is vast komen te staan dat verdachte dan wel een van zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak, verbreking of inklimming. De rechtbank zal verdachte dan ook van deze strafverzwarende omstandigheid vrijspreken.
Ten aanzien van feit 3
Op 15 december 2010 tussen 01.00 en 06.15 uur is er uit de woning van [slachtoffer 5] aan de [adres 3] te Vlissingen een flatscreen, een paspoort, een horloge, een fles whisky, manchetknopen, een gsm een notebook, voetbalschoenen, een trainingspak en een aantal sleutels weggenomen. Tevens is de nabij die woning geparkeerd staande auto van [slachtoffer 5] weggenomen . Verdachte ontkent zijn betrokkenheid maar zowel medeverdachte [naam 1] als [naam 2] verklaart deze inbraak tezamen met verdachte te hebben gepleegd. Bovendien zijn de weggenomen goederen deels teruggevonden in de woning van verdachte . Op grond hiervan is de rechtbank van oordeel dat het ten laste gelegde onder 3 wettig en overtuigend bewezen is en acht verdachte daaraan schuldig. De rechtbank overweegt dat gebleken is dat verdachte danwel een van zijn mededaders zich de toegang tot de woning hebben verschaft door middel van het openen van het slot van de buitendeur via een ruit die reeds vernield was. Daarmee is niet vast komen te staan dat verdachte dan wel een van zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak, verbreking of inklimming. De rechtbank zal verdachte dan ook van deze strafverzwarende omstandigheid vrijspreken.
Ten aanzien van feit 4
In de periode van 17 december 2010 op 18 december 2010 is er vanaf een achterdeur van de woning van [slachtoffer 7] gelegen aan de [adres 4] te [plaats 1] een sleutelbos weggenomen . Verdachte ontkent zijn betrokkenheid hierbij maar medeverdachte [naam 1] verklaart dat hij deze diefstal tezamen met verdachte en medeverdachte [naam 3] heeft gepleegd. Bovendien zijn de sleutels tijdens de doorzoeking van de woning van verdachte aangetroffen . Op grond hiervan is de rechtbank van oordeel dat het ten laste gelegde onder 4 wettig en overtuigend bewezen is en acht verdachte daaraan schuldig.
Ten aanzien van feit 5
In de periode van 17 december 2010 tot en met 18 december 2010 is er uit de auto van [slachtoffer 8] die geparkeerd stond aan het Binnenhof te Koudekerke het kentekenbewijs deel I en II, het overschrijvingsbewijs en een invalideparkeerkaart weggenomen . Verdachte ontkent hierbij betrokken te zijn geweest. Ook medeverdachte [naam 1] weet niets van deze diefstal. Hij verklaart wel dat hij deze nacht met medeverdachten [verdachte] en [naam 3] op pad is geweest maar dat zij niet de gehele avond bij elkaar zijn gebleven. Zij kwamen wel weer steeds bij elkaar . Tijdens de doorzoeking van de woning van verdachte is een mapje aangetroffen waarin de kentekenpapieren hebben gezeten en de invalideparkeerkaart . De rechtbank is van oordeel dat onduidelijk is wie de diefstal uit de auto heeft gepleegd. Verder is er geen enkel ander wettig bewijs. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van het primair ten laste gelegde. De rechtbank is wel van oordeel dat het subsidiair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen is ten aanzien van de in de woning van verdachte aangetroffen invalideparkeerkaart. Deze kaart staat immers op naam van [slachtoffer 8]. Ten aanzien van het kentekenbewijs deel I en II en het overschrijvingsbewijs zal de rechtbank verdachte vrijspreken nu deze papieren zelf niet bij verdachte zijn aangetroffen maar enkel het mapje waarin zij hebben gezeten. Mede gelet op het tijdsverloop tussen de diefstal en de doorzoeking in de woning van verdachte is onduidelijk of verdachte deze papieren in zijn bezit heeft gehad. Op grond van het voorgaande acht de rechtbank schuldig aan de ten laste gelegde opzetheling.
Ten aanzien van feit 6
In de periode van 14 december 2010 tot en met 15 december 2010 is er uit een auto van [slachtoffer 9] die geparkeerd stond aan op of nabij Heideveld te [plaats 2] een tas inhoudende een paspoort, rijbewijs, drie bankpassen, een gsm, een agenda en een portemonnee . Verdachte ontkent zijn betrokkenheid bij dit feit maar medeverdachte [naam 1] verklaart dat hij deze diefstal tezamen met verdachte heeft gepleegd . Bovendien is een deel van de weggenomen goederen in de woning van verdachte aangetroffen . Op grond hiervan is de rechtbank van oordeel dat het primair ten laste gelegde onder 6 wettig en overtuigend bewezen is en acht verdachte daaraan schuldig. De rechtbank overweegt dat, nu er geen braaksporen zijn aangetroffen, niet is vast komen te staan dat verdachte dan wel een van zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak, verbreking of inklimming. De rechtbank zal verdachte dan ook van deze strafverzwarende omstandigheid vrijspreken.
Ten aanzien van feit 7
Op 23 januari 2011 is er uit een garage en een auto van [slachtoffer 10] een motorfiets en een navigatieapparaat van het merk Mio weggenomen . Verdachte ontkent de betrokkenheid bij dit feit en heeft over het in zijn woning aangetroffen navigatieapparaat onder meer verklaard dat hij deze al had ontvangen op een moment gelegen voor de datum van de diefstal . Deze verklaring acht de rechtbank kennelijk leugenachtig. In het dossier bevindt zich onvoldoende bewijs voor betrokkenheid van verdachte bij de diefstal zodat de rechtbank hem van het primair ten laste gelegde feit zal vrijspreken. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank de subsidiair ten laste gelegde opzetheling bewezen.
Ten aanzien van feit 8
Op 15 december 2010 omstreeks 01.00 uur zijn er uit de woning van [slachtoffer 11] aan de [adres] te [plaats 1] sleutels, een portemonnee inhoudende € 100,-, een schooltas, een damestas, een dockingstation en een navigatieapparaat weggenomen . Verdachte ontkent zijn betrokkenheid bij dit feit. Medeverdachte [naam 1] verklaart echter dat hij deze diefstal tezamen met verdachte en medeverdachte [naam 3] heeft gepleegd . [naam 2] verklaart dat hij betrokken is geweest bij deze inbraak tezamen met verdachte en medeverdachte [naam 1] . De rechtbank is op grond van deze verklaringen van oordeel dat verdachte betrokken is geweest bij de diefstal. Zij acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen en acht verdachte daaraan schuldig. De rechtbank overweegt dat, nu er geen braaksporen zijn aangetroffen, niet is vast komen te staan dat verdachte dan wel een van zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak, verbreking of inklimming. De rechtbank zal verdachte dan ook van deze strafverzwarende omstandigheid vrijspreken.
4.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1.
(parketnr.: 705223-11)
op 5 januari 2011 te [plaats , gemeente Middelburg, tezamen
en in vereniging met een ander met het oogmerk van
wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen twee laptops
(merk(en) Compaq en Acer) en een portemonnee (inhoudende onder andere
een rijbewijs en een identiteitskaart en een pinpas van de ING-bank)
en een gsm (merk Nokia) en sleutel(s), toebehorende aan [slachtoffer1], welke diefstal
werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging
met geweld tegen die [slachtoffer1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal
voor te bereiden en gemakkelijk te maken en om bij betrapping op
heterdaad aan zichzelf en aan zijn mededader hetzij de vlucht mogelijk
te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en
welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte, en zijn
mededader de woning van die [slachtoffer1], gelegen aan [adres], binnen gegaan
en die [slachtoffer1] meerdere malen met kracht tegen het hoofd
hebben geslagen en die [slachtoffer1] op de grond
hebben gegooid en de armen van die [slachtoffer1] hebben
vastgehouden of hebben vastgebonden en (vervolgens) een
kussensloop over het hoofd van die [slachtoffer1] hebben getrokken en de
benen van die [slachtoffer1] hebben vastgebonden en bij die
[slachtoffer1] een zwemvest hebben aangedaan (met de sluiting aan de
rugzijde) en hoorbaar voor die [slachtoffer1] meermalen een
aansteker hebben ontstoken en die [slachtoffer1] met een hard voorwerp
in de rug hebben geprikt en die [slachtoffer1] dreigend naar geld
en waardevolle spullen hebben gevraagd en meerdere
malen aan die [slachtoffer1] de pincode van zijn bankpas hebben gevraagd
en tegen die [slachtoffer1] dreigend hebben gezegd: "We steken je dood,
we maken je af, je bent een lijk." en "Blijf hier, ik ga pinnen met je auto
en als het niet goed is dan ben je een lijk";
2.
(parketnr.: 715041-11)
omstreeks 19 december 2010 tussen 01.30 uur en 04.00 uur, te Koudekerke, gemeente
Veere, tezamen en in vereniging met een ander met
het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning gelegen aan
het [adres 2] heeft weggenomen
- twee, GSM('s) (merk(en) Sony Ericsson en Samsung) en
een fotocamera (merk Panasonic) en een (portable) computer ( merk Acer)
en drie, portemonee ('s) (inhoudende één of meer
rijbewijzen en bankpas(sen)
toebehorende aan [slachtoffer 2], en
- een (ABN-AMRO) bankpas en een rijbewijs, toebehorende
aan [slachtoffer 3], en
- een (ABN-AMRO) bankpas en een rijbewijs, toebehorende
aan [slachtoffer4],
3.
(parketnr.: 715041-11)
op 15 december 2010 tussen 01.00 uur en 06.15 uur, te Vlissingen tezamen en in
vereniging met anderen, met het oogmerk van
wederrechtelijke toe-eigening
- in/uit een woning, gelegen aan de [adres], heeft weggenomen
een televisie (flatscreen, merk LG) en een paspoort en een horloge
en een fles wiskey en manchetknopen en een GSM (merk Nokia) en
een notebook (merk Medion) en voetbalschoenen en een trainingspak
en een aantal sleutels,
toebehorende aan [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6], en
- een (nabij voornoemde woning) geparkeerd staande personenauto (merk Nissan)
heeft weggenomen, toebehorende aan [slachtoffer 5] en/of
[slachtoffer 6].
4.
(parketnr.: 715041-11)
in de periode van 17 december 2010 tot en met 18 december
2010 te Koudekerke, in de gemeente Veere, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke
toe-eigening op of vanaf een woning, gelegen aan de [adres], heeft
weggenomen, een aantal sleutels, toebehorende aan [slachtoffer 7];
5.
(parketnr.: 715041-11)
in de periode van 17 december 2010 tot en met 25 januari
2011 te Koudekerke, gemeente Veere en/of te Vlissingen, in elk geval in Nederland, een invalidenparkeerkaart, heeft verworven, voorhanden heeft gehad, terwijl hij
ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van dat goed
wist dat het (een) door diefstal, verkregen goed betrof;
6.
(parketnr.: 715041-11)
in de periode van 14 december 2010 tot en met 15 december
2010 te Vlissingen tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een
personenauto (staande op of nabij het Heideveld) heeft weggenomen
een tas (inhoudende onder andere een paspoort en een rijbewijs en drie, bankpas(sen) en een GSM (merk Nokia) en een
agenda en een portemonnee), toebehorende aan [slachtoffer 9],
7.
(parketnr.: 715041-11)
in de periode van 23 januari 2011 tot en met 25 januari
2011, te Zoutelande, gemeente
Veere en/of te Vlissingen, een navigatieapparaat
(merk Mio) heeft verworven, voorhanden heeft gehad
terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van dat
apparaat wist dat het een door diefstal, verkregen
goed betrof;
8.
(parketnr.: 715041-11)
op 15 december 2010 omstreeks 01.00 uur, te Koudekerke, gemeente Veere,
tezamen en in vereniging met anderen, met het
oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning, gelegen aan de
[adres] heeft weggenomen een aantal sleutels en een portemonnee
(inhoudende een geldbedrag van ongeveer 100,-- euro, in elk geval enig
geldbedrag) en een (school)tas en een (dames)tas en een
dockingstation en/of een navigatieapparaat, toebehorende aan [slachtoffer 11];
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5 De strafbaarheid
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6 De strafoplegging
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert op grond van hetgeen hij bewezen acht aan verdachte op te leggen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zeven jaar met aftrek van voorarrest. Hij baseert zich daarbij op de richtlijnen die voor dit soort feiten gelden. De officier van justitie voert verder aan dat er vanuit justitie gewerkt wordt aan een intensievere aanpak van overvalscriminaliteit. Op grond daarvan is een eenduidig beleid voor strafeisen ontwikkeld waarop de onderhavige eis is gebaseerd. Verder is er sprake van strafverzwarende omstandigheden te weten het feit plegen in vereniging, het bedreigen van het slachtoffer en vastbinden en in hulpeloze toestand achterlaten van het slachtoffer voor een bijna waardeloze buit. Tot slot heeft verdachte recidive ten aanzien van dit soort feiten. Op grond van deze omstandigheden is de door hem gevorderde eis gerechtvaardigd.
6.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft gelet op de door hem betoogde vrijspraak van het ten laste gelegde geen strafmaatverweer gevoerd.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij het opleggen van een straf of maatregel houdt de rechtbank rekening met de omstandigheden en de ernst van het gepleegde feit en met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van een verdachte.
De verdachte heeft zich ten aanzien van [slachtoffer1] tezamen met een ander schuldig gemaakt aan diefstal met fors geweld hetgeen in de eigen woning van die [slachtoffer1] heeft plaatsgevonden. Het slachtoffer is hierbij meerdere malen geschopt en geslagen. Hierna zijn de armen van [slachtoffer1] vastgebonden en heeft hij een kussensloop over zijn hoofd gekregen. Daarna zijn ook zijn benen vastgebonden. Vervolgens is er bij het slachtoffer een zwemvest aangetrokken en hoorbaar meerdere malen een aansteker ontstoken. Ook is [slachtoffer1] met een voorwerp in zijn rug geprikt. Dit alles onder dreigende vragen om geld en waardevolle spullen. Verdachte heeft zich door het begaan van dit bewezen verklaarde feit schuldig gemaakt aan een zware vorm van criminaliteit. Het spreekt voor zich dat een op deze manier uitgevoerde overval voor het slachtoffer een zeer bedreigende en traumatiserende ervaring is. Bovendien veroorzaakt een dergelijke geweldadige diefstal grote onrust in de samenleving. Hierbij heeft verdachte kennelijk in het geheel niet stilgestaan. Het heeft hem er in ieder geval niet van weerhouden om, ten koste van een ander, op deze manier aan geld en goederen te komen.
Verder heeft verdachte zich tezamen met anderen gedurende een maand schuldig gemaakt aan meerdere diefstallen uit woningen, waarvan enkele gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd. Hierbij zijn diverse goederen weggenomen. De rechtbank tilt zwaar aan het plegen van dergelijke diefstallen. Dergelijke diefstallen veroorzaken niet alleen de nodige materiële schade, maar maken ook een forse inbreuk op de privacy van de bewoners. Het is voor hen vaak bijzonder onaangenaam om te leven met de wetenschap dat een vreemde in hun woning is geweest en hun persoonlijke bezittingen heeft doorzocht, soms zelfs wanneer zij zelf in de woning lagen te slapen.
Tevens heeft verdachte zich tezamen met anderen in diezelfde periode schuldig gemaakt aan het wegnemen van goederen uit auto’s dan wel het wegnemen van de auto zelf. Het spreekt voor zich dat de door deze feiten ontstane materiële schade groot is geweest. Niet alleen werden uit die auto's goederen weggenomen, ook is de betreffende weggenomen auto onbeheerd ergens achtergelaten, waardoor de kans op beschadiging van het voertuig aanzienlijk is. Dit heeft voor de slachtoffers tot gevolg gehad dat zij van deze feiten veel ergernis en ongemak hebben ondervonden. De schade is vaak groter dan de waarde van de gestolen goederen.
Tot slot heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan opzetheling. Door op deze wijze afzetmogelijkheden te verschaffen voor gestolen goed heeft verdachte mede de vermogenscriminaliteit in stand gehouden.
Bij het bepalen van de duur van de op te leggen straf heeft de rechtbank gelet op het strafblad van verdachte waaruit blijkt dat hij eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten en in een vervroegde invrijheidstelling van een eerdere straf liep.
Daarnaast heeft de rechtbank acht geslagen op de brief van de reclassering waarin staat dat verdachte niet mee wil werken aan het opstellen van een reclasseringsadvies. Voor achtergrond informatie wordt hierin verwezen naar de rapportage opgesteld door het Pieter Baan Centrum d.d. 3 juni 2009. Hierin werd geconcludeerd dat er bij verdachte sprake was van een antisociale persoonlijkheidsstoornis met kenmerken van de narcistische persoonlijkheid. Het criminele gedrag, zijn oneerlijkheid en het ontbreken van spijtgevoelens zijn daarbij componenten van deze stoornis. Verder zijn het opgeblazen zelfgevoel, zijn instelling om anderen te exploiteren en zijn gebrekkige empathische vermogens narcistische kenmerken. Bovendien is er bij verdachte sprake van psychopathie. Ondanks het voorgaande wordt verdachte wel als volledig toerekeningsvatbaar beschouwd.
Alles afwegend komt de rechtbank tot het oordeel dat de door de officier van justitie gevorderde straf voldoende recht doet aan de ernst van de feiten en de persoon van de verdachte. Uit zijn houding concludeert de rechtbank dat hij geen enkel besef heeft wat de gevolgen van zijn handelen zijn voor de slachtoffers en ook geen verantwoordelijkheid neemt hiervoor. Bovendien was het feit dat hij nog in een vervroegde invrijheidsstelling van een eerder opgelegde straf liep voor hem kennelijk geen beletsel door te gaan met het plegen van strafbare feiten. Daarnaast neemt de rechtbank verdachte kwalijk dat hij zich ter terechtzitting ten opzichte van de medeverdachten wanneer zij over hem verklaren dreigend heeft opgesteld. De rechtbank acht een gevangenisstraf voor de duur van zeven jaar passend en geboden en ziet geen ruimte voor een andere of lichtere straf.
7 De benadeelde partijen
Feit 1
De vordering van de benadeelde partij
De benadeelde partij [slachtoffer1] heeft zich voorafgaand aan het onderzoek op de zitting, op de wettelijk voorgeschreven wijze als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert veroordeling van de verdachte tot betaling van een schadevergoeding van € 10.516,97 als voorschot voor geleden schade. Deze schade bestaat uit € 5.516,97 wegens materiële schade en € 5.000,- wegens immateriële schade. De benadeelde partij heeft tevens gevraagd een schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De vordering van de officier van justitie
Ten aanzien van de materiële schade voert de officier van justitie aan dat de kostenpost van het plaatsen van het toegangshek geen rechtstreekse schade uit het bewezen verklaarde feit betreft en daarmee afgewezen dient te worden. Verder dient er voor wat betreft de gevorderde schade van de laptop een oud-voor-nieuw-correctie plaats te vinden. Op grond hiervan komt de officier van justitie tot toekenning van een bedrag van € 800,- wegens materiële schade. De officier van justitie is voor wat betreft de gevorderde immateriële schade van mening dat nu gebleken is dat er nog niet gesproken kan worden van een medische eindtoestand bij wijze van voorschot een bedrag van € 5.000,- kan worden toegewezen. De officier verzoekt tevens een schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte stelt dat in verband met de door hem bepleite vrijspraak voor feit 1 de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard dient te worden. Subsidiair refereert hij zich aan hetgeen de officier van justitie aanvoert met betrekking tot de post van het plaatsen van het toegangshek. De raadsman is van mening dat de vordering afgewezen dan wel subsidiair vermindert dient te worden.
Het oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is de benadeelde partij in zijn vordering ontvankelijk. Met betrekking tot de gevorderde materiële schade is de rechtbank van oordeel dat de post van het plaatsen van het toegangshek geen rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde feit. Zij zal deze post om die reden afwijzen. De schade van de laptops en de gevraagde administratiekosten zal zij eveneens afwijzen, nu uit de bijgevoegde stukken niet kan worden afgeleid of en zo ja op welke wijze deze kosten zijn gemaakt. In dit kader is tevens van belang dat de weggenomen laptops teruggevonden zijn. Voor het overige zal de rechtbank de materieel gevorderde schade toewijzen nu dit een rechtstreeks gevolg is van dit bewezen verklaarde feit en het bedrag voldoende aannemelijk is gemaakt. Zij acht verdachte aansprakelijk voor die schade. De rechtbank zal ten aanzien van de materiële schade een bedrag toewijzen van € 489,40.
Ten aanzien van het gevorderde bedrag aan immateriële schade is de rechtbank van oordeel dat vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Die schade zal, op dit moment bij wijze van voorschot - naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid – worden vastgesteld op € 2.500,-, zodat de vordering tot dit bedrag zal worden toegewezen.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.
Feit 5
De vordering van de benadeelde partij
De benadeelde partij [slachtoffer 8], wonende [plaats], [adres] vordert een schadevergoeding van € 31,- wegens materiële schade.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert toewijzing van het volledige bedrag.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte stelt dat in verband met de door hem bepleite vrijspraak dit feit de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard dient te worden.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank overweegt dat verdachte is vrijgesproken van het feit waaruit de schade zou zijn ontstaan. Zij zal daarom de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering.
8 Het beslag
De officier van justitie vordert de in beslag genomen goederen terug te geven aan de rechthebbenden. Ten aanzien van de zaken waarvan geen vermoedelijke rechthebbende kan worden vastgesteld, verzoekt hij vooraf te bepalen dat deze goederen verbeurd worden verklaard.
De raadsman van verdachte heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank zal de teruggave gelasten van de hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerpen aan de rechthebbenden. Voor zover er ten aanzien van de goederen geen rechthebbende kan worden achterhaald zal zij de goederen verbeurd verklaren.
9 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 36f, 57, 310, 311 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.
10 De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1: Diefstal, voorafgegaan of vergezeld of gevolgd van geweld of bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heter daad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
feit 2: Diefstal, gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd uit een woning gepleegd door twee of meer verenigde personen;
feit 3: Diefstal gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd uit een woning gepleegd door twee of meer verenigde personen;
feit 4: Diefstal, gepleegd door twee of meer verenigde personen;
feit 5 subsidiair: Opzetheling;
feit 6: Diefstal, gepleegd door twee of meer verenigde personen;
feit 7 subsdiair: Opzetheling;
feit 8: Diefstal gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd uit een woning gepleegd door twee of meer verenigde personen;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van zeven jaar;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Beslag
- gelast de teruggave aan rechthebbenden van de in beslag genomen voorwerpen die op de aan dit vonnis gehechte beslaglijst zijn genummerd;
- voor zover er geen rechthebbende kan worden achterhaald zullen de goederen verbeurd worden verklaard;
Benadeelde partijen
Feit 1
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer1], wonende te [woonplaats], [adres] - bij wege van voorschot - van € 2.989,40, waarvan € 489,40 ter zake van materiële schade en € 2.500,- ter zake van immateriële schade;
- wijst het meer of anders in het kader van de materiële schade gevorderde af;
- veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer1], wonende te [woonplaats], [adres], € 2.989,40 te betalen, bij niet betaling te vervangen door 35 dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schademaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
Feit 5
- verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 8], wonende te [woonplaats], [adres] niet-ontvankelijk in haar vordering en bepaalt dat die vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. Hopmans, voorzitter, mr. Duinhof en mr. Batenburg-van Rijswijk, rechters, in tegenwoordigheid van mr. De Jonge, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 28 juli 2011.