ECLI:NL:RBMID:2011:BR1650
Rechtbank Middelburg
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- M.J.M. Klarenbeek
- Rechtspraak.nl
Verplichte onderhoudsbijdrage tijdens wettelijke schuldsanering en de gevolgen van passiviteit van de instantie voor jeugdzorg
In deze zaak heeft de Rechtbank Middelburg op 28 februari 2011 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen de Stichting Agogische Zorgcentra Zeeland (AZZ) en een gedaagde partij die in een wettelijke schuldsanering verkeerde. De zaak betreft de vordering van AZZ op de gedaagde voor een onderhoudsbijdrage voor haar uit huis geplaatste dochter, die tijdens de schuldsanering niet was betaald. De gedaagde had gedurende de schuldsanering geen ruimte om deze bijdrage te betalen, omdat het vrijgelaten bedrag dat zij ontving van haar bewindvoerder enkel voldoende was voor haar eigen levensonderhoud. AZZ had ervoor gekozen om gedurende de schuldsanering niet aan te dringen op betaling van de kwartaalfacturen, in de wetenschap dat de gedaagde in een financieel benarde positie verkeerde.
Na afloop van de schuldsanering vorderde AZZ betaling van het inmiddels opgelopen bedrag van € 3.351,96. De kantonrechter oordeelde dat AZZ in strijd had gehandeld met de eisen van redelijkheid en billijkheid, zoals vastgelegd in artikel 6:2 van het Burgerlijk Wetboek. De rechter stelde vast dat AZZ zich de belangen van de gedaagde had moeten aantrekken en had moeten aandringen op ruimte in het vrijgelaten bedrag voor de betaling van de onderhoudsbijdrage. De rechter oordeelde dat de bijdrage gelijkgesteld moest worden met kinderalimentatie en dat AZZ onrechtmatig had gehandeld door passief te blijven tijdens de schuldsanering.
De kantonrechter besloot dat slechts de helft van de vordering, zijnde € 1.675,98, toewijsbaar was. De rechter oordeelde dat het onaanvaardbaar was dat de gedaagde rente zou moeten betalen over dit bedrag, aangezien AZZ welbewust passief was gebleven. Ook werden de proceskosten gecompenseerd, zodat iedere partij haar eigen kosten moest dragen. Dit vonnis benadrukt de verantwoordelijkheden van zowel de schuldeiser als de schuldenaar in het kader van redelijkheid en billijkheid tijdens een schuldsanering.