ECLI:NL:RBMID:2011:BR0732

Rechtbank Middelburg

Datum uitspraak
4 april 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
213935
Instantie
Rechtbank Middelburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • B.J.R.P. Verhoeven
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Omkering van de bewijslast in een civiele procedure betreffende medische behandeling en incassokosten

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Middelburg op 4 april 2011, staat de omkering van de bewijslast centraal. De eisende partij, Famed B.V., vordert betaling van een bedrag van € 89,60 van de gedaagde partij, die de kosten van een medische behandeling voor zijn minderjarige kind niet heeft voldaan. Famed stelt dat de zorgverlener Orthocenter B.V. op 6 januari 2010 een behandeling heeft uitgevoerd, maar de gedaagde betwist dit en stelt dat de beugel al was verwijderd en er geen vervolgafspraak was gemaakt. De gedaagde heeft ook de incassokosten betwist.

Famed heeft geprobeerd bewijs te leveren door middel van het patiëntendossier, maar de gedaagde weigert toestemming te geven voor het overleggen van dit dossier, wat Famed in een onredelijk bezwarende bewijspositie plaatst. De kantonrechter overweegt dat, gezien de weigering van de gedaagde om toestemming te geven, de bewijslast omgekeerd moet worden. Dit houdt in dat het voor de gedaagde is om te bewijzen dat de behandeling niet heeft plaatsgevonden.

De kantonrechter heeft de gedaagde in de gelegenheid gesteld om bewijs te leveren dat de behandeling niet heeft plaatsgevonden en heeft de zaak verwezen naar de rolzitting van 2 mei 2011 voor verdere procedurele stappen. De beslissing van de kantonrechter benadrukt het belang van de bewijslast in civiele procedures en de gevolgen van het niet meewerken aan bewijslevering.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDELBURG
Sector kanton
Locatie Middelburg
zaak/rolnr.: 213935 / 11-50
vonnis van de kantonrechter d.d. 4 april 2011
in de zaak van
de besloten vennootschap
Famed B.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te [adres],
eisende partij,
verder te noemen: Famed,
gemachtigde: T.L. Thunnissen,
t e g e n :
[ouders minderjarige]
beiden wonende te [adres],
gedaagde partij,
verder te noemen: [gedaagde],
in persoon.
het verloop van de procedure
De procedure is als volgt verlopen:
- dagvaarding van 30 december 2010,
- schriftelijk antwoord,
- conclusie van repliek,
- schriftelijke toelichting.
de beoordeling van de zaak
1. Famed stelt dat zorgverlener Orthocenter B.V. in opdracht en voor rekening van [gedaagde] een medische behandeling heeft verricht ten behoeve van het minderjarige kind van [gedaagde] (hierna: [de minderjarige]) op 6 januari 2010. De kosten van deze behandeling zijn door [gedaagde] onbetaald gebleven. Famed heeft de vordering van Orthocenter overgenomen. Famed stelt een bedrag te vorderen te hebben van [gedaagde] van € 51,50 wegens hoofdsom, vermeerderd met € 1,10 wettelijke rente en € 37,00 wegens buitengerechtelijke incassokosten. Het totaal van € 89,60 dient nog vermeerderd te worden met verdere rente en de proceskosten.
2. [Gedaagde] heeft de vordering betwist. Hij stelt dat alle facturen van Orthocenter zijn voldaan. Bij het verwijderen van de beugel is geen vervolgafspraak gemaakt. Toch werd daarna per post van Orthocenter een afspraakkaartje ontvangen. [Gedaagde] heeft daarop telefonisch contact opgenomen met Orthocenter en meegedeeld dat de afspraak niet doorging. [de minderjarige] is ook niet op de afspraak verschenen.
Daarnaast heeft [gedaagde] de incassokosten betwist.
3. Famed betwist de afzegging van de afspraak. Uit het patiëntendossier blijkt dat [de minderjarige] wel op de afspraak is verschenen en dat daarin gedetailleerde opmerkingen zijn opgenomen omtrent de behandeling. Famed heeft [gedaagde] toestemming gevraagd om het dossier in het geding te brengen. [Gedaagde] heeft op dit verzoek niet gereageerd. Wel heeft Famed bij productie 8 in het geding gebracht e-mailcorrespondentie tussen Orthocenter en Famed over de behandeling van [de minderjarige] op 6 januari 2010. In deze productie wordt verwezen naar aantekeningen op de patiëntenkaart van [de minderjarige], waarin aantekeningen zouden staan waaruit valt af te leiden dat er op 6 januari 2010 wel degelijk een behandeling heeft plaatsgevonden van [de minderjarige].
Tevens heeft Famed in het geding gebracht stukken ter onderbouwing van de mede gevorderde incassokosten.
4. [Gedaagde] blijft bij zijn standpunt dat [de minderjarige] op 6 januari 2010 geen behandeling heeft gehad. De beugel was immers de afspraak ervoor al verwijderd. [Gedaagde] wijst op onduidelijkheden vermeld in productie 8, te weten dat kennelijk bij de data 6 januari 2010 en 7 januari 2010 aantekeningen staan waaruit opgemaakt zou kunnen worden dat [de minderjarige] op één van deze dagen is geweest, of dat hij op beide dagen is geweest of dat hij helemaal niet is geweest. Het is [gedaagde] niet duidelijk waarom er op die data aantekeningen zouden staan, maar er staat volgens [gedaagde] niet dat op 6 januari 2010 de apparatuur van [de minderjarige] is verwijderd. [Gedaagde] stelt dat de administratie van Orthocenter niet correct is bijgehouden, hetgeen bevestigd wordt doordat daarin is vermeld dat de drum niet is opgehaald. Deze is opgestuurd aan [gedaagde].
5. De kantonrechter overweegt dat [gedaagde] gemotiveerd heeft betwist dat [de minderjarige] op 6 januari 2010 op de afspraak is verschenen. Het is dan ingevolge artikel 150 van het Wetboek van burgerlijke rechtsvordering in beginsel aan Famed om van haar stelling nader bewijs te leveren. Met de thans in het geding gebrachte stukken heeft Famed dat bewijs nog niet geleverd.
6. Famed heeft kenbaar gemaakt dat zij voor het bewijs van haar stellingen dat de omstreden afspraak wel degelijk is gemaakt en uitgevoerd het patiëntendossier in het geding zou willen brengen, maar dat zij de vrijheid daartoe niet heeft (vanwege de privacy van [de minderjarige]) nu het ontbreekt aan toestemming van [gedaagde] om dit dossier in het geding te brengen. [Gedaagde] is bij schriftelijke toelichting niet ingegaan op de kwestie van de gevraagde toestemming, ondanks dat Famed deze kwestie bij repliek uitdrukkelijk aan de orde heeft gesteld met overlegging van haar brief aan [gedaagde] van januari 2011 waarin zij uitdrukkelijk om die toestemming vraagt.
[Gedaagde] heeft ook niet weersproken dat hij op deze brief niet heeft gereageerd.
7. De kantonrechter overweegt dat het er dan voor gehouden moet worden dat [gedaagde] zonder opgaaf van reden geen toestemming geeft om het dossier over te leggen. Aldus wordt Famed door toedoen van [gedaagde] in een onredelijk bezwarende bewijspositie gebracht, waardoor de kantonrechter het geboden acht de bewijslast om te keren. Dit betekent in dit concrete geval dat het ervoor gehouden moet worden dat de behandeling van [de minderjarige], waarop de vordering van Famed is gebaseerd, wel degelijk heeft plaats gevonden, tenzij bewezen wordt dat dit niet het geval is. [Gedaagde] dient in de gelegenheid te worden gesteld dit bewijs te leveren.
de beslissing
De kantonrechter:
laat [gedaagde] toe om door alle middelen rechtens en desgewenst door middel van getuigen te bewijzen dat de behandeling waarop de in het geding zijnde vordering is gebaseerd niet heeft plaats gevonden;
verwijst deze zaak naar de rolzitting van 2 mei 2011 te 10.00 uur, opdat [gedaagde] het aantal getuigen zal opgeven dat hij wil doen horen, en opdat beide partijen hun verhinderdata zullen opgeven voor de maanden mei en juni 2011 (Daarna zal dag en uur van het getuigenverhoor worden bepaald.);
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.J.R.P. Verhoeven, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 4 april 2011 in tegenwoordigheid van de griffier.