ECLI:NL:RBMID:2011:BR0396
Rechtbank Middelburg
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Vordering tot vestiging van vruchtgebruik op goederen van de nalatenschap door echtgenote
In deze zaak vorderde de echtgenote van de overleden vader van de gedaagde, hierna te noemen [eiseres], dat de erfgenamen zouden meewerken aan de vestiging van een vruchtgebruik op goederen van de nalatenschap. De vader van [eiseres] overleed in 2008 en benoemde zijn kinderen als erfgenamen. [Eiseres] stelde dat zij behoefte had aan het vruchtgebruik omdat zij niet in haar eigen levensonderhoud kon voorzien, aangezien zij geen (weduwen)pensioen ontving. Tijdens het huwelijk leefden zij van het geld van de overleden vader.
De gedaagde, hierna te noemen [gedaagde], bestreed de vordering en stelde dat [eiseres] geen behoefte had aan het vruchtgebruik, onder verwijzing naar het feit dat de echtelijke woning op naam van [eiseres] stond en dat zij deze had verkocht. [Gedaagde] voerde aan dat de levensstandaard in Panama lager was dan in Nederland en dat [eiseres] in staat moest worden geacht om in haar eigen levensonderhoud te voorzien.
De kantonrechter oordeelde dat om te bepalen of [eiseres] behoefte had aan het vruchtgebruik, alle financiële omstandigheden van belang waren. [Eiseres] moest aannemelijk maken dat zij het vruchtgebruik nodig had voor haar verzorging. De kantonrechter vond de algemene stelling van [eiseres] dat zij moeilijk werk kon vinden onvoldoende. De duur van het huwelijk en de financiële situatie vóór het huwelijk waren ook van belang.
De kantonrechter besloot dat partijen moesten verschijnen om inlichtingen te verstrekken en om te proberen het geschil op te lossen door middel van een schikking. De datum voor deze verschijning zou later worden bepaald, en partijen werden verzocht om hun verhinderdata door te geven. De verdere beslissing werd aangehouden.