ECLI:NL:RBMID:2011:BQ7046

Rechtbank Middelburg

Datum uitspraak
1 juni 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
Awb 11/349
Instantie
Rechtbank Middelburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toepassing van de Dienstenrichtlijn op vergunningverlening voor een vismarkt

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Middelburg op 1 juni 2011 uitspraak gedaan over een verzoek om een voorlopige voorziening met betrekking tot een verleende vergunning voor het organiseren van een vismarkt. Verzoekster, een inwoner van de gemeente Veere, was van mening dat de vergunning voor de vismarkt onterecht was verleend, omdat deze zou leiden tot overlast en veiligheidsproblemen. Daarnaast stelde verzoekster dat de vergunninghoudster, Stichting Evenementen Veere, niet gerechtigd was om de vergunning aan te vragen, omdat zij zich enkel bezighield met het organiseren van evenementen. Verzoekster voerde aan dat de vergunningaanvraag niet aan de juiste verordening was getoetst, aangezien deze dateerde van voor de bekendmaking van de nieuwe Verordening 2011, en dat deze verordening in strijd was met de Dienstenrichtlijn en de Dienstenwet.

De voorzieningenrechter oordeelde dat de vergunning terecht was verleend op basis van de Verordening 2011, die op 3 maart 2011 was vastgesteld en op 24 maart 2011 in werking was getreden. De rechter merkte op dat de nieuwe verordening geen overgangsbepalingen bevatte en dat beide verordeningen in essentie gelijkluidend waren. De voorzieningenrechter wees ook op het feit dat er geen verplichte aanbesteding was, zoals door verzoekster gesuggereerd, en dat de vergunningvoorwaarden voldoende waarborgen boden voor de verkeersveiligheid en het beperken van hinder en overlast.

Uiteindelijk concludeerde de voorzieningenrechter dat de vragen van verzoekster niet konden bijdragen aan de onderbouwing van haar standpunt dat de vergunning onterecht was verleend. De voorzieningenrechter wees het verzoek om een voorlopige voorziening af, met de overweging dat het besluit tot vergunningverlening in bezwaar naar verwachting stand zou houden. De uitspraak werd gedaan door mr. J.F.I. Sinack, in tegenwoordigheid van griffier mr. H.D. Sebel.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDELBURG
Sector bestuursrecht
AWB nummer: 11/349 VV
Uitspraak van de voorzieningenrechter voor bestuursrechtelijke zaken
op het verzoek om toepassing van artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (voorlopige voorziening)
inzake
[naam],
wonende te [woonplaats],
verzoekster,
tegen
het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Veere,
verweerder.
I. Procesverloop
Bij besluit van 8 april 2011 heeft verweerder aan Stichting Evenementen Veere (hierna: vergunninghoudster) vergunning verleend voor het organiseren van een vismarkt.
Verzoekster heeft hiertegen bezwaar gemaakt en hangende het bezwaar aan de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Het verzoek is op 26 mei 2011 behandeld ter zitting. Verzoekster is daar in persoon verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden J.S. van Sabben en H. Davidse. Namens vergunninghoudster is [naam] verschenen.
II. Overwegingen
1. Ingevolge artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan, indien tegen een besluit bij de rechtbank beroep is ingesteld dan wel, voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de rechtbank, bezwaar is gemaakt of administratief beroep is ingesteld, de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen, indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
2. Vergunninghoudster heeft op 11 maart 2011 een aanvraag ingediend voor het houden van een vismarkt op de Kaai te Veere,wekelijks op een zaterdag in de periode 1 mei 2011 tot en met 31 oktober 2015. De vergunning is verleend op grond van de Warenmarktverordening gemeente Veere 2011 (hierna: de Verordening 2011).
3. Verzoekster kan zich niet verenigen met de verleende vergunning. Volgens verzoekster zal de markt voor extra veel overlast zorgen en verkeers- en veiligheidsproblemen opleveren.
Verzoekster stelt dat vergunninghoudster niet gerechtigd is tot het doen van de vergunningaanvraag, aangezien vergunninghoudster zich bezig houdt met het organiseren van evenementen. De vergunningaanvraag dateert van voor de bekendmaking van de Verordening 2011 en had daarom moeten worden getoetst aan de verordening voor 2010. Verzoekster stelt voorts dat de Verordening 2011 en de daarop gebaseerde vergunning in strijd zijn met de Dienstenrichtlijn (Rl. 2006/123 EG) en de Dienstenwet.
De voorzieningrechter overweegt dienaangaande als volgt.
4. Verweerder heeft de in geding zijnde vergunning terecht gebaseerd op de Verordening 2011, zijnde de opvolger van de Warenmarktverordening gemeente Veere 2010. De Verordening 2011 is op 3 maart 2011 vastgesteld, op 23 maart 2011 gepubliceerd en op 24 maart 2011 in werking getreden. De Verordening 2011 bevat geen overgangsbepalingen.
Overigens merkt de voorzieningenrechter op dat beide verordeningen in essentie gelijkluidend zijn.
5. De Dienstenrichtlijn en Dienstenwet beogen een vrije (interne Europese) markt door het opheffen van belemmeringen ten aanzien van de vestiging en het dienstenverkeer van ‘dienstverrichters’ en het bieden van waarborgen aan ‘afnemers’. In dit geval moet het organiseren van een warenmarkt worden aangemerkt als de te verrichten dienst, vergunninghoudster als dienstverrichter en de deelnemende marktkooplieden als afnemers. Verzoekster is dienstverrichter noch afnemer, zodat zij naar het oordeel van de voorzieningenrechter geen direct belang heeft bij toetsing van de Verordening 2011, op verbindendheid, aan genoemde regelgeving.
Overigens wordt in dit verband nog het volgende overwogen.
Van een verplichte aanbesteding, zoals gesuggereerd in de gronden van het verzoek, is in dit geval geen sprake, zo volgt uit artikel 17 van de Aanbestedingsrichtlijn (Richtlijn EG 2004/18).
Gelet op de plaatselijke aard en de beperkte omvang van de ingestelde warenmarkt wordt verzoekster voorts niet gevolgd in haar stelling dat ten onrechte is volstaan met het uitnodigen van potentiële dienstverrichters via een regionaal huis-aan-huisblad.
Voor zover verzoekster heeft aangevoerd dat de procedure tot vergunningverlening in strijd met de Dienstenrichtlijn niet met elektronische middelen is afgewikkeld, heeft zij niet kunnen aangeven hoe dat haar persoonlijke belang heeft geraakt.
Voor het overige komen de gronden van verzoekster er op neer dat de keuze van de gemeente Veere voor een vergunningstelsel, alsook de beslissing tot het verlenen van vergunning in de onderhavige vorm onvoldoende zijn gemotiveerd in het licht van de Dienstenrichtlijn. De voorzieningenrechter is van oordeel dat de aldus opgeworpen vragen niet kunnen bijdragen aan de onderbouwing van verzoeksters standpunt dat ten onrechte vergunning is verleend.
6. Ingevolge artikel 4 van de Verordening 2011 is het verboden zonder een vergunning van verweerder een markt te organiseren. Op grond van artikel 5, eerste lid, van de Verordening 2011 kan verweerder voorschriften en beperkingen verbinden aan een krachtens de verordening verleende vergunning, ter bescherming van de belangen in verband waarmee de vergunning is vereist. Op grond van artikel 6 van de Verordening 2011 wordt een vergunning uitsluitend verleend aan een rechtspersoon. Op grond van artikel 10 van de Verordening 2011 geldt een krachtens deze verordening verleende vergunning voor de duur van 5 jaar.
Artikel 7 van de Verordening 2011 bepaalt: Een aanvraag voor een vergunning bevat een door het bestuur van een rechtspersoon vast te stellen plan dat waarborgt dat de markt op een veilige wijze wordt georganiseerd en waarin in ieder geval wordt ingegaan op:
a. de wijze waarop de organisatie van de markt is geregeld;
b. de wijze waarop de standplaatsen worden toegewezen;
c. de wijze waarop het toezicht op de veiligheid van de bezoekers aan de markt is geregeld;
d. de afspraken met de hulpverleningsdiensten;
e. de wijze waarop het afval van de markt wordt ingezameld;
f. de wijze waarop de informatievoorziening aan omwonenden is geregeld;
g. de namen van de personen die verantwoordelijk zijn voor de dagelijkse gang van zaken op de markt.
7. De voorzieningenrechter stelt met verweerder vast dat een onherroepelijk bestemmingsplan van kracht is, op grond waarvan een warenmarkt op de Kaai is toegestaan. Daarnaast heeft de Raad van de gemeente Veere bij besluit van 20 juli 2010 een markt op de Kaai ingesteld.
8. De voorzieningenrechter stelt verder vast dat de vergunning conform artikel 6 van de Verordening 2011 is verleend aan een rechtspersoon. De voorzieningenrechter is daarbij van oordeel dat niet kan worden gezegd dat vergunninghoudster, mede gelet op de door haar te ontplooien activiteiten, geen belang zou hebben bij de door haar ingediende aanvraag.
9. Zoals door verweerder terecht is gesteld, brengt een warenmarkt naar zijn aard een zekere mate van hinder en overlast met zich en hebben omwonenden dat in zoverre te dulden.
Ter beperking van hinder en overlast en ter waarborging van de verkeersveiligheid heeft verweerder in de vergunning voorwaarden opgenomen. Zo heeft verweerder in de vergunning de fysieke begrenzing van het marktterrein aangegeven en is bepaald dat de markt eerst op zaterdag vanaf 8.00 uur mag worden opgebouwd en dat de kramen dezelfde dag uiterlijk om 19.00 uur moeten zijn verwijderd. Verweerder verwacht vanwege de bestaande toeristische attracties en de daaruit voortvloeiende bezoekersdruk niet dat de vismarkt zal leiden tot een wezenlijke toename van het verkeer. Vergunninghoudster is niettemin op grond van de vergunningvoorwaarden verantwoordelijk voor het zo nodig inzetten van verkeersregelaars of - stewards. Van gemeentezijde is er reeds nu sprake van de inzet van bijzondere opsporingsambtenaren, die hierop eventueel kunnen toezien, zo is ter zitting verklaard.
10. De voorzieningenrechter is voorshands van oordeel dat mag worden verwacht dat de aldus aan de vergunning verbonden voorwaarden toereikend zijn om de hinder en overlast tot een aanvaardbaar niveau te beperken en de verkeersveiligheid te waarborgen. Verweerder heeft ter zitting aangegeven te zullen toezien op de naleving van deze voorwaarden en zo nodig handhavend te zullen optreden. Ten slotte wordt opgemerkt dat in artikel 9 van de Verordening 2011 de mogelijkheid is opgenomen de vergunning in te trekken, indien niet langer wordt voldaan aan de vereisten genoemd in artikel 7.
11. Gelet op voorgaande is het niet de verwachting dat het besluit tot vergunningverlening in bezwaar geen stand zal houden. Er is daarom geen aanleiding voor het treffen van een voorlopige voorziening.
III. Uitspraak
De voorzieningenrechter van de Rechtbank Middelburg
wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.F.I. Sinack als voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. H.D. Sebel, griffier en op 1 juni 2011 in het openbaar uitgesproken.
Griffier, Voorzieningenrechter,
Afschrift verzonden op: 1 juni 2011