ECLI:NL:RBMID:2011:BQ1783

Rechtbank Middelburg

Datum uitspraak
7 april 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
12/706214-10 [P]
Instantie
Rechtbank Middelburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. Duinhof
  • A. de Jager
  • J. Jaspers
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verduistering en valsheid in geschrift door penningmeester van een vereniging

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Middelburg op 7 april 2011, stond de verdachte, penningmeester van de Krulbolclub Molenzicht, terecht voor verduistering en valsheid in geschrift. De verdachte werd beschuldigd van het opzettelijk zich wederrechtelijk toe-eigenen van geldbedragen die toebehoorden aan de vereniging, in de periode van 1 januari 1999 tot en met 31 december 2009. De rechtbank oordeelde dat de verdachte gedurende deze periode stelselmatig geldbedragen had verduisterd, waarbij hij gebruik maakte van zijn functie als penningmeester. De rechtbank achtte de feiten bewezen, met inachtneming van de verklaringen van getuigen en de financiële rapporten die de verduistering onderbouwden.

De rechtbank verklaarde de officier van justitie niet ontvankelijk voor de vervolging van feiten die vóór 2 augustus 2004 waren gepleegd, maar oordeelde dat de vervolging voor de periode daarna wel ontvankelijk was. De verdachte werd vrijgesproken van het primair ten laste gelegde feit van verduistering in dienstbetrekking, omdat de rechtbank oordeelde dat hij als vrijwilliger werkzaam was en niet in dienstbetrekking. Echter, de rechtbank achtte de valsheid in geschrift en de subsidiaire verduistering wel bewezen.

De rechtbank legde een werkstraf van 240 uren op, subsidiair 120 dagen vervangende hechtenis, en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 4 maanden met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten, de lange periode van verduistering en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn leeftijd en gezondheid. De vordering van de benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard, omdat er al een civiele procedure aanhangig was.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDELBURG
Sector strafrecht
parketnummer: 12/706214-10 [P]
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 7 april 2011
in de strafzaak tegen de ter terechtzitting verschenen verdachte
[verdachte],
geboren op [1945],
wonende te [adres],
raadsman mr. Van Hevele, advocaat te Oostburg, ter terechtzitting verschenen.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 24 maart 2011, waarbij de officier van justitie mr. Smeenk en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding, zoals ter terechtzitting van 24 maart 2011 op vordering van de officier van justitie gewijzigd overeenkomstig artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering.
De verdenking luidt dat verdachte:
1.
op één of meer tijdstip(pen) in de periode van 1 januari 1999 tot en met 31 december 2009 te IJzendijke, gemeente Sluis, althans in Nederland, (telkens) opzettelijk enig geldbedrag (van in totaal ongeveer 164.423,40 euro), dat/die geheel of ten dele toebehoorde(n) aan de Krulbolclub Molenzicht (gevestigd aan de Oranjestraat te IJzendijke), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en welk(e) geldbedrag(en) verdachte (telkens) uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking van/als penningmeester van die Krulbolclub Molenzicht, in elk geval (telkens) anders dan door misdrijf onder zich had, (telkens) wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
art 321 Wetboek van Strafrecht
art 322 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op één of meer tijdstip(pen) in de periode van 1 januari 1999 tot en met 31 december 2009 te IJzendijke, gemeente Sluis, althans in Nederland, meermalen, althans eenmaal, (telkens) het/de kasboek(en) en/of het/de bankboek(en) en/of de bijlage-lijst(en), - (elk) zijnde (een) geschrift(en) dat/die bestemd was/waren om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt of vervalst, immers heeft verdachte (telkens) valselijk kosten verantwoord en/of de ontvangsten niet (volledig) verantwoord, zulks (telkens) met het oogmerk om die/dat geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
art 225 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Verbeterde lezing van de tenlastelegging
De rechtbank heeft de tenlastelegging verbeterd gelezen zoals hierboven - vet - is aangegeven. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
3 De voorvragen
3.1 De dagvaarding is geldig.
3.2 De rechtbank is bevoegd.
3.3 De ontvankelijkheid van de officier van justitie.
Onder feit 1 is impliciet primair ten laste gelegd verduistering in dienstbetrekking, en impliciet subsidiair verduistering. Onder feit 2 is ten laste gelegd valsheid in geschrift.
De strafmaxima op verduistering in dienstbetrekking en valsheid in geschrift zijn vier respectievelijk zes jaar. Ingevolge artikel 70, lid 1 onder 3, wetboek van strafrecht vervalt in deze gevallen het recht tot strafvordering door verjaring in twaalf jaar. Elke daad van vervolging stuit de verjaring (zie artikel 72, lid 1, wetboek van strafrecht). Verdachte is op 2 augustus 2010 in verzekering gesteld, waarmee de verjaring toen werd gestuit. Dientengevolge is de officier van justitie ontvankelijk voor zover het betreft deze ten laste gelegde feiten.
Het strafmaximum gesteld op verduistering bedraagt drie jaar. Gelet op het bepaalde in artikel 70, lid 1 onder 2, wetboek van strafrecht verjaart het recht tot strafvervolging dan – behoudens stuiting - in zes jaar. Dientengevolge is het onder 1 impliciet subsidiair ten laste gelegde feit verjaard voor zover het is gepleegd voor 2 augustus 2004, en dient de officier van justitie in zoverre niet ontvankelijk worden verklaard. De officier van justitie is wel ontvankelijk voor wat betreft de periode van 2 augustus 2004 tot en met 31 december 2009.
3.4 Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan verduistering in dienstbetrekking en valsheid in geschrift. De officier van justitie baseert zich voor wat betreft de onder 1 ten laste gelegde verduistering in dienstbetrekking op de aangifte, de financiële rapporten van Van den Hemel Consultancy en het Bureau Bijzondere Recherche Expertise van de Politie Zeeland en de verklaringen van aangever [aangever] en de getuige [getuige]. Voor wat betreft de onder 2 ten laste gelegde valsheid in geschrift baseert de officier van justitie zich naast de hiervoor genoemde bewijsmiddelen mede op de door verdachte ter terechtzitting van 24 maart 2011 afgelegde verklaring.
De officier van justitie is van mening dat verdachte de verduistering in dienstbetrekking pleegde en heeft daartoe aangevoerd dat verdachte als penningmeester verantwoording diende af te leggen aan de kascommissie en de overige bestuursleden, organen van de vereniging die hem uit zijn ambt van penningmeester kunnen ontslaan.
4.2 Het standpunt van de verdediging
Van verduistering in dienstbetrekking kan naar de mening van de raadsman geen sprake zijn. Verdachte verrichtte de werkzaamheden als penningmeester van de Krulbolclub Molenzicht te IJzendijke als vrijwilliger en was niet als werknemer in dienst van de Krulbolclub Molenzicht.
De raadsman van verdachte heeft geconcludeerd tot vrijspraak van beide ten laste gelegde feiten. Naar het oordeel van de raadsman is er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs om te kunnen aannemen dat verdachte over meer kasgelden heeft beschikt dan dat hij in de boekhouding heeft verantwoord. Hierbij komt dat de stelling dat hij over meer kasgelden beschikte dan dat hij in de boekhouding verantwoordde, slechts gebaseerd is op een theoretische berekening, een berekening die uitgaat van een aantal vooronderstellingen zonder dat afdoende is aangetoond dat deze vooronderstellingen juist zijn.
Ook heeft verdachte nooit het opzet gehad de Krulbolclub Molenzicht te IJzendijke te benadelen.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is met de raadsman van oordeel dat verdachte als vrijwilliger werkzaamheden voor Krulbolclub Molenzicht te IJzendijke heeft verricht, en dat hij als zodanig niet in persoonlijke dienstbetrekking is geweest bij deze vereniging. Derhalve zal verdachte worden vrijgesproken van het onder feit 1 impliciet primair ten laste gelegde.
Ten aanzien van de onder feit 1 impliciet subsidiair ten laste gelegde verduistering verwijst de rechtbank allereerst naar hetgeen zij onder 3.3 heeft overwogen omtrent de niet ontvankelijkheid van de officier van justitie voor zover het betreft de periode voor 2 augustus 2004. Met betrekking tot de ten laste gelegde periode van 2 augustus 2004 tot en met 31 december 2009 wordt voorts als volgt overwogen.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte over een periode van 5 jaar als penningmeester van Krulbolclub Molenzicht te IJzendijke zich opzettelijk en stelselmatig geldbedragen toegeëigend.
Dit opzet blijkt onder meer uit het feit dat verdachte de bankoverschrijving van de plusrekening naar de girorekening met behulp van tipp-ex in een kleine geldstorting heeft veranderd , de aanschaf van fusten bier voor de vereniging terwijl de vereniging niet in het bezit van een biertap was en het feit dat de nota’s van het Delta Nutsbedrijf op een geheel andere wijze werden voldaan dan de boekhouding aangeeft. ,
Ter terechtzitting kon verdachte hiervoor geen plausibele verklaring geven. Daarnaast heeft verdachte ter terechtzitting verklaard grote geldbedragen van de Krulbolclub op zolder te bewaren. Ook daarvoor ontbreekt een passende verklaring en verantwoording.
De rechtbank acht het onder 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen gelet op de hiervoor bij feit 1 aangegeven bewijsmiddelen alsmede:
- het 2e verhoor van verdachte d.d. 31 augustus 2010 ;
- het 3e verhoor van verdachte d.d. 31 augustus 2010 ;
- de bekennende verklaring van verdachte ter zitting van 24 maart 2011 .
De rechtbank acht gelet op vorenstaande verduistering en valsheid in geschrift bewezen.
4.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1.
op tijdstippen in de periode van 2 augustus 2004 tot en met 31 december 2009 te IJzendijke, telkens opzettelijk enig geldbedrag dat toebehoorde aan de Krulbolclub Molenzicht (gevestigd aan de Oranjestraat te IJzendijke), en welk geldbedrag verdachte telkens penningmeester van die Krulbolclub Molenzicht, onder zich had, telkens wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
2.
hij op tijdstippen in de periode van 1 januari 1999 tot en met 31 december 2009 te IJzendijke, meermalen, telkens het kasboek en/of het bankboek en de bijlage-lijsten, - elk zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt of vervalst, immers heeft verdachte telkens valselijk kosten verantwoord en de ontvangsten niet (volledig) verantwoord, zulks telkens met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5. De strafbaarheid
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6. De strafoplegging
6.1. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert op grond van hetgeen zij bewezen acht aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar.
6.2. Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft geconcludeerd tot vrijspraak en verbindt daaraan de conclusie dat geen straf dient te worden opgelegd.
De raadsman heeft aangegeven dat mocht de rechtbank wel tot een bewezenverklaring komen er volstaan kan worden met het opleggen van een werkstraf en een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf.
6.3. Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het verduisteren van gelden en valsheid in geschrift. De rechtbank rekent het verdachte zwaar aan dat hij dit heeft gedaan gedurende een lange periode. In die periode van vijf jaren heeft hij telkens opnieuw de beslissing genomen geld weg te nemen, waarbij keer op keer het vertrouwen heeft beschaamd van de vereniging, die dacht aan verdachte een goede en betrouwbare vrijwilliger te hebben.
Het bedrog dat hij pleegde is gedurende lange tijd onopgemerkt gebleven waardoor de hoogte van het totaal verduisterde geldbedrag aanmerkelijk is opgelopen.
Bij de hoogte van de aan verdachte op te leggen straf houdt de rechtbank enerzijds rekening met de ernst van de bewezen verklaarde feiten en het grote bedrag dat verdachte heeft verduisterd en anderzijds met de persoonlijke omstandigheden van verdachte waaronder diens leeftijd en gezondheid en diens blanco strafblad en het feit dat verdachte als inwoner van een kleine gemeenschap voor zijn daden al deels door deze gemeenschap is veroordeeld.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat aan verdachte een werkstraf en een gevangenisstraf moet worden opgelegd. De rechtbank ziet geen ruimte voor een lichtere of andere sanctie. Wel ziet zij aanleiding de gevangenisstraf voorwaardelijk op te leggen, met de bedoeling verdachte ervan te weerhouden zich in de toekomst opnieuw aan het plegen van strafbare feiten schuldig te maken.
7. De vordering benadeelde partij
De benadeelde partij Krulbolclub Molenzicht (gevestigd aan de Oranjestraat te IJzendijke), vordert een schadevergoeding van € 313.432,42 ter zake van feit 1.
Deze vordering zal niet-ontvankelijk worden verklaard omdat hiervoor reeds een procedure bij de burgerlijke rechter aanhangig is gemaakt. Het strookt dan niet met het systeem van de wet om dezelfde vordering nogmaals, als benadeelde partij, in een strafprocedure in te dienen. Immers, een dergelijke voeging als benadeelde partij strekt er juist toe om het voeren van een afzonderlijke civiele procedure onnodig te maken.
8. De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57, 225 en 321 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
9. De beslissing
De rechtbank:
- verklaart de officier van justitie niet ontvankelijk in de vervolging van verdachte met betrekking tot het onder feit 1 impliciet subsidiair ten laste gelegde voor zover het betreft de periode voor 2 augustus 2004;
- verklaart de officier van justitie voor het overige ontvankelijk
Vrijspraak
- spreekt verdachte vrij van het onder feit 1 impliciet primair ten laste gelegde;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1 impliciet subsidiair en 2 ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
1 impliciet subsidiair. Verduistering, meermalen gepleegd;
2. Valsheid in geschrift, meermalen gepleegd;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden, met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat de voorwaardelijke straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
* omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- veroordeelt verdachte tot een werkstraf van 240 uren, subsidiair 120 dagen vervangende hechtenis;
- bepaalt dat de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de uitvoering van de werkstraf naar rato van twee uur per dag;
- verklaart de Krulbolclub Molenzicht niet-ontvankelijk in haar vordering benadeelde partij.
Dit vonnis is gewezen door mr. Duinhof, voorzitter, mr. De Jager en mr. Jaspers, rechters, in tegenwoordigheid van Buyze, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 7 april 2011.