Sector civiel recht, voorzieningenrechter
zaaknummer / rolnummer: 77218 / KG ZA 11-19
wonende te Wernhout, gemeente Zundert,
wonende te Wernhout, gemeente Zundert,
advocaat: mr. W.T.J. Schieman te Middelburg,
wonende te Oostburg, gemeente Sluis,
advocaat: mr. M.M. Claase te Terneuzen.
Eisers zullen hierna tezamen in mannelijk enkelvoud [eisers] genoemd worden. Gedaagde zal hierna worden aangeduid als [gedaagde].
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties 1 tot en met 13;
- de brief met bijlage van mr. Schieman d.d. 15 februari 2011.
- de brieven met bijlagen van mr. Claase d.d. 17 en 21 februari 2011;
- de brief met bijlage van mr. Schieman d.d. 21 februari 2011;
- het proces-verbaal van 22 februari 2011;
- de pleitnotitie van mr. Schieman;
- de pleitnota van mr. Claase.
[eisers] heeft in 2006 een perceel bouwgrond gekocht gelegen aan de [adres] nr. 54 te Oostburg, gemeente Sluis. Dit perceel ligt naast het aan de [adres] nr. 52 te Oostburg, gemeente Sluis, gelegen perceel met opstal van [gedaagde].
2.2. Op het door [eisers] gekochte perceel stond voordat [eisers] het perceel kocht een in 1949/1950 gebouwde woning, welke woning als gevolg van brand (deels) is verwoest. De verbrande woning is in 2004/2005, met uitzondering van het buitengevelblad, gesloopt.
2.3. De woning van [gedaagde] is in 1953/1954 belendend aan voornoemd
buitengevelblad aangebouwd.
2.4. Op 12 december 2006 heeft [eisers] van de gemeente Sluis een bouwvergunning verkregen voor een door hem nieuw op te richten woning op de [adres] 54 te Oostburg, gemeente Sluis.
2.5. [eisers] is vervolgens een nieuwe woning op het door hem gekochte perceel gaan bouwen. Deze woning is tot op heden niet afgebouwd.
[eisers] vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
1. [gedaagde] te verbieden door of namens [eisers] uitgevoerde bouwwerkzaamheden op of aan het aan de woning van [gedaagde] belendend buitenblad of anderszins te verwijderen of te wijzigen;
2. te bepalen dat indien [gedaagde] niet aan de voornoemde veroordeling voldoet, hij een dwangsom verbeurt aan [eisers] van € 25.000,-- per overtreding en voor iedere overtreding met een maximum aan te verbeuren dwangsommen van € 500.000,--;
3. [gedaagde] te veroordelen in de kosten van het geding en bij niet tijdige betaling van deze kostenveroordeling binnen acht dagen na dagtekening van dit vonnis te bepalen dat [gedaagde] wettelijke rente hierover verschuldigd is tot de dag der algehele voldoening;
4. althans die voorzieningen te wijzen zoals de voorzieningenrechter in goede justitie bepaalt.
3.2. Ter onderbouwing van zijn vordering voert [eisers] het navolgende aan.
Het in stand gebleven buitengevelblad behoort tot de woning van [eisers] en is zijn eigendom. [eisers] is niet in staat zijn woning overeenkomstig de verleende bouwvergunning af te bouwen, aangezien [gedaagde] telkenmale op voet van zijn vermeende eigendomsrechten wijzigingen aan het belendende buitengevelblad sloopt.
De door [gedaagde] aangebrachte wijzigingen aan het buitengevelblad zijn onrechtmatig en veroorzaken bovendien schade.
3.3. [gedaagde] voert verweer strekkende tot afwijzing van de door [eisers] gevraagde voorziening, dan wel tot het niet ontvankelijk verklaren van [eisers] in zijn vordering, dan wel tot matiging van de gevorderde dwangsommen, zulks met veroordeling van [eisers] in de proceskosten en met uitvoerbaar bij voorraadverklaring van het vonnis.
3.4. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
Uit de aard van de gevraagde voorziening, een verbod tot onrechtmatig handelen, volgt dat [eisers] een spoedeisend belang heeft bij zijn vordering. [eisers] is dan ook ontvankelijk in zijn vordering.
4.2. Vooropgesteld wordt dat degene die, opzettelijk of verwijtbaar, een aan een ander toebehorende zaak beschadigt, daarmee inbreuk maakt op diens eigendom. Een dergelijke inbreuk levert in beginsel een onrechtmatige daad op, waarvan de door de eigenaar geleden schade vergoed dient te worden door de dader. Het onrechtmatige karakter kan komen te vervallen indien er een rechtvaardigingsgrond bestaat.
4.3. Ter gelegenheid van de mondelinge behandeling van 22 februari 2011 heeft [gedaagde] erkend dat het thans in het geding zijnde buitengevelblad tot de woning van [eisers] behoort en dat dit buitengevelblad, evenals de door [eisers] te bouwen woning, daarmee eigendom is van [eisers].
Voorts heeft [gedaagde] erkend schade te hebben toegebracht aan het aan [eisers] in eigendom toebehorende buitengevelblad en aan de in aanbouw zijnde woning van [eisers] door (onder meer) gaten te hebben geboord in de betonconstructie van de woning en het slopen van door [eisers] aangebrachte wijzigingen aan het buitengevelblad.
Nu gesteld noch gebleken is van enige rechtvaardigingsgrond, staat daarmee het onrechtmatig handelen van [gedaagde] jegens [eisers] vast. Het voorgaande leidt ertoe dat de vordering zoals geformuleerd onder 1. voor toewijzing gereed ligt.
4.4. Oplegging van een dwangsom, als stimulans tot nakoming van de te geven beslissing, is aangewezen. De op te leggen dwangsom en het daaraan verbonden maximum zullen worden gematigd.
4.5. [gedaagde] zal als de in het ongelijk stelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten van [eisers] worden vastgesteld op:
- dagvaardingskosten EUR 94,32
- salaris advocaat 1.054,00
5.1. verbiedt [gedaagde] door of namens [eisers] uitgevoerde bouwwerkzaamheden op of aan het aan de woning van [gedaagde] belendend buitenblad of anderszins te verwijderen of te wijzigen;
5.2. bepaalt dat indien [gedaagde] niet aan de onder 5.1. genoemde veroordeling voldoet, hij een dwangsom verbeurt aan [eisers] van € 1.000,-- per overtreding met een maximum van
5.3. veroordeelt [gedaagde] in de kosten van het geding, tot op heden aan de zijde van [eisers] begroot op EUR 1.406,32, te betalen binnen acht dagen na dagtekening van dit vonnis bij gebreke waarvan [gedaagde] wettelijke rente over de te betalen proceskosten verschuldigd zal zijn met ingang van de dag dat hij in gebreke is aan deze veroordeling te voldoen tot de dag van algehele voldoening;
5.4. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.5. wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.A. Witsiers en in het openbaar uitgesproken op 1 maart 2011.